Het is tijd voor een innerlijke klimaatverandering

Het is tijd voor een innerlijke klimaatverandering

Annick de Witt is werkzaam bij Stichting wAarde, een denktank binnen de natuur- en milieubeweging in Nederland. Zij heeft uitgebreid onderzoek verricht naar de relatie tussen spirituele waardeoriëntaties en milieuverantwoordelijkheid. Meer info op www.waarde.nl

Onderstaande bijdrage van haar verscheen op 27 juli in NRC Handelsblad.

We moeten ons wereldbeeld kantelen: het is tijd voor een innerlijke klimaatverandering

Achter het broeikaseffect schuilt een rationeel wereldbeeld waarin weinig plaats is voor zingeving en persoonlijke groei. Daarom is de zorg over warme winters en te vroege zomers een uitgelezen kans om dat wereldbeeld te kantelen. Niet ‘weg met de ratio’ maar ‘de ratio voorbij’.

Hoewel de milieubeweging al decennia hamert op de risico’s van klimaatverandering, is dat gevaar opeens óók tot het bewustzijn van de massa doorgedrongen. Plotseling is het klimaat hot. Dat deze omslag in het denken zó snel zou gaan, had geen trendwatcher voorzien. Maar er zijn wel een paar verklaringen. Denk aan de naadloze timing van de documentaire van Al Gore (An Inconvenient Truth): de ‘ongemakkelijke waarheid’ uit de film hebben we direct en lijfelijk in onze eigen omgeving ervaren, eerst met het nagenoeg ontbreken van de winter, vervolgens met het veel te vroeg intreden van de zomer. Daarnaast trekt de economie aan, en een opwaartse conjunctuurbeweging gaat doorgaans gepaard met toenemende aandacht voor milieuvraagstukken. Bovendien worden we opnieuw geconfronteerd met de onbetrouwbaarheid en politieke gevoeligheid van onze huidige energiebronnen. Deze klimaathype heeft een koerswijziging op energiegebied mogelijk gemaakt die tegen de tendens van de afgelopen jaren indruist. Dit maakt duidelijk hoe cruciaal het collectieve bewustzijn is: zolang de kritieke massa klimaatverandering niet als prangend probleem ervaart, is er geen draagvlak voor het werken aan een oplossing.

Die oplossing wordt overigens door het gros van de Nederlanders in nieuwe technologie gezocht. Maar tegen dit technologisch optimisme valt heel wat in te brengen. Nieuwe technologie komt niet uit de lucht vallen; voor ontwikkeling en implementatie is naast creativiteit bovenal politieke betrokkenheid en dus maatschappelijk draagvlak nodig. Daarnaast blijkt steeds weer dat technologische vernieuwingen vaak ingehaald worden door andere (demografische, economische, culturele) ontwikkelingen. Auto’s zijn zuiniger geworden, maar we zijn ook meer en grotere auto’s gaan rijden. En als er straks écht zuinige auto’s zijn, gaat de consument die dan massaal aanschaffen? Zal hij een kleine auto kopen als dat niet bij zijn status past?

Het huidige klimaatdebat beperkt zich doorgaans tot nieuwe technologie en duurzame energie, met af en toe een uitstapje naar gedragsverandering en bestuur. Hoe belangrijk deze elementen ook zijn, effectief klimaatbeleid vraagt bovenal om een innerlijke klimaatverandering, een transformatie van het collectieve bewustzijn. Als we willen dat de huidige opwinding over klimaatverandering niet een hype blijft, die net zo makkelijk wegwaait als dat hij aan kwam waaien, dienen we dieper in onszelf te graven, en te verstaan wat deze crisis over onszelf, onze relatie tot de wereld en onze levenswijze vertelt.

Rationeel-wetenschappelijk wereldbeeld

In het gangbare (en steeds vaker aangeklaagde) rationeel-wetenschappelijke wereldbeeld heeft alleen dat wat empirisch waarneembaar en zintuiglijk tastbaar is, werkelijke geldigheid. Interne fenomenen worden gereduceerd tot hun externe equivalenten: bewustzijn wordt beschouwd als een bijproduct van de hersenen en de ervaring van liefde wordt toegeschreven aan chemische processen.

Deze materialistische werkelijkheidsvisie geeft een diepgaand inzicht in de fysieke kant van de wereld, maar neigt er tegelijkertijd naar de wereld te devalueren tot een object, een consumptiegoed, een instrument. De natuur is niet alleen ‘waarde-vrij’, maar ook ‘waarde-loos’. Zo kenmerkt dit wereldbeeld zich door een fundamentele scheiding tussen mens en natuur, geest en lichaam, subject en object. In een wereld waar materie de ultieme werkelijkheid is, is alles fundamenteel van elkaar gescheiden: fysieke grenzen zijn onoverbrugbaar. De mens als rationeel wezen komt lijnrecht tegenover de irrationele natuur te staan – niet alleen de natuur om hem heen, maar ook de natuur in hemzelf.

Dat dit wereldbeeld verband houdt met de klimaatproblematiek, behoeft geen betoog. Een wereldbeeld dat elke innerlijkheid ontkent, kan niet anders dan een extreem ‘veruiterlijkte’ cultuur opleveren. Vanuit een dergelijk materialistische levensovertuiging kan de zoektocht naar geluk niet op heel veel andere plaatsen dan in het winkelcentrum ondernomen worden. En het is juist deze hardnekkige consumptiecultuur die doorgaans lastig in overeenstemming te brengen is met verantwoord milieugedrag en -beleid.

Dit wereldbeeld wordt soms gezien als een ‘geloof’ omdat het, net als conventionele religie, de belofte van geluk, en zelfs van een soort verlossing, in zich draagt. Er gaat een ideologie achter schuil, die een krachtig appèl doet op fundamentele, menselijke behoeften, verlangens en overtuigingen. Dit wereldbeeld wordt dan ook vaak beschouwd als de belangrijkste barrière voor een overgang naar een duurzame samenleving.

Wijziging van deze diepgewortelde, vaak onbewuste overtuigingen en denkbeelden is niet makkelijk. Metafysische omwentelingen – dat wil zeggen transformaties van het wereldbeeld dat de massa aanhangt en dat daarmee bepalend is voor de economie, de politiek en de zeden en gewoonten van een samenleving – zijn zeldzaam in de geschiedenis van de mensheid. Dergelijke omwentelingen nemen vaak een aantal eeuwen in beslag en roepen extreem veel maatschappelijke weerstand op. Bij de overgang van het aristotelisch-christelijke naar het rationeel-wetenschappelijke wereldbeeld bijvoorbeeld, hebben voorlopers en wegbereiders hun visionaire kwaliteiten soms met de dood moeten bekopen. Denk aan wetenschappers als Galilei, Copernicus, Kepler en Bruno, die met hun heliocentrische standpunten als ketters werden beschouwd.

Wereldbeelden zijn geneigd zich ongeremd tot in hun uiterste consequenties te ontwikkelen. Het enige dat hen van koers kan doen wijzigen is een wereldbeeld dat overtuigend superieur is; een nieuw model dat wél een antwoord heeft op de uitdagingen van de tijd en vergeleken waarmee het oude model achterhaald is. Een wereldbeeld moet dus eigenlijk ingehaald worden door het drama van zijn tijd. En in zekere zin is dit precies wat er nu aan het gebeuren is.

Spirituele nomaden

Onze laatmoderne samenleving knalt in vele opzichten uit de voegen van dit materialistische wereldbeeld. Op veel fronten kondigt zich een verschuiving aan. Kijk naar de zoektocht naar levenskwaliteit en zingeving, naar betekenis en diepgang, naar persoonlijke groei en authenticiteit – veel Nederlanders zijn ‘spirituele nomaden’ geworden, schrijft het Sociaal en Cultureel Planbureau. We laven ons in de loop van ons leven aan diverse bronnen, van meditatiecursus tot Matthäuspassion. Want het westerse model, met zijn overdadige materiële welvaart en eindeloze keuzemogelijkheden, heeft de existentiële vragen van het individu niet kunnen beantwoorden, noch de sociale samenhang kunnen creëren waaraan in elke samenleving behoefte bestaat. Ook in het nieuwe regeerakkoord staat het: „Welvaart is nog geen welzijn. Sociale zekerheid is nog geen sociale samenhang.”

De antwoorden worden vaak gezocht in de sfeer van de persoonlijke groei, zingeving en spiritualiteit. Daarbij is het nuttig het onderscheid over te nemen dat de Amerikaanse filosoof Ken Wilber maakt tussen ‘prerationele’ en ‘postrationele’ vormen van spiritualiteit.

De eerste vorm van spiritualiteit wordt gekenmerkt door magische en mythische denkbeelden en romantische idealisaties. De postrationele variant verwijst juist naar de ontwikkeling van vermogens die in ontwikkelingspsychologisch opzicht voorbij het rationele denken liggen, maar daar wel op voortbouwen.

Deze tweede vorm van spiritualiteit is een logische stap in de menselijke ontwikkelingsgang, waarbij het individu er naar streeft een volgende laag in zijn menselijke vermogens aan te boren – bijvoorbeeld een werkelijke innerlijke rust, een vermogen tot creatief en integraal denken, waarachtige empathie en medemenselijkheid, authenticiteit en integriteit.

Mits de rede redelijk genoeg is om haar eigen beperkingen te erkennen, is deze spiritualiteit dus geenszins contra rationem, in strijd met de rede. Integendeel. Het intellectueel verhelderen en talig articuleren van dit domein is cruciaal om het tot ontwikkeling te kunnen laten komen. Want, om met Wittgenstein te spreken, „de grenzen van mijn taal duiden de grenzen van mijn wereld aan.” Bovendien is dit gebied al duister en vaag genoeg van zichzelf en dus niet gebaat bij zweverigheid.

Het gaat hier niet om een marginale onderstroom. Kijk bijvoorbeeld naar voormalig kabinetsinformateur Herman Wijffels. Hij is een lichtend voorbeeld van iemand die een dergelijke postrationele spiritualiteit voorstaat en lijkt één van de koplopers te zijn in een bredere beweging. In de cultuur als geheel zien we ontwikkelingen die appelleren aan andere werkelijkheidsopvattingen en een andere mensvisie. In de wetenschap worden de grenzen van de positivistische wetenschapsopvatting in toenemende mate beklaagd en overtreden. In de filosofie staan de aloude levensthema’s weer op de agenda en beleeft de levenskunst een ware hausse. In het bedrijfsleven worden praktijken als meditatie en persoonlijke groei geïntegreerd, omdat zij een bijdrage kunnen leveren aan de creativiteit van de werknemers, en dus aan de productiviteit van het bedrijf. Er is een economie in opkomst waar de belangrijkste ‘grondstof’ niet langer land of kapitaal is, maar de mens zelf: zijn arbeid, netwerk, kennis, creativiteit en denkkracht.

Toch is spiritualiteit vaak negatief beladen. Velen denken erbij aan zweverigheid, irrationaliteit en regressie – de prerationele variant. Dat is wel te begrijpen. De samenleving hééft ook slechte ervaringen met mensen die beweren uit de naam van God te spreken en daar op schaamteloze wijze misbruik van maken. De beeldvorming rondom spiritualiteit is getraumatiseerd door ‘goeroes’ die met hun volgelingen het bed in doken, en door dolende individuen die de emotionele grillen van hun ‘innerlijke kind’ belangrijker vonden dan de grenzen van een ander. Voor veel overtuigde atheïsten lijkt het een terugkeer naar iets waar we ons juist met veel pijn en moeite van ontworsteld hebben. Maar de zoektocht van de spirituele nomaden laat zien dat onze ideeën over spiritualiteit aan een ‘update’ toe zijn. Het begrip lijkt de meeste kinderziektes overwonnen te hebben en zoekt nu haar vorm in de volwassen wereld.

Uitgangspunt van een dergelijke postrationele spiritualiteit is dat het spirituele of ‘goddelijke’ zich manifesteert in, door en als het leven zelf. Het is dus niet beperkt tot een hiernamaals of een schepper die buiten zijn eigen creatie staat. Evolutie en creatie zijn geen elkaar uitsluitende begrippen, maar eerder twee kanten van dezelfde medaille: evolutie is een continu proces van creatie, en creatie vindt plaats door middel van evolutie. Alles is bezield, en het verschil tussen mens en natuur is eerder gradueel dan absoluut van aard. De mens is een ‘co-creator’, een levenskunstenaar, die – mits getraind, ontwikkeld, gecultiveerd – hogere vermogens en een groter potentieel in zich draagt dan we meestal voor mogelijk houden.

Dit potentieel brengt zowel een rijk scala aan mogelijkheden als aanzienlijke verantwoordelijkheden met zich mee. De hele wereld, de natuur, het leven, herwint hiermee haar waarde en betekenis. En deze levensopvatting gaat doorgaans gepaard met een groot gevoel van milieuverantwoordelijkheid – van cruciaal belang voor klimaatbeleid in al zijn facetten.

Bijna iedereen heeft wel eens toegang tot deze dimensie (gehad), in gelukzalige momenten, wellicht op een juist beklommen bergtop een prachtig landschap overziend, de liefde bedrijvend met onze meest dierbare of met heel ons wezen genietend van kunst of muziek. Opeens voelen we ons licht en vreugdevol, zijn we open en ruimhartig naar de mensen om ons heen of denken we helderder. Ons leven vult zich met een gevoel van zin en betekenis. Het beste in ons wordt wakker. Kwaliteiten waar we in het dagelijks leven maar mondjesmaat toegang toe hebben komen ineens aan de oppervlakte. Vaak zijn het ook intensief-zintuiglijke ervaringen: de verbondenheid met ons eigen lichaam, de ander of de wereld voelt juist heel natuurlijk, alsof de grenzen even oplossen of poreus worden. En hoe opmerkelijk en misschien uitzonderlijk dergelijke momenten ook zijn, het gekke is juist dat we ons meer onszelf voelen. Alles voelt spontaner en directer: we zijn in overeenstemming met onze eigen natuur. Voor sommigen geven dit soort momenten de doorslag om andere keuzes in het leven te gaan maken, bijvoorbeeld om zich met hart en ziel te gaan wijden aan zaken die zij werkelijk belangrijk achten. In die zin dragen deze ‘peak’, ‘flow’, ‘top’ of ‘sublieme’ ervaringen bij aan de persoonlijke waardeontwikkeling.

Wetenschap en waarheid

In de omwenteling van het christelijke naar het wetenschappelijke wereldbeeld verzette de kerk zich hevig tegen de nieuwe inzichten en hun implicaties. Nu is het vooral de wetenschappelijke wereld die zich afzet tegen verschuiving van het paradigma, het overheersende denkkader. Zij is, met haar ‘vetorecht’ op waarheid, de nieuwe kerk geworden. Het postmodernisme – met zijn verabsoluteerde relativiteit – is van dit wereldbeeld de uiterste consequentie.

Juist nu we de materiële wereld met zo veel intelligentie en precisie in kaart hebben gebracht, openbaart zich een kennistekort van fundamenteel andere aard. Er is honger naar subjectieve kennis, naar ervaring en beleving. Er is behoefte aan begrip van het innerlijk universum van het individu. Er wordt gedebatteerd over waarden en normen. En steeds meer mensen houden zich bezig met vormen van innerlijke ontwikkeling.

Tweederde van de Nederlanders ‘bidt’ bijvoorbeeld, zo blijkt uit recent onderzoek. Dit bidden betreft vaak niet het traditionele aanroepen van God, maar is meer een vorm van meditatieve zelfbespiegeling, een psychotechniek ter herstel van het innerlijk evenwicht.

Echter, die innerlijke belevingswereld is niet te begrijpen, beschrijven en ‘bewijzen’ binnen de kaders van de bestaande positivistische wetenschapsopvattingen. De verstandigste wetenschappers onderkennen dan ook dat er naast de rationeel-wetenschappelijke kenwijze andere legitieme kenwijzen bestaan, waarvan de kunst en de filosofie doorgaans als de belangrijksten worden gezien. Naast het zien, de wereld van de objectieve waarneming en het afstandelijke hoofd, bestaat er ook het zijn, de wereld van de subjectieve beleving en het voelende hart. Maar de door deze laatste kenwijze geopenbaarde wereld wordt doorgaans strikt gescheiden van de langs natuurwetenschappelijke weg gekende wereld.

Dit resulteert in de absurde situatie dat er naast twee primaire kenwijzen ook twee verschillende werkelijkheden lijken te zijn. Dit verscheurt niet alleen de wereld maar ook onszelf: de mens als kennend subject en de mens als object dat gekend wordt zijn in twee ogenschijnlijk onverenigbare wetenschapsgebieden terechtgekomen.

Voor de wetenschapsfilosofie ligt hier een gigantisch vraagstuk. Stel je voor dat het nieuwe paradigma en de ervaringen van talloze individuen een kern van waarheid bevatten: dat een spirituele of innerlijke dimensie al het leven op aarde doordringt. Omdat deze aanwezigheid niet empirisch te meten dan wel rationeel hard te maken is, glipt deze dimensie door de mazen van het net van de wetenschappelijke waarheidsclaims. We kunnen op basis van de huidige spelregels wel een uitspraak doen over hoe mensen deze dimensie (menen te) ervaren, maar kunnen daarmee niks zeggen over de werkelijkheid zelf. Objectieve kennis is empirisch-rationeel; subjectieve kennis een sociaal-psychologisch construct. Echter, zolang we die innerlijke wereld – die velen van ons op onze betere momenten in alle helderheid ervaren – niet als ‘werkelijk’ erkennen, hoe kunnen we dan verwachten dat mensen zich oriënteren op of ontwikkelen in dit domein? Hoe kunnen we hun dan verwijten dat ze hun heil zoeken in zielloze consumptie en oppervlakkig materialisme, in lege uiterlijkheid en hol hedonisme?

En let wel: het is juist prachtig om van het leven te genieten, en in de materiële wereld huist een diepe schoonheid. Maar dit geluk of genot raakt uitgehold als we deze innerlijke belevingswereld geen werkelijkheidswaarde toekennen, haar ontkennen in plaats van haar cultiveren – want uiteindelijk is dit de enige plek waar we liefde kunnen beleven, waarde kunnen voelen, mededogen kunnen opbrengen, écht contact met ons zelf, met anderen of met de natuur kunnen maken en vreugde en geluk kunnen ervaren.

Dit roept de vraag op hoe we deze innerlijke belevingswereld objectief kunnen bestuderen zonder haar te objectiveren. Hoe kunnen we op waarheidsgetrouwe wijze het zijn tot een bron voor het zien maken? En hoe kan het zien ons helpen meer toegang tot het zijn te krijgen? Zolang we krampachtig vasthouden aan het door onszelf geconstrueerde plafond op onze werkelijkheid – ons het zicht ontnemend op de prachtige sterrenhemel boven ons – kan het nieuwe wereldbeeld, en daarmee de nieuwe wereld, niet volledig tot wording komen.

Klimaatverandering als ‘blessing in disguise’?

Een metafysische omwenteling is een pijnlijk, moeizaam en uitermate traag proces. Een beetje externe dwang om de maatschappelijke weerstand die dit proces oproept te kunnen overwinnen, komt dan ook goed van pas. Klimaatverandering – het drama van deze tijd – kan hierin wel eens een sleutelrol gaan spelen en zich, in alle ellende en bedreigingen, ontpoppen tot een blessing in disguise. Dit omdat het ons, in zijn alomtegenwoordigheid en onontkoombaarheid, noodzaakt tot die radicale omwenteling in denken en doen. Respect voor de natuur, voor alle innerlijke en uiterlijke rijkdom die ons gegeven is, kan ons blijkbaar alleen met zeer harde hand worden bijgebracht. Klimaatverandering helpt zo hopelijk de geschiedenis een hardhandig handje en stuwt de mensheid voort in die complexe maar dankbare ontwikkeling van het volwassen worden, van het volledig tot wasdom komen.

Al Gore schreef het al in 1992 in zijn boek Earth in the Balance: „Hoe dieper ik zoek naar de wortels van onze globale milieucrisis, hoe meer ik er van overtuigd raak dat het een uiterlijke manifestatie van een innerlijke crisis is, die, bij gebrek aan een beter woord, spiritueel is.”