De mondiale één procent : een uiteenzetting over de transnationale heersende klasse – Peter Philips en Kimberly Soeiro

De mondiale één procent : een uiteenzetting over de transnationale heersende klasse – Peter Philips en Kimberly Soeiro

Wie behoren tot de één procent machtselite en in welke mate werken zij eendrachtig aan hun eigen belangen om winsten op te strijken, afkomstig van die andere 99 procent? We onderzoeken een steekproef van die één procent en daarbij beginnen we bij de mijnbouwsector. Deze bedrijven extraheren grondstoffen uit ons gemeenschappelijk bezit van de Aarde en maken gebruik van goedkope arbeidskrachten om hun rijkdommen te vergaren.

Daarbij gaat het om firma’s die zich bezighouden met olie, gas, en de winning van uiteenlopende mineralen. De waarde van de ontgonnen grondstoffen gaat ver uit boven de werkelijke kosten van de ontginning. We onderzoeken ook de investeringsector die tot die één procent behoort: bedrijven waarvan de voornaamste activiteit het vergaren en herinvesteren van kapitaal is. Tot deze sector behoren ook de wereldwijde centrale banken, grote geldinvesteringsmaatschappijen en andere ondernemingen zoals verzekeringsmaatschappijen waarvan de belangrijkste doelen de concentratie en de vermeerdering van geld zijn. Tenslotte analyseren we hoe mondiale netwerken van gecentraliseerde macht – de één procent elite, haar bedrijven samen met de diverse regeringen die deel uitmaken van haar strategie – een beleid manipuleren en versterken dat haar voortdurende concentratie op rijkdom en macht ondersteunt. We tonen aan hoe het militaire, industriële en media-imperium van de VS/NAVO diensten verleent aan de transnationale ondernemersklasse, ten behoeve van de bescherming van het internationale kapitaal in de wereld.

Rijkdom en Armoede

De Occupy-beweging heeft een mantra ontwikkeld die zich richt op de grote ongelijkheid op het gebied van rijkdom en macht tussen ’s werelds rijkste één procent en de rest van ons.

Terwijl de 99 procentmantra ongetwijfeld dienst doet als een motiverend instrument voor een open betrokkenheid, bestaat er weinig inzicht in wie precies tot die één procent behoren, en hoe zij er in slagen om de macht over de wereld in hun greep te houden. Hoewel er in de afgelopen vijftien jaar veel academisch onderzoek is gedaan naar de machtselite in de Verenigde Staten, is het onderzoek naar transnationale ondernemingen nog maar pas in het voorbije anderhalf decennium begonnen[1].

Tot de belangrijkste vroege werken die zijn gewijd aan de idee van een onderling met elkaar verbonden één procent binnen het wereldkapitalisme behoort het boek The Transnationaal Capitalist Class[2] uit 2001 van Leslie Sklair.

Sklair meende dat de globalisering transnationale ondernemingen (TNC’s/Trans National Corporations) tot ruimere internationale rollen aanzette, waarbij de afkomst van die bedrijven minder van belang was dan de internationale afspraken, zoals die waren ontwikkeld door de World Trade Organization en andere internationale instituten. Vanuit deze multinationale ondernemingen ontstond een transnationale klasse waarvan de banden en belangen die nog altijd verankerd waren in deze ondernemingen, in toenemende mate internationaal in omvang waren.

Volgens Sklair[3] kan de transnationale kapitalistische klasse (Transnational Captitalist Class [TCC]) analytisch worden onderverdeeld in vier hoofdgroepen: (1) eigenaren en beheerders van TNC’s en hun lokale filialen; (2) globaliserende bureaucraten en politici; (3) globaliserende professionals; en (4) consumentistische elites (handelaren en media). Het is ook belangrijk om op te merken dat de TCC en elk van haar fracties het niet altijd over elk onderwerp met elkaar eens zijn. Niettemin, het leidinggevende personeel in deze groepen vormt samen een mondiale machtselite, een dominante klasse of interne groep, in de zin dat deze verhoudingen gebruikt worden om de dominante klassenstructuren van specifieke landen te karakteriseren.

Er bestaan schattingen dat de totale rijkdom van de wereld dicht bij de 200 biljoen Amerikaanse dollars ligt, waarvan de VS en Europa ongeveer 63 in hun bezit hebben. Om tot de rijkste helft van de wereld te behoren heeft een volwassene bezittingen nodig, met aftrek van schulden, van slechts 4.000 dollar (ongeveer € 3.000, -). Een volwassene moet beschikken over meer dan 72.000 dollar om tot de top 10 procent te behoren van wereldwijde rijke mensen, en meer dan 588.000 dollar om te behoren tot de bovenste één procent. Omstreeks 2010 had de top één procent van de meest vermogende mensen tussen de 21 en 32 biljoen dollar verborgen op geheime belastingvrije bankrekeningen, verspreid over de hele wereld[4]. Tegelijkertijd bezit de armste helft van de wereldbevolking samen minder dan twee procent van de wereldwijde rijkdom[5].

De Wereldbank meldt dat 1,29 miljard mensen in 2008 in extreme armoede leefden, met minder dan 1,25 dollar per dag en 1,2 miljard mensen leefden van minder dan 2 dollar per dag[6]. De website Starvation.net [7]meldt dat minstens 35.000 mensen, overwegend jonge kinderen, elke dag van honger sterven. Het aantal sterfgevallen, zonder noodzaak, is tot boven de 300 miljoen gestegen over de voorbije 40 jaar. Alle boeren van de wereld verbouwen samen meer dan voldoende om de hele wereld naar behoren te voeden. De globale graanproductie leverde 2,3 miljard ton op in 2007, meer dan 4 procent meer dan het jaar voordien, maar miljarden mensen lijden iedere dag honger. Grain.org beschreef de wezenlijke redenen van de voortdurende honger in een recent artikel ‘Corporations Are Still Making a Killing from Hunger’: terwijl de boeren voldoende voortbrengen om de wereld te voeden, controleren de goederenspeculanten en de grote graanhandelaren, zoals Cargill, de wereldvoedselprijzen en de distributie van voedsel[8]. Het aanpakken van de macht van de wereldwijde één procent – het in beeld brengen van wie zij is, en welke doelstellingen ze nastreeft – is duidelijk een kwestie van leven en dood.

Het is ook belangrijk om de kwesties te onderzoeken hoe rijkdom gecreëerd en geconcentreerd wordt. Historisch gezien wordt rijkdom ingepikt en geconcentreerd door middel van veroveringen door diverse machtige entiteiten. Voor een historisch voorbeeld van dit proces hoeft men slechts te kijken naar de Spaanse toe-eigening van rijkdom van de imperia van de Azteken en de Inca’s in de vroege 16de eeuw. De geschiedenis van de Romeinse en Britse imperia is ook gevuld met voorbeelden van geroofde rijkdom.

Eenmaal verworven, kan rijkdom worden gebruikt om productiemiddelen te creëren, zoals de vroege Britse katoenfabrieken, die arbeidskracht exploiteerden om goederen te produceren waarvan de ruilwaarde groter was dan de kosten van de arbeid – een proces dat werd geanalyseerd door Karl Marx in Das Kapital[9]. Een mens is in staat om een product voort te brengen dat een zekere waarde heeft. Een georganiseerd bedrijf huurt arbeiders in die beneden de waarde van hun arbeidskracht worden betaald. Het resultaat is wat Marx surplus noemde, hetgeen uitgaat boven de kosten van de arbeid. Het scheppen van surplus stelt diegene die de productiemiddelen bezit, in staat om nog meer kapitaal te vergaren. Bovendien versnelt het geconcentreerde kapitaal de exploitatie van natuurlijke rijkdommen door particuliere ondernemers, ook al zijn deze natuurlijke rijkdommen feitelijk het gemeenschappelijke erfgoed van alle levende wezens[10].

De mijnbouwsector: Freeport-McMoRan

Freeport-McMoRan Copper & Gold Inc. (FCX) is ‘s werelds grootste delver van koper en goud. De onderneming controleert grote ertslagen in West-Papoea, Indonesië, en is ook werkzaam in Noord en Zuid-Amerika en Afrika. Freeport rapporteerde een omzet van 18,9 miljard dollar en een nettowinst van 4,2 miljard dollar in 2010[11].

De Grasberg-mijn in Papoea telt 23.000 werklieden met een inkomen dat lager is dan 3 dollar per uur. In september 2011 gingen arbeiders in staking voor een hoger loon en betere werkomstandigheden. Freeport had een loonsverhoging aangeboden van 22 procent. Stakers vonden dat onvoldoende. Ze vroegen een verhoging die voldeed aan de internationale standaard van 17 tot 43 dollar per uur. Het geschil over de lonen trok lokale stamleden aan, die hun eigen grieven hadden over landrechten en vervuiling. Ze waren bewapend met speren en pijlen, sloten zich aan bij de arbeiders van Freeport en blokkeerden de aanvoerwegen naar Freeport[12]. Toen de stakers een poging deden om bussen waarin vervangende arbeiders zaten, te blokkeren, doodden of verwondden veiligheidstroepen, die gefinancierd waren door Freeport, meerdere stakers.

Freeport is internationaal onder vuur gekomen vanwege betalingen aan autoriteiten ten behoeve van haar veiligheid. Sinds 1991 heeft Freeport de Indonesische regering 13 miljard dollar betaald, een van de grootste inkomensbronnen van Indonesië. Freeport draagt 1,5 procent af van het ontgonnen goud en koper. Als gevolg daarvan kan zij de Indonesische militairen en de lokale politie in hun zak steken. In oktober 2001 rapporteerde de Jakarta Globe dat Indonesische veiligheidsdiensten in West-Papoea, voornamelijk de politie, uitgebreide directe betalingen in contant van Freeport ontvingen. De Indonesische nationale politiechef Timur Pradopo gaf toe dat officieren jaarlijks dicht bij 10 miljoen dollar van Freeport ontvingen. Pradopo beschreef deze betalingen als ‘lunchgeld’. De vooraanstaande Indonesische niet-gouvernementele organisatie Imparsial schat het jaarbedrag waarvan hier sprake is, op 14 miljoen dollar[13]. Deze betalingen doen denken aan nog grotere bedragen die jarenlang door Freeport zijn gedaan aan de militaire strijdkrachten, en die, toen ze aan het licht kwamen, een Amerikaans onderzoek tot gevolg had door de US Securities and Exchange Commission naar Freeports aansprakelijkheid in verband met de US Foreign Corrupt Practices Act.

Bovendien zijn de overheidsdiensten, politie en leger vele malen gekritiseerd vanwege schending van de mensenrechten in ver weg gelegen berggebieden, waar een afscheidingsbeweging al tientallen jaren smeulende is. Amnesty International heeft tal van gevallen gedocumenteerd waarin de Indonesische politie onnodig geweld gebruikte tegen stakers en hun aanhangers. De Indonesische veiligheidstroepen vielen bijvoorbeeld een verzameling mensen aan in de hoofdstad van Papoea, Jayapura, en dat gebeurde ook bij stakende arbeiders in de Freeport-mijn in de zuidelijke hooglanden. Tenminste vijf mensen werden tijdens de aanvallen gedood en nog veel meer gewond. Hieruit blijkt een voortdurend patroon van openlijk geweld tegen vreedzaam protest. Een andere wrede en ongerechtvaardigde aanval vond plaats op 19 oktober 2011 op duizenden Papoea’s bij de uitoefening van hun recht op vergadering en hun vrijheid om te spreken. Dit resulteerde in de dood van minstens drie Papoea-burgers, het in elkaar slaan van veel mensen, en honderden werden gevangen genomen. Zes mensen werden beschuldigd van verraad[14].

Op 7 november 2011 stond in de Jakarta Globe: “Stakende werknemers, in dienst van de Freeport-McMoRan Copper & Gold vestiging in Papoea hebben hun eisen over de verhoging van hun minimumloon, verlaagd van 7,50 dollar naar 4,00 dollar per uur zei de All Indonesian Workers Union (SPSI)[15]. Virgo Solosa, een functionaris van de vakbond, zei aan de Jakarta Globe dat zij de eisen voor verhoging vanaf het (toenmalige) minimumloon van 1,50 dollar per uur als “de best mogelijke oplossing voor allen” beschouwden.

Arbeiders in Freeport’s Cerro Verde-kopermijn in Peru gingen rond dezelfde tijd ook in staking, en legden daarbij de nadruk op de vele confrontaties met Freeport op wereldschaal. De arbeiders van Cerro Verde eisten een loonsverhoging van 11 procent, terwijl de onderneming hen slechts drie procent aanbood.

De staking in Peru liep ten einde op 28 november 2011[16]. Op 14 december 2011 kondigde Freeport een regeling af die betrekking had op de Indonesische mijn, waarbij het contract met de vakbond met twee jaar werd verlengd. De arbeiders bij de Indonesische onderneming zien zich geconfronteerd met twee basislonen, die op dat moment begon bij slechts 2 dollar per uur, een loonsverhoging van 24 procent in het eerste jaar, en van 13 procent in het tweede jaar. Het akkoord voorziet ook in verbeteringen in voordelen en in een eenmalige tekenbonus die gelijk is aan drie maandlonen[17].

Tijdens beide Freeport-stakingen zette de regering stakers onder druk om akkoord te gaan. Niet alleen de binnenlandse militairen en de politie, maar ook hogere niveaus van internationale betrokkenheid waren evident. Tijdens de staking van de Papoea’s negeerde de regering van Obama de grove schending van de mensenrechten. In plaats daarvan werden de Amerikaans-Indonesische militaire banden aangehaald. De Amerikaanse minister van Defensie, Leon Panetta, die kort na aanval in Jayapura in Indonesië aankwam, leverde geen kritiek op de aanval en herbevestigde de steun van de VS aan de territoriale integriteit van Indonesië. Naar verluidt prees Panetta het optreden van Indonesië tijdens de staking[18]. Het feit dat hij de staking vermeldde, toont aan dat zelfs het hoogste machtsniveau betrokken is bij de internationaal samenwerkende één procent en hun te behalen winsten.

President Barack Obama van de VS bezocht Indonesië in november 2011 om de betrekkingen te versterken, als onderdeel van Washingtons toenemende inspanningen om de Chinese invloed in Azië en de Pacific te beperken. President Obama had net afgekondigd dat de VS en Australië beurtelings 2500 mariniers zullen leveren aan een basis in Darwin, een beslissing die ogenschijnlijk was bedoeld om de positie van de VS in de regio aan te passen aan de tijd, en om deelname aan een “gezamenlijke opleiding” met Australische militaire tegenhangers mogelijk te maken. Maar sommigen vermoeden dat de VS een verborgen agenda heeft. De Thaise krant Nation heeft gesuggereerd dat de Amerikaanse mariniers misschien wel in Darwin zijn gestationeerd om te voorzien in de beveiliging op afstand van de Amerikaanse goud- en kopermijn van Freeport in West-Papoea, op minder dan twee uur vliegen verwijderd van Darwin[19].

De publieke opinie is sterk gekant tegen de aanwezigheid van Freeport in Indonesië. Op 8 augustus 2011 rapporteerde Karishma Vaswani van de BBC dat: “de Amerikaanse mijnbouwonderneming Freeport-McMoRan van allerlei beschuldigd werd, gaande van milieuverontreiniging tot financiering van repressie tijdens de activiteiten over vier decennia in de Indonesische provincie Papoea […]. Vraag alle inwoners van Papoea in de straat wat zij denken over Freeport en zij zullen u vertellen dat de onderneming een dief is, zei Nelels Tebay, een priester van Papoea en coördinator van het Papua Peace Network.”[20]

De stakers van Freeport kregen steun van de Occupy-beweging toen activisten van Occupy in Phoenix en in Oost-Timor, samen met het Indonesian Action Network, naar het hoofdkantoor van Freeport in Phoenix, Arizona, marcheerden op 28 oktober 2011, om te protesteren tegen de politiemoorden op het terrein van de Grasbergmijn[21].

De Raad van Bestuur van Freeport-McMoRan

Bestuursvoorzitter James R. Moffett van Freeport-McMoRan (FCX) bezit meer dan vier miljoen aandelen met een koerswaarde per aandeel van ongeveer 42 dollar. Volgens het jaarverslag van FCX, gepubliceerd in juni 2011, verdiende Moffet in 2010 30,57 miljoen dollar. President van de Raad van Bestuur, Richard C. Adkerson, bezit meer dan 5,3 miljoen aandelen. Hij verdiende in 2010 ook 30,57 miljoen dollar.

Hun inkomens plaatsen hen in de hoogste regionen van ’s werelds één procent. Hun onderlinge verbondenheid met de hoogste machtsniveaus in het Witte Huis en met het Pentagon, zoals blijkt uit de speciale aandacht die aan hen wordt besteed door de minister van Defensie, en zoals ook wordt gesuggereerd door de aandacht die de Amerikaanse president aan hen besteedt, laat er geen twijfel over bestaan dat directeuren en bestuursleden van Freeport-McMoRan zich stevig hebben genesteld op de hoogste niveaus van de transnationale klasse van ondernemers.

Hieronder volgt een lijst van Freeport-McMoRan’s bestuurders en hun (huidige of voormalige) bedrijfs- of beleidsmatige verbintenissen:

  • James R. Moffet, Co-bestuursvoorzitter, president en CEO van de McMoRan Exploration Company; PT Freeport Indonesia; Madison Minerals Inc.; Horatio Alger Association of Distinguished Americans; Agrico, Inc;  Petro-Lewis Funds, Inc,; Bright Real Estate Services, LLC;  PLC-ALPC, Inc.;  FM Services Company
  • Richard C. Adkerson, voorzitter Arthur Andersen & Company; voorzitter International Council of Mining and Metals; raad van bestuur International Council on Mining and Metals; raad van bestuur International Copper Association, the Business Council, the Business Roundtable; adviesraad van het Kissinger Institute, en Madison Minerals, Inc.
  • Robert J. Allison, Jr-Andarko Petroleum Corporation, (omzet in 2010 van 11 miljard dollar); Amoco Production Company.
  • Robert A. Day – CEO van WM Keck Foundation (activa meer dan 1 miljard dollar); procureur in Costa Mesa, CA.
  • Gerald J. Ford-Hilltop Holdings Inc.; First Acceptance Corporation; Pacific Central Bancorp (jaarlijkse verkopen 13 miljard dollar),  Golden State Bancorp, Inc, (gefuseerd met de Citygroup in 2002); Rio Hondo Land @ Cattle Company (jaarlijkse verkopen 1,6 miljoen dollar); Diamond Ford, Dallas (verkopen 200 miljoen dollar); Scientific Games corporation; SWS Group, Inc.  (jaaromzet 422 miljoen dollar); American Residential Communities LLC.
  • H. Devon Graham. Jr-R. E. Smith Interests Inc. (een vermogensbeheerder, jaarinkomen 670 miljoen dollar)
  • Charles C. Krulak-president van Birmingham-Southern College, commandant van het Korps Mariniers van 1995-1999; MBNA Corporation; Union Pacific Corporation (jaaromzet 17 miljard dollar), Phelps Dodge Corporation (aangekocht door FCX in 2007).
  • Bobby Lee Lackey-CEO van McManus-Wyatt Hidalgo Produce Marketing Co.
  • Jon C. Madonna-CEO van KPMG, (professionele accountant/dienstverlener); AT&T Inc (omzet in 2011 1,4  miljard dollar).
  • Dustan E.McCoy-CEO van Brunswick Corp. (omzet 4,6 miljard dollar); Louisiana-Pacific Corp. (omzet in 2011 van 1,7 miljard dollar).
  • B.M. Rankin, Jr-vice-voorzitter van FCX;  mede-oprichter van McMoRan Oil & Gas LCC in 1969.
  • Stephen Siegele-oprichter/CEO van Advanced Delivery & Chemical Systems, Inc; Advanced Technology Solutions;  Fluorine On Call, Ltd.

De raad van bestuur van Freeport-McMoRan vertegenwoordigt een stukje van de wereldwijde één procent, die niet alleen de controle heeft over ’s werelds grootste goud- en kopermijnbouwfirma , maar die ook onderling verbonden is door lidmaatschap van raden van bestuur van meer dan twee dozijn belangrijke multinationals, banken, stichtingen en van militaire en politieke groeperingen. Deze raad van bestuur, bestaande uit 12 leden, is een dicht netwerk van personen die hecht met elkaar zijn verbonden, en die invloed hebben op  andere machtige bedrijven die ongeveer 200 miljard dollar aan jaarlijkse inkomsten onder hun hoede hebben.

Freeport-McMoRan is een voorbeeld van hoe de mijnbouwindustrie rijkdom vergaart uit onze gemeenschappelijke erfenis van natuurlijke rijkdommen door toe-eigening van het surplus dat wordt opgebracht door de arbeid van werklieden en door diefstal van onze gemeenschapsgoederen. Dit proces wordt beschermd door regeringen in landen waar Freeport mijnbouwbedrijven exploiteert en daar goede betrekkingen onderhoudt met de ultieme beschermers. Dat is het militaire imperium van de VS en de NAVO.

Voorts is Freeport-McMoRan verbonden met een van de meest elitaire transnationale kapitalistische groepen ter wereld. Meer dan zeven procent van de aandelen van Freeport is in handen van BlackRock, Inc., een belangrijk managementbedrijf voor investeringen, gevestigd in New York.

De investeringsector: BlackRock

Internationaal fungeren veel bedrijven overwegend als investeringsorganisaties die kapitaal beheren en die dat in andere maatschappijen beleggen. Deze bedrijven maken, behalve geld, geen echte producten. Ze zijn erop gericht om te voorkómen dat er inbreuk op het rendement van hun geld wordt gemaakt door de tussenkomst van belastingen, regelgeving en bestuurlijke interventies, waar ook ter wereld.

BlackRock Inc. is ’s werelds grootste managementbedrijf voor activa met meer dan 10.000 medewerkers en met investeringsteams in 27 landen. Tot het klantenpakket behoren institutionele, publieke, syndicale en industriële pensioenfondsen, regeringen, verzekeringsmaatschappijen, beleggingsfondsen van derden, schenkingen, stichtingen, caritatieve instellingen, bedrijven, officiële instellingen, vermogensfondsen van vorstenhuizen, banken, financiële professionals en particulieren, overal ter wereld. BlackRock verwierf in december 2009 Barclays Global Investors. Sinds maart 2012 beheert BlackRock een eigen vermogen van 3.680 miljard dollar, in de vorm van aandelen, vast inkomen, cash management, alternatieve beleggingen, vastgoed en adviserende strategieën[22].

Naast het bezit in Freeport-McMoRan heeft BlackRock belangrijke deelnemingen in Chevron (49 miljoen aandelen, dat is 2,5 procent), Dolman Sages (13 miljoen aandelen, 2,7 procent), Exen Mobiel (121 miljoen aandelen, 2,5 procent), Bank of America (251 miljoen aandelen, 2,4 procent), Monsanto (12 miljoen aandelen, 2,4 procent), Microsoft (185 miljoen aandelen, 2,2 procent) en in nog heel wat andere bedrijven[23].

BlackRock beheert zowel publieke als private fondsen, met inbegrip van het California Public Employees’ Retirement System, California State Teachers’ Retirement System, Freddie Mac, Boy Scouts of America, Boeing, Sears, Verizon, Raytheon, PG&E, NYC Employees’ Retirement System, Los Angeles County Employees Retirement Association, GE, Cisco en talrijke andere.

Volgens het jaarverslag van BlackRock van april 2011 bestaat de raad van bestuur uit 18 leden. Deze raad is onderverdeeld in drie gelijke groepen – klasse I, klasse II en klasse III.  Volgens het reglement treden elke jaar de leden van één van de klassen af. Leden van een klasse worden elk jaar tijdens elke jaarvergadering gekozen en oefenen hun functie drie jaar lang uit, totdat hun opvolgers zijn gekozen en gekwalificeerd. Elke klasse bestaat uit ongeveer een derde van de bestuursleden die samen de raad van bestuur vormen.

BlackRock heeft aandeelhouderovereenkomsten met Merrill Lynch & Co., Inc., dat in z’n geheel eigendom is van de Bank of America Corporation, Barclays Bank PLC en dochterondernemingen. Twee tot vier leden van de raad komen uit het management van BlackRock. Een bestuurder wordt aangewezen door Merrill Lynch; twee bestuurders die elk in een andere klasse zitten, worden aangewezen door de PNC Bank; twee bestuurders die elk in een andere klasse zitten, worden aangewezen door Barclays en de overige leden zijn onafhankelijk.

BlackRock is een van de meest geconcentreerde machtsbolwerken van de wereldwijde één procent. De 18 bestuursleden staan in verbinding met een significant deel van de kern van de meest omvangrijke financiële activa. Hun beslissingen kunnen imperia veranderen, valuta vernietigen en miljoenen mensen aan de bedelstaf brengen. Enkele van de financiële reuzen die aan de top staan van de kapitalistische wereld, staan in verbinding met BlackRock door in elkaar grijpende raden van bestuur, met inbegrip van de Bank of America, Merrill Lynch, Goldman Sachs, de PNC Bank, Barclays, Swiss Reinsurance Company Ltd, de American International Group (AIG), UBS AG, Arab Fund for Economic and Social Development, JPMorgan Chase & Co. en Morgan Stanley.

Hoe de grootste bedrijven van de wereld met elkaar verbonden zijn

Een onderzoek van de universiteit van Zürich, uitgevoerd door Stefania Vitali, James B. Glattfelder en Stefano Battiston[24],  rapporteert dat een kleine groep bedrijven – vooral bestaand uit banken – over een enorme macht beschikt over de wereldeconomie. Met behulp van gegevens van Orbis uit 2007, een gegevensbestand waarin 37 miljoen bedrijven en investeerders staan, ontwikkelden de Zwitserse onderzoekers wiskundige modellen over de wereldeconomie. Dit onderzoek is het eerste dat keek naar 43.060 transnationale ondernemingen en naar het web van eigendom tussen hen. Het onderzoek creëerde een “kaart” van 1.318 bedrijven die in het hart staan van de wereldeconomie. Het onderzoek wees uit dat 147 firma’s een superentiteit van rijkdom vormen binnen deze kaart, met een controle over ongeveer 40% van zijn rijkdom. De top 25 van de 147 intens met elkaar verbonden bedrijven zijn:

  1. Barclays PLC*
  2. Capital Group Companies Inc.
  3. FMR Corporation
  4. AXA
  5. State Street Corporation
  6. J. P. Morgan Chase & Co.*
  7. Legal & General Group PLC
  8. Vanguard Group Inc.
  9. UBS AG
  10. Merrill Lynch & Co. Inc.*
  11. Wellington Management Co. LLP
  12. Deutsche Bank AG
  13. Franklin Resources Inc.
  14. Credit Suisse Group*
  15. Walton Enterprises LLC
  16. Bank of New York Mellon Corp
  17. Natixis
  18. Goldman Sachs Group Inc.*
  19. T Rowe Price Group Inc.
  20. Legg Mason Inc.
  21. Morgan Stanley*
  22. Mitsubishi UFJ Financial Group Inc.
  23. Northern Trust Corporation

* BlackRock Bestuurders

BlackRock bestuurders hebben dus directe betrekkingen met tenminste zeven van de top-25 bedrijven die Vitali en collega’s geïdentificeerd hebben als een internationale superentiteit. Ze hebben directe relaties met zeven van de 25 meest met elkaar verknoopte ondernemingen in de wereld. De 18 bestuursleden van BlackRock controleren en beïnvloeden tientallen biljoenen dollars aan kapitaal, en ze vertegenwoordigen de kern van de sterk met elkaar verbonden bedrijven in de financiële sector. Hieronder volgt een voorbeeld van een dwarsdoorsnede van kerngetallen en bedrijfsmiddelen, behorend bij de economische superentiteit, zoals die door Vitali en collega’s in beeld zijn gebracht.

In de hoogste niveaus van de economische superentiteit gelden andere kerngetallen en verbintenissen van bedrijven.

Beursgenoteerde Capital Group Companies met een vestiging in Los Angeles beheren een biljoen dollar aan activa.

FMR, een van ’s werelds grootste beleggingsfondsen, beheert 1,5 biljoen dollar in activa van particuliere en institutionele cliënten; Edward C. (Ned) Johnson III, voorzitter en CEO.

AXA beheert 1,5 biljoen dollar in activa en heeft 101 miljoen klanten; Henri de Castries, CEO en directeur, Nestlé SA.

State Street Corporation – beheert 1,9 biljoen dollar; bestuurders zijn CEO Joseph L. Hooley en Kennet F. Burnes, gepensioneerd voorzitter en CEO van de Cabot Corporation (omzet in 2011 3,1 miljard dollar).

Vanguard (beheerd vermogen in 2011: 1,6 biljoen dollar) – bestuurders zijn: Emerson U. Fullwood, gepensioneerd VP van de Xerox Corporation; JoAnn Hefferman Heisen, gepensioneerd VP van Johnson & Johnson, Robert Wood Johson Foundation; Mark Loughridge, CFO van IBM Global Financing; Alfred M. Rankin, Jr., CEO van NACCO Industries, Inc., National Association of Manufacturers, Goodrich Corporation, en voorzitter van de Federal Reserve Bank of Cleveland.

UBS AG (620 miljard dollar aan activa in 2012) – bestuurders zijn onder meer: Michel Demaré, bestuurslid van Syngenta en de IMD Foundation (Lausanne); David Sidwell, voormalig CFO van Morgan Stanley.

Merrill Lynch Bank (Bank of America) (2,3 biljoen aan activa in 2011) – beheerders zijn Brian T. Moynihan, CEO van de Bak of America; Rosemary T. Berkery, general counsel bij de Bank of America/Merrill Lynch (voorheen Merrill Lynch & Co., Inc.), lid van de New York Stock Exchange Legal Advisory Committee, directeur van Securities Industry and Financial Markets Association; Mark A. Ellman, managing director van Credit Suisse First Boston; Dick J. Barrett, mede-oprichter van Ellmann Stoddard Capital Partners en directeur van Metlife, Citigroup Inc., UBS, The Carlyle Group, Impremedia, Verizon, Fluor Corporation, Wells Fargo & Co. en de Goldman Sachs Group.

JPMorgan Chase & Co. (activa in 2011: 2, 3 biljoen dollar) – bestuurders zijn onder meer: James A. Bell, gepensioneerd bestuurder VP van The Boeing Company; Stephen B. Burke, CEO van NBV Universal en executive VP van de Comcast Corporation; David M. Cote, CEO van Honeywell International, Inc.; Timothy P. Flynn, gepensioneerd voorzitter van KPMG International; en Lee R. Raymond, CEO buiten dienst van Exxon Mobil Corp.

De bestuurders van deze innig met elkaar verbonden bedrijven, vertegenwoordigen nog maar een klein deel van de wereldwijde één procent. De meeste mensen met een vermogen van meer dan 558.000 dollar zijn niet de grote spelers in de internationale financiële wereld. In het gunstigste geval doen zij beroep op managementbedrijven om een rendement op hun kapitaal te produceren. Hun vermogen wordt vaak gestoken in niet-financiële activa, zoals in vastgoed en bedrijven.

De transnationale ondernemersklasse en wereldwijde macht

Hoe slaagt de transnationale ondernemersklasse er in om de concentratie van rijkdom en macht te behouden? De meest vermogende één procent van de wereldbevolking vertegenwoordigt ongeveer 40 miljoen volwassenen. Deze 40 miljoen mensen behoren tot het rijkste segment van de meest vooraanstaande bevolkingsgroepen in de ontwikkelde landen en komen soms uit andere regio’s. De meesten van deze één procent hebben professionele banen met veiligheid en een vaste aanstelling, en ze werken voor, of ze zijn verbonden met, gevestigde instellingen. Ongeveer 10 miljoen van deze mensen hebben activa van meer dan 1 miljoen dollar, en ongeveer 100.000 van hen hebben een vermogen van meer dan 30 miljoen dollar. Direct onder de één procent in de eerste groep bevinden zich mensen met een goede baan bij vooraanstaande ondernemingen, de overheid, een eigen bedrijf, en bij uiteenlopende instellingen in de wereld.

De eerste groep bestaat voor 30 tot 40 procent uit werkende mensen in de ontwikkelde landen, en ongeveer 30 procent in de tweede echelon economieën en tot 20 procent in de perifere economieën (soms vermeld als de derde wereld).

De tweede laag van wereldwijde werknemers vormt een groeiend leger van tijdelijke werknemers: de wereldwijde fabrieksarbeiders, mensen die in de buitenlucht werken en dagloners die met tussenpozen werk hebben en die steeds minder steun ondervinden van overheid en maatschappelijke welzijnsorganisaties. Meestal vinden we hen geconcentreerd in megasteden. Ze behoren tot de ongeveer 30 tot 40 procent van de werknemers in de kern van de geïndustrialiseerde economieën en tot de 20 procent in de tweede echelon in de meer perifere economieën. Dit leidt tot een derde niveau van arme mensen, variërend van 30 procent van de volwassenen in de kern- en secundaire economieën, en tot 50 procent van de mensen in perifere landen die extreem beperkte mogelijkheden van inkomen hebben en die moeten vechten om te overleven met enkele dollars per dag. Dit laatste heeft betrekking op 2,5 miljard mensen die leven van minder dan 2 dollar per dag, waarvan er elke dag tienduizenden sterven door ondervoeding en aan eenvoudig te genezen ziekten, en die waarschijnlijk nog nooit in hun leven een kiestoon hebben gehoord[25].

Zoals te zien in de voorbeelden van de mijnbouwsector en de investeringssector zijn ondernemerselites met elkaar verbonden door middel van directe bestuursverbintenissen met ongeveer 70 grote multinationals, beleidsgroepen, mediaorganisaties en andere academische of non-profit instellingen. Het voorbeeld van de investeringssector laat veel meer machtige verbintenissen zien dan het voorbeeld van de mijnbouwsector. Niettemin vertegenwoordigen beide sectoren enorme netwerken van middelen die geconcentreerd zijn in de raden van bestuur van die bedrijven. De beknopte steekproef van bestuursleden en middelen bij acht andere intensief met elkaar verknoopte bedrijven laat hetzelfde patroon zien van meervoudige verbindingen tussen bedrijven onderling, tussen beleidsgroepen, media en door overheidscontrole over gigantische wereldwijde grondstoffen. Deze in elkaar grijpende relaties doen zich voor tussen de leidinggevende topfiguren van de met elkaar verbonden bedrijven in de transnationale klasse. Dit leidt tot een sterk geconcentreerd machtig netwerk van personen die een gemeenschappelijk belang hebben in het handhaven van hun elitaire overheersing.

Sociologisch onderzoek toont aan dat in elkaar grijpende raden van bestuur in de mogelijkheid zijn om politieke samenhang te vergemakkelijken. Een gevoel van collectief ‘wij’ ontstaat binnen dergelijke netwerken van macht, waarbij leden unisono denken en handelen, niet alleen voor henzelf en hun individuele bedrijven, maar omwille van een breder besef van effect – het goede van de orde, om zo te zeggen.[26]

Transnationale raden van bestuur zien elkaar regelmatig met als doel om de winstmaximalisatie en de levensvatbaarheid van hun bedrijfsplannen op lange termijn te bevorderen. Als ze ervoor zorgen dat regeringsambtenaren worden betaald, als ze handelingen ontwikkelen die de activiteiten van vakbonden ondermijnen, en als ze proberen om de prijs te manipuleren van basisproducten, (bijvoorbeeld van goud), en door zich bezig te houden met de handel in voorkennis, vormen ze daarmee samenzweerderige allianties binnen deze raden van bestuur.

De 30 bestuurders in ons voorbeeld, binnen twee met elkaar verbonden ondernemingen, hebben invloed bij enkele van de machtigste beleidsgroepen in de wereld, inclusief de British-American Business Council, de US-Japan Business Council, de Business Roundtable, de Business Council en het Kissinger Institute. Ze hebben invloed op ongeveer 10 biljoen dollar aan monetaire middelen en controleren de werkende levens van vele honderdduizenden mensen. In het geheel, vormen ze op zichzelf een machtselite, die functioneert binnen een wereld van machtselitaire netwerken, als de heersende klasse de facto van de kapitalistische wereld.

Bovendien domineert en controleert deze één procent wereldwijde elite PR-firma’s en sociale media. Wereldwijde sociale media beschermen de belangen van de één procent door zich te laten gebruiken als een propagandamachine van de superklasse. De sociale media voorzien de massa van entertainment en ze vervormen de feiten van ongelijkheid. Bedrijfsnieuws wordt beheerd door de één procent om de illusies van hoop in stand te houden, en om in moeilijke tijden de schuld af te wentelen, weg van de machtigen[27].

Vier van de dertig bestuurders in onze steekproef van twee bedrijven zijn direct verbonden met public relations en media. Thomas H. O’Brien en Ivan G. Seidenberg zitten beiden in de raad van bestuur van Verizon Communications waarvan Seidenberg voorzitter is. Verizon meldde meer dan 110 miljard dollar aan bedrijfsopbrengsten in 2011[28]. David H. Komansky en Linda Gosden zitten in de raad van bestuur van de WPP Group, die zichzelf omschrijft als de wereldleider in de marketing van communicatiediensten, met een brutowinst van meer dan 65 miljard dollar in 2011. WPP is een conglomeraat van veel leidende public relations- en marketingbedrijven ter wereld, in domeinen bevattend publiciteit, beheer van investeringen in media, consumentenvoorstellingen, merknamen en identiteit, communicatie in gezondheidszorg, directe digitale promotie en relationele marketing[29].

 

De Transnationale Superklasse

Nog dieper in de één procent van de vermogende elite zit verscholen wat David Rothkopf de superklasse noemt. David Rothkopf, voormalig gedelegeerd bestuurder van Kissinger Associates en plaatsvervangend staatssecretaris van betrekkingen voor internationale handelspolitiek, publiceerde in 2008 zijn boek Superclass: The Global Power Elite and the World They Are Making[30].Volgens Rothkopf bestaat de superklasse uit ongeveer 0,0001 procent van de wereldbevolking en telt 6.000 tot 7.000 mensen (sommigen zeggen 6.660). Het zijn mensen aanwezig in Davos, zich verplaatsend met privéstraalvliegtuigen, met geld ‘bezet’ en verbonden met megabedrijven. Het zijn de beleidsbepalende elites van de wereld en ze bevinden zich in het bovenste puntje van de mondiale machtspiramide. Van hen is 94 procent man, overwegend blank, en meestal Noord-Amerikaan of Europeaan. Zij stellen de agenda’s op bij de Trilaterale Commissie, de Bilderberg Groep, de G-8, G-20, de NAVO, de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie. Ze horen bij de hoogste niveaus van het financieringskapitaal, de transnationale bedrijven, de overheid, het leger, universiteiten, niet-gouvernementele organisaties, geestelijke leiders en andere schaduwelites. Tot de schaduwelites behoren, bijvoorbeeld, nationale veiligheidsorganisaties en hun diepgaande banden met internationale drugskartels, die jaarlijks zorgen voor 8.000 ton opium uit Amerikaanse oorlogsgebieden, om vervolgens 500 miljard dollar wit te wassen via transnationale banken, waarvan de helft Amerikaans[31].

Rothkopf’s begrip van de superklasse is gebaseerd op invloed en macht. Hoewel er meer dan duizend miljardairs zijn in de wereld, behoren die niet allemaal tot de superklasse als het gaat om invloed op internationaal beleid. Toch hebben deze duizend miljardairs tweemaal zoveel rijkdom als de 2,5 miljard armste mensen samen. Ze zijn zich volledig bewust van de enorme ongelijkheden in de wereld. Deze miljardairs en de wereldwijde één percent zijn gelijkaardig aan de koloniale eigenaars van plantages. Ze weten dat ze een kleine minderheid met enorme bezittingen en macht vormen, maar toch moeten zij zich voortdurend zorgen maken over de woest geëxploiteerde massa’s die in rebellie komen. Als gevolg van deze klasse-onzekerkeden werkt de superklasse hard om deze structuren van geconcentreerde rijkdom te beschermen.

NAVO: Superklasse Veiligheid

Bescherming van het kapitaal is de belangrijkste reden waarom NAVO-landen nu instaan voor 85 procent van de wereldwijde uitgaven aan defensie-inspanningen. Amerika geeft hiervoor meer uit dan de rest van de landen samen[32]. De vrees voor rebellie wegens ongelijkheden en andere vormen van onrust bepalen de wereldwijde agenda van de NAVO in de oorlog tegen het terrorisme[33].

De verklaring van de NAVO-top van Chicago in 2012 bevat het volgende: “Als Alliantie-leiders hebben we beslist om te zorgen dat de NAVO de mogelijkheden behoudt en ontwikkelt die noodzakelijk zijn voor haar essentiële kerntaken van collectieve verdediging, crisisbeheer en coöperatieve veiligheid – en daarbij een wezenlijke rol spelend om veiligheid in de wereld te promoten. We moeten deze verantwoordelijkheid opnemen terwijl we te doen hebben met een acute financiële crisis en een antwoord geven op zich ontwikkelende geostrategische uitdagingen. De NAVO laat ons toe om een grotere veiligheid te bewerkstelligen dan iedere bondgenoot zou kunnen bereiken als hij alleen zou handelen.

We bevestigen het voortdurende belang van een hechte trans-Atlantische band en Alliantie-solidariteit evenals de betekenis van het delen van verantwoordelijkheden, rollen en risico’s teneinde de uitdagingen te beantwoorden die de Noord-Amerikaanse en Europese bondgenoten samen onder ogen zien […]. We hebben vol vertrouwen voor ons het doel van de NAVO STRIJDKRACHTEN 2020 gesteld: moderne en stevig verbonden legers die uitgerust, getraind, geoefend en geleid zijn opdat zij kunnen optreden tezamen en met partners in iedere (toegevoegd accent) omgeving.[34]   

De NAVO ontwikkelt zich snel als de politiemacht voor de transnationale bedrijfslevenklasse. Toen de TCC meer tot ontwikkeling kwam in de jaren 80, wat samenviel met de ineenstorting van de Sovjetunie, begon de NAVO bredere operaties in te zetten. Eerst waagde ze het om de Balkan binnen te dringen, waar ze bleef. Vervolgens viel ze Afghanistan binnen. De NAVO begon in 2005 aan een trainingmissie in Irak en voerde operaties uit in Libië. Sinds juli 2012 wordt militaire actie in Syrië overwogen.

Het is duidelijk geworden dat de superklasse de NAVO gebruikt voor haar eigen wereldwijde veiligheid. Dit maakt overal in de wereld deel uit van een zich uitbreidende strategie van Amerikaanse militaire overheersing, waarbij het VS-NAVO militair-industrieel-media-imperium optreedt in het belang van de transnationale ondernemersklasse voor de bescherming van industrieel kapitaal, waar ook ter wereld[35].

Sociologen William Robinson en Jerry Harris voorzagen deze situatie in 2000, toen ze die beschreven als “een verschuiving van de sociale welvaartsstaat naar een sociale controle (politie)staat, met daarin op grote schaal een dramatische uitbreiding van publieke en private veiligheidsdiensten, het massaal opzij zetten van uitgesloten bevolkingsgroepen, (onevenredige minderheden), nieuwe vormen van sociale apartheid … en anti-immigranten wetgeving[36]. Hun theorie voorspelde nauwkeurig de agenda van de huidige wereldwijde superklasse, inclusief:

– president Obama’s voortzetting van de politiestaatagenda’s van zijn voorgangers, George W. Bush, Bill Clinton en George H. W. Bush;

– de wereldwijde langetermijnagenda van dominantie van de superklasse die de VS/NAVO strijdkrachten gebruikt om weerspannige staten te ontmoedigen en interne politierepressie te handhaven, in dienst van het gedisciplineerde behoud van het kapitalistisch systeem;

– de versterking van kapitaal, overal in de wereld, zonder ingrijpen van regeringen of van  sociale bewegingen die gelijkheid voorstaan[37].

Daar komt nog bij dat deze agenda leidt tot de verdere verpaupering van de toch al armste helft van de wereldbevolking, en tot een niet aflatende neerwaartse spiraal van de lonen van iedereen in het tweede echelon, en zelfs enigszins van mensen in het eerste echelon[38]. Het is een wereld die wordt geconfronteerd met een economische crisis, waarin het de neoliberale oplossing is om minder geld uit te geven aan menselijke behoeften en meer geld aan veiligheid[39]. Het is een wereld waarin de financiële instituten amok maken, waarin het antwoord op faillissement het drukken van meer bankbiljetten is. Deze kwantitatieve versoepeling met biljoenen levert slechts nieuwe inflatieproducerende dollars op. Het is een wereld die permanent in staat van oorlog verkeert, waarbij de uitgaven voor vernietiging groter zijn dan de uitgaven om te herbouwen – een cyclus waarvan de TCC en het bijbehorende wereldwijde netwerk van economische machten profiteert. Het is een wereld waarin mensen worden gedood met behulp van drones, buitengerechtelijke moorden, dood en vernietiging, in binnen- en buitenland.

Andrew Kollin schrijft in State Power and Democracy: “Er is een Orwelliaanse dimensie in het perspectief van de regering (Bush en later Obama), zij koos ervoor de wet te veronachtzamen en in de plaats daarvan decreten te creëren om illegale acties te legitimeren, zichzelf de toelating gevend om te handelen zonder enige schijn van machtsdeling zoals vereist door de grondwet of internationaal recht.’[40]

En in Globalization and the Demolition of Society schrijft Dennis Loo: “Het eindresultaat, de fundamentele verdeling van onze samenleving, is tussen enerzijds diegenen wier belangen liggen in de dominantie en het streven naar monopolisering van rijkdom van de samenleving en de planeet, en anderzijds diegenen wier belangen liggen in de omgang met deze rijkdom voor het welzijn van het geheel eerder dan voor het deel ervan.”[41]

Totale Sociale Controle

De Occupy-beweging gebruikt de mantra ‘Één procent versus negenennegentig procent” als een leidend concept in hun demonstraties, ordeverstoringen en uitdagingen aan de praktijken van de transnationale ondernemersklasse. Daarin speelt de wereldwijde superklasse een sleutelrol bij het implementeren van een agenda van de superelite voor permanente oorlogvoering en voor algehele sociale controle. Occupy is precies wat de superklasse het meeste vreest: een democratische beweging op wereldschaal die de agenda van de TCC onthult, evenals het steeds maar voortdurende theater van verkiezingen van regeringen waarin de acteurs misschien veranderen, maar het theater zelf ongewijzigd blijft. Hoe meer Occupy weigert om mee te werken aan de agenda van de TCC en activisten mobiliseert, hoe groter de kans dat het hele TCC-systeem van overheersing op de knieën wordt gedwongen en ondergeschikt wordt aan de macht van mensen van democratische bewegingen.

Peter Philips en Kimberly Soeiro

Peter Phillips is hoogleraar sociologie aan de Sonoma State University. Zijn onderzoek spitst zich vooral toe op onderwerpen uit de politieke sociologie en de mediasociologie. In 2009 ontving hij de Dallas Smythe Award vanwege de Union for Democratic Communications omwille van zijn significante bijdrage aan de studie en praktijk van democratische communicatie. Hij is president van de Media Freedom Foundation/Project Censored. Peter Philips publiceert regelmatig artikelen in kranten en op de websites van Global Research en Project Censored. Tot zijn belangrijke boekpublicaties behoort Project Censored Guide to Independent Media and Activism (2003).

Kimberly Soeiro is student sociologie aan de Sonoma State University en activist.

 

Vertaling uit het Engels: Hansjelle Dijkstra en Paul Haerden

 

 


 


[1] Voor een meer wetenschappelijke achtergrond over dit onderwerp moeten de volgende werken gelezen worden: C. Wright Mills, The Power Elite, New York, Oxford University Press, 1956; G. Willian Domhoff, Who Rules America 6th edition, Boston, McGraw Hill Higher Education, 2009; William Carroll, The Making of a Transnational Capitalist Class, Zed Books, 2010.

[2] Leslie Sklair, The Transnational Capitalist Class, Oxford, UK: Blackwell, 2001

[3] Leslie Sklair, “The Transnational Capitalist Class And The Discourse Of Globalization,” Cambridge Review of International Affairs, 2000, www.theglobalsite.ac.uk/press/012sklair.htm

[4] Tax Havens: Super-rich hiding at least $21 trillion, BBC News, July 22, 2012, www.bbc.co.uk/news/business-18944097

[5] Tyler Durgen, A Detailed Look At Global Wealth Distribution, 10/11/10, www.zerohedge.com/article/detailed-look-global-wealth-distribution

[6] World Bank Sees Progress Against Extreme Poverty, But Flags Vulnerabilities,” World Bank, Press Release No. 2012/297/Dec., February 29, 2012, web.worldbank.org/WBSITE/EXTERNAL/NEWS/0,,contentMDK:23130032~pagePK:64257043~piPK:437376~theSitePK:4607,00.html

[7] Mark Ellis, The Three Top Sins of the Universe, www.starvation.net

[8] ‘Corporations are Still Making a Killing from Hunger’ April 2009, Grain, www.grain.org/article/entries/716-corporations-are-still-making-a-killing-from-hunger

[9] Over de extractie van meerwaarde uit arbeid, zie Karl Marx, Capital, Vol. 3, New York and London: Penguin, 1991[1894].

[10] Zie bijvoorbeeld: Paul Burkett, Marx and Nature: A Red and Green Perspective, New York: St. Martins, 1999, hoofdstuk 6; voor bijkomende informatie over de Fair Share of the Common Heritage zie:  www.fairsharecommonheritage.org

[11] Freeport-McMoRan Copper and Gold, Notice of Annual Meeting of Stockholders, June 15, 2011, document April 28, 2001, www.ecocumentview.com/FCX_MTG

[12] “Freeport Indonesia Miners, Tribesmen Defend Road Blockades,” Reuters Africa, November 4, 2011, af.reuters.com/article/metalsNews/idAFL4E7M410020111104

[13] ‘Police Admit to Receiving Freeport ‘Lunch Money’, Frank Arnaz, Jakarta Globe, October 28, 2011, www.thejakartaglobe.com/news/police-admit-to-receiving-freeport-lunch-money/474747

[14]‘Indonesia must investigate mine strike protest killing’, Amnesty International News, October 10, 2011, http://www.amnesty.org/en/news-and-updates/indonesia-must-investigate-mine-strike-protest-killing-2011-10-10; West Papua Report, November 2011, www.etan.org/issues/wpapua/2011/1111wpap.htm

[15] Camelia Pasandaran, “Striking Freeport Employees Lower Wage Increase Demands,” Jakarta Globe, | November 7, 2011, www.thejakartaglobe.com/business/striking-freeport-employees-lower-wage-increase-demands/476800

[16] Alex Emery, “Freeport Cerro Verde, Workers Sign Three-Year Labor Accord,” Bloomberg News, December 22, 2011, mobile.bloomberg.com/news/2011-12-22/freeport-cerro-verde-peru-workers-sign-three-year-labor-accord

[17] Eric Bellman and Tess Stynes, “Freeport-McMoRan Says Pact Ends Indonesia Strike,” Wall Street Journal, December 14, 2011, online.wsj.com/article/SB10001424052970203893404577098222935896112.html

[18] John Pakage, “When there is no guarantee of the security of life for the people of Papau,” West Papua Media Alerts, March 1, 2012, westpapuamedia.info/tag/freeport-McMoRan

[19] “Reasons to go the Darwin,” The Nation (Thailand), November 30, 2011, www.nationmultimedia.com/opinion/Reasons-to-go-to-Darwin-30170893.html

[20]  Karishma Vaswani, ‘US Firm Freeport Struggles to Escape Its Past in Papua’ BBC News, Jakarta, www.bbc.co.uk/news/world-asia-pacific-14417718

[21] Phoenix Arizona, October 28, 2011, Youtube report: www.youtube.com/watch?v=CvJxy2GvOHE

[22] BlackRock About Us: www2.blackrock.com/global/home/AboutUs/index.htm

[23] Gegevens voor deze sectie zijn ontleend aan  StreetInsider.com

[24]  Stefania Vitali, James B. Glattfelder, and Stefano Battiston, “The Network of Global Corporate Control,” PLOS ONE, October 26, 2011, www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0025995

 

[25] Gegevens voor deze sectie zijn ontleend aan StreetInsider.com

[26] Val Burris, ‘Interlocking Directorates and Political Cohesion Among Corporate Elites’ in American Journal of Sociology 3, no. 1 (July 2005).

[27] Peter Phillips and Mickey Huff, Truth Emergency: Inside the Military-Industrial Media Empire, New York: Seven Stories Press, 2009, 197–220.

[28] Verizon Financials 2012, www22.verizon.com/investor Hoovers describes Verizon as, “the #2 US telecom services provider overall after AT&T, but it holds the top spot in wireless services ahead of rival AT&T Mobility.” Hoovers Inc. www.hoovers.com/company/Verizon_Communications_Inc/rfrski-1.html

[29] WPP: www.wpp.com/wpp/about/wppataglance

[30] David Rothkopf, SuperClass: the Global Power Elite and the World They are Making , New York: Farrar, Straus, and Giroux, 2008.

[31] Peter Dale Scott, American War Machine, Deep Politics, the CIA Global Drug Connection, and the Road to Afghanistan, Lanham, MD: Rowman & Littlefield Publishers, 2010. Zie ook: Censored Story #22, ‘Wachovia Bank Laundered Money for Latin American Drug Cartels’ in hoofdstuk 1.

[32] David Rothkopf, ‘Superclass, Public Address: Carnegie Endowment for International Peace’, April 9, 2008.

[33] NATO: Defence Against Terrorism Programme, www.nato.int/cps/en/SID-EBFFE857-6607109D/natolive/topics_50313.htm?selectedLocale=en

[34] NATO, Summit Declaration on Defence Capabilities: Toward NATO Forces 2020, May 20, 2012, www.nato.int/cps/en/SID-1CE3D0B6-393C986D/natolive/official_texts_87594.htm

[35] Voor een uitgebreide analyse van de geschiedenis van de globale dominantie van de VSA, zie: Peter Phillips, Bridget Thornton en  Celeste Vogler, ‘The Global Dominance Group: 9/11 Pre-Warnings & Election Irregularities in Context’, May 2, 2010, www.projectcensored.org/top-stories/articles/the-global-dominance-group en  Peter Phillips, Bridget Thornton, and Lew Brown, The Global Dominance Group and U.S. Corporate Media, Censored 2007, New York: Seven Stories, 2006, p. 307–333.

[36] William Robinson and Jerry Harris, ‘Towards a Global Ruling Class? Globalization and the Transnational Capitalist Class’, in  Science and Society 64, no. 1 (Spring 2000).

[37] John Pilger, The New Rulers of the World, New York: Verso, 2003.

[38] Michel Chossudovsky and Andrew Gavin Marshall (Eds), The Global Economic Crisis, Montréal: Global Research Publishers, 2010.

[39] Dennis Loo, Globalization and the Demolition of Society, Glendale, CA: Larkmead Press, 2011.

[40] Andrew Kollin, State Power and Democracy,  New York: Palgrave MacMillan, 2011, p.141

[41] Zie noot 39.