Lijnen doorheen de wereld – Karl Simons

Lijnen doorheen de wereld – Karl Simons

Een lijntje meer of minder

Elke lijn die in zand wordt getrokken creëert meteen een onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’. Het eenvoudig trekken van de lijn zorgt ervoor dat er twee groepen ontstaan, zij aan deze en zij aan gene kant van de lijn.

We trekken lijnen omheen landen, omheen provincies of departementen, omheen steden en dorpen, omheen velden, bossen, bebouwde of onbebouwde percelen. De hele aarde wordt doorsneden door dergelijke lijnen.

Grenzen zitten ook en vooral in onze hoofden. Ons menselijke brein trekt imaginaire, maar daarom niet minder reële, lijnen doorheen de werkelijkheid. Socialisten, liberalen, christendemocraten. Christenen, moslims, atheïsten. Rijken, middenklasse, armen. Mooie mensen, lelijke mensen. De lijst is eindeloos lang en groepen kunnen in aantallen variëren van een handvol tot miljarden individuen. Elk wordt van de ander gescheiden door een imaginaire grenslijn.

De lijnen tussen ons en de anderen creëren de termen waarmee wij onszelf definiëren en hoe onze groep de anderen omschrijft.

Met andere woorden: de grenslijnen, fysieke en imaginaire, vormen de grondslag van mijn identiteit en de identiteit van de ‘anderen’ om mij heen. De identiteit wordt zowel gevormd door ‘positieve kwaliteiten’ die zouden behoren tot mijn eigen groep, als door mij ‘negatief’ te definiëren als anders dan de andere.

De menselijke identiteit wordt geconstrueerd door middel van grenzen. Wat mij als individu uniek maakt, distantieert mij tegelijk van alle anderen om mij heen. Wat de groep identificeert waartoe ik behoor, onderscheidt de groep weer van andere groepen.

De mens lijkt van ‘nature’ op deze wijze te functioneren. De grenzen die van ‘nature’ lijken te ontstaan, zijn te allen tijde ook van historische en dus voorbijgaande aard, zelfs wanneer de grenzen in steen zijn opgetrokken en oninneembaar lijken. De beroemde Muur van Hadrianus die ooit in Brittannië de Romeinse wereld moest verdedigen tegen de barbaarse Picten is nu een toeristische trekpleister. De Muur vormt al lang geen grenslijn meer en niemand met enig verstand zal nog beweren dat de inwoners van Schotland achter een hoge muur moeten worden gestopt. Ooit dacht men daar anders over en werden gigantische middelen in de Muur geïnvesteerd. Het kan verkeren.

Grenzen creëren begeerte en conflict

De andere, door iemand anders te zijn, creëert mee mijn identiteit. De andere creëert tegelijk ook begeerte. Een mens wil worden wat de andere is. Een kleine jongen wil worden wat zijn vader is. Een puber wil het leven van een beroemde voetbalspeler.

De begeerte de grenzen die in onze hoofden bestaan over te steken, vormt de grondslag voor de menselijke evolutie. We spiegelen ons aan een rolmodel dat we ons willen eigen maken. Dat kan alleen door de grens over te steken en de ander na te doen.

Grenzen vormen met andere woorden de grond van ons mens-zijn en ons streven. De rivaliteit die ermee gepaard gaat draagt ook de kiem in zich voor het conflict. Men kan de wens hebben een grens te willen oversteken die geacht wordt onoverbrugbaar te zijn of de andere die men wil nadoen kan zich bedreigd voelen. De grens creëert dus meteen ook competitie, rivaliteit, conflict. De Muur van Hadrianus werd, kan men veronderstellen, een idée fixe voor de Picten aan de overzijde. De Muur werd symbool van alles wat de Picten niet hadden maar wel wensten te bezitten. Op een dag hield de Muur geen stand.

De menselijke geschiedenis leest als een lang verhaal vol conflicten over grenslijnen. De ene wil de grenslijn behouden, de andere wil ze doorbreken. Naarmate we onze huidige tijd bereiken worden die conflicten steeds groter van omvang. Er is dermate veel geïnvesteerd in technologie en middelen om conflicten uit te vechten, dat conflicten dermate zwaar kunnen wegen op gemeenschappen dat ze dreigen eraan ten onder te gaan.

Ontsnappen aan grenzen via de Verlichting

Het is dan ook niet verwonderlijk dat ernstige pogingen zijn ondernomen om aan het grensdenken te ontsnappen. Een lange traditie, die in onze tijd de Verlichting wordt genoemd, tracht de homo politicus, de mens als politiek dier, uit de context van conflict uitlokkende grenzen te halen. Deze traditie gaat op zoek naar wat mensen verbindt op een ‘universeel’ niveau. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Franse Revolutie, die een einde trachtte te maken aan zoveel grenzen die doorheen Frankrijk liepen, meteen de Verklaring van de Rechten van de Mens en van de Burger in het leven riep (1789). Tot de dag van de Verklaring werden rechten bepaald door sociale, economische en politieke grenzen. De dag van de Verklaring werd iedere Franse onderdaan een Burger en elke Burger was gelijk aan de andere. Meer zelfs, de tekst breidt zich uitdrukkelijk ook uit tot de ‘mens’, dus ongeacht of deze persoon zich binnen of buiten de Franse natie bevond.

Er is een directe lijn tussen de Franse Verklaring van de Rechten van de Mens en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948), een nieuwe poging te ontsnappen aan het grensdenken dat in de 20e eeuw zeer zware offers heeft geëist. De samenwerking tussen Europese staten die leidde tot de Europese Unie is opnieuw gegrond in het bloedvergieten dat ook de Universele Verklaring het levenslicht deed zien.

De Verlichting en haar poging de mens te zien binnen een verbindend universeel kader eerder dan binnen een kader van verdelende grenzen, vindt haar wortels in een terecht en menselijk gevoel van verontwaardiging over het effect van de werking van grenzen.

De blinde vlek binnen de Verlichtingstraditie

Het zou verwondering kunnen wekken dat ondanks de tragedies van de 20e eeuw het grensdenken nog altijd onverminderd bloeit. Niet zo wanneer we vertrekken vanuit de premissen die hoger al zijn geformuleerd. De mens schraagt zijn menselijke identiteit op grenzen zoals een huis geschraagd is door fundamenten.

Het Westen heeft een rijke traditie van utopische geschriften, waar de notie van grenzen (van militaire, politieke, religieuze, economische aard) en hoe die grenzen te overstijgen een essentiële rol spelen. Deze geschriften vertrekken vanuit een poging te ontsnappen aan de vele conflicten van de eigen tijd, en schilderen als alternatief een maatschappij die als een universeel geldend model moet dienen. Ondanks de nobele doelstellingen van deze auteurs (Plato, Thomas More, Campanella, Bacon …) blijkt hun oplossing vaak kil. In zijn meest extreme consequenties presenteert het boek 1984 van George Orwell zich als de doodsteek van de utopische denkwereld. Om de utopie te kunnen creëren verdwijnt alle menselijkheid uit de wereld.

De stroming van het nationalisme neemt deze vaststelling ook als reden om de vele en belangrijke verwezenlijkingen van de Verlichting te ondermijnen: het is een kil model waar mensen ontmenselijkt worden.

We zijn vreemd genoeg in een paradox belandt: ons mens-zijn heeft grenzen nodig, maar grenzen creëren begeerte en conflict. Trachten we een einde te maken aan de grenzen, dan vervallen we tot een samenleving die haar eigen burgers ontmenselijkt.

Een deconstructie van de grens

De oplossing kan liggen in een deconstructie van de grens. De notie ‘deconstructie’ doet letterlijk wat ze zegt: we bouwen en breken tegelijk af en geen van beide heeft een overwicht op de andere. Deconstructie is bij uitstek een voorbeeld van een filosofische of kritische houding.

De deconstructie van de grens beschrijft wat we zien wanneer we grenzen en hun werking bekijken. We zien hoe een grens wordt getrokken. Het trekken van de grens creëert een verschil tussen twee groepen, waar voorheen dit verschil niet bestond en er dus ook niet toe deed. Doordat beide groepen plots een verschil zien, ontstaat er competitie en conflict, waar dit voordien niet bestond. We zien ook hoe elke grens per definitie historisch is. Er waren tijden dat de grens niet bestond, er komen nadien tijden dat de grens in de geschiedenis verdwijnt. Een grens is met andere woorden relatief en niet absoluut.

De grens bepaalt je identiteit en de identiteit van de wereld om ons heen, maar tegelijk creëert elke grens de begeerte om de grens over te steken. Net zoals een spel intrinsiek de mogelijkheid creëert om te winnen of te verliezen, zo creëert de grens tegelijk de mogelijkheid de grens over te steken. Een grens vraagt te worden overgestoken, het maakt deel uit van de definitie van de grens. De enige grens die werkelijk onaantastbaar is, is een grens die niet gedacht kan worden.

Er zijn in het Westen drie belangrijke tradities wanneer het over grenzen gaat: de eerste ziet grenzen als onaantastbaar en absoluut (nationalisme), een tweede wil als reactie op de conflicten volledig aan grensdenken ontsnappen (utopisme), een derde traditie aanvaardt het bestaan van grenzen als een fundament van de menselijke identiteit, maar omschrijft die grenzen ook als menselijk en dus constructen die een relatieve waarde hebben.

Deze laatste traditie kende een grote bloei in de renaissance, en bracht mensen voort als Erasmus, Rabelais en Montaigne. Zij zijn geen revolutionairen, zij zijn ook grote tegenstanders om grensdiscussies met geweld op te lossen. Bovenal hadden zij de kracht van de lach ontdekt, als instrument om grenzen te ontmaskeren als menselijke en dus historische constructies.

Een mooi voorbeeld kan ik de lezer niet onthouden. Het komt uit de indrukwekkende Essais van Montaigne. In zijn tijd trok de machtige katholieke clerus een grens tussen zichzelf en de leken, ondermeer door het dragen van een statige en rijke kledij. Montaigne had op zich geen probleem dat deze grens bestond, maar riep de bisschop op niet naar toilet te gaan met zijn mijter op het hoofd. Een kakkende bisschop in vol ornaat, het zou toen en ook vandaag nog steeds op de lachspieren werken. Het is dit lachsalvo dat de bisschop van Montaigne ontmaskert, juist omdat deze gezagsdrager de relativiteit van zijn eigen grens niet meer (h)erkent. Het is ook om die reden dat de humor de bisschop opzoekt en hem met zijn eigen menselijkheid en relativiteit confronteert.

En wat nu?

De 20e eeuw toonde hoe een nationalistisch discours met strikte en absolute grenzen zichzelf vastrijdt in haat en geweld. Tegelijk zien we dat een verhaal dat alle grenzen wil overstijgen, een verhaal wordt dat dreigt de mens te ontmenselijken. Het is een verhaal dat maar in beperkte mate aanslaat. De laatste jaren zien we dan ook overal om ons heen nieuwe en oude nationalistische bewegingen de kop opsteken.

Het wordt misschien tijd dat we ons realiseren dat het trekken van een grens mee de menselijke identiteit construeert, maar dat we de grens niet mogen beschouwen als een hoge stenen muur zonder poorten, welk immers een waanbeeld is. Geen enkele muur is poort-loos. Een muur ‘creëert’ de stad die achter de muren ligt, maar de muur bestaat maar bij gratie van veel poorten, waar doorheen dagelijks veel mensen de stad binnen- en buitenwandelen. Ondertussen zijn die muren overigens bijna overal gesloopt, behoudens enkele uitzonderingen zodat toeristen op verbrokkelende stenen kunnen wandelen en mooie foto’s kunnen nemen.

Grenzen die verschillen construeren groeien overal om ons heen. Wie echter teveel waarde hecht aan de onaantastbaarheid van zijn stadsmuren en meent dat de muur een daadwerkelijk verschil toont tussen goede mensen (binnen de muren) en slechte mensen (buiten de muren), verdient het gelach waarop Montaigne zijn bisschop vergaste toen die vergat dat we op het toilet allemaal hetzelfde zijn. Het is een wijze les. Noch een bisschopsmijter noch een grens maakt ons een beter mens.

Karl Simons

Karl Simons studeerde filosofie aan de Katholieke Universiteit Leuven en is werkzaam bij de federale overheid in de context van organisatieontwikkeling. Sedert januari 2013 is hij voor de partij Sp.a raadslid in de districtsraad van Antwerpen-Ekeren.