Manifest

Manifest

Aardewerk-Manifest voor een Radicale Ommekeer

Een woord vooraf

Aardewerk is een beweging, die vanuit de inspiratie van radicaal-ecologische ideeën aan maatschappelijke, culturele en persoonlijke verandering wil werken. Als dusdanig sluit Aardewerk zich aan bij het dissidente bewustzijn in vele maatschappelijke bewegingen en bij het wereldwijde verzet tegen natuurvernietiging, tegen uitsluiting, uitbuiting en sociale onrechtvaardigheid, tegen geweld en oorlog, en tegen zinledig consumentisme. Aardewerk schaart zich achter het ‘neen’ als verzetsmiddel, en wil samenwerken en samen strijden met andersglobalisten en basisbewegingen in noord en zuid voor een andere samenleving en een biofiele cultuur. Zij zoekt naar alternatieve visies op het samenleven en naar wegen uit de ecologische crisis.

Aardewerk is wars van elk dogmatisme. Niemand, ook Aardewerk niet, heeft de waarheid in pacht. In het kader van de huidige ernstige sociaal-ecologische crisis wil Aardewerk echter wel vanuit een grote bezorgdheid haar visie op deze crisis in dit manifest onder woorden brengen. Een radicale visie weliswaar op de oorzaken en de ernst van de crisis, die dan ook niet anders kan dan uitmonden in ernstige veranderingsstrategieën.

Onze tijdsgeest is fel gekant tegen dé waarheid. Niet alleen omdat de wereld te onoverzichtelijk en complex is om dé waarheid te kennen, maar vooral omdat zoiets als een objectieve, algemeen geldige en universele waarheid niet bestaat. Al ons kennen, zo wordt gesteld, is relatief in een historische, culturele en sociale context. Het is een interpretatie of constructie, die bewust of onbewust, bepaald wordt door subjectieve belangen en voorkeuren. Wie beweert dé waarheid te kennen, is een potentieel gevaarlijke fundamentalist, die in naam van deze waarheid bereid is om diegenen te onderdrukken, die een ander denkbeeld aanhangen. Tot daar enkele postmoderne denkbeelden.

Aardewerk neemt vanuit een houding van principiële geweldloosheid nadrukkelijk afstand van elke vorm van denken dat anderen door geweld, dwang en onderdrukking tot dé waarheid wil bekeren. Aardewerk verzet zich echter eveneens tegen een populaire vorm van postmodernisme, waarin er geen werkelijkheid meer zou bestaan, maar slechts interpretaties. De werkelijkheid vervluchtigt hierin en daarmee levert dit soort postmodern relativisme ons in naam van het anti-totalitarisme uit aan de heerschappij van kapitalistische wereldmarkt en neoliberale ideologie.

Dat er verschillende mens- en natuurbeelden bestaan, dat er verschillende opvattingen bestaan over de aard, omvang en oorzaken van de eco-sociale crisis en dat er uiteenlopende visies bestaan over de uitwegen uit deze crisis, kan niet betekenen dat de opwarming van het klimaat, de vernietiging van de biodiversiteit, de kloof tussen arm en rijk, dat oorlog en geweld, terroristische aanslagen en de antwoorden daarop of de economische concurrentiedwang geen harde en wrede feitelijke werkelijkheid zijn. Aardewerk wil deze werkelijkheid onder ogen zien en niet postmodernistisch verdoezelen.

Ethiek

Rechtvaardigheid, solidariteit, verbondenheid, eerbied voor het leven en daaruit voortvloeiend geweldloosheid vormen de ethische grondslag waarop de visie van Aardewerk stoelt. Als de mens al bijzonder is tegenover de andere wezens op aarde, dan is het omwille van zijn vermogen tot inleving en medeleven, tot solidariteit en bewuste zelfbeperking en niet omwille van zijn vermogen tot uitbuiting, onderdrukking en door zijn onverzadigbaarheid. De levende aarde, de planten, dieren, bossen, rivieren, bergen en zeeën hebben niet slechts waarde in functie van hun nut voor ons mensen, ze zijn meer dan grondstoffen en afvalputten voor de industriële productiemachine. De meer-dan-menselijke wereld heeft haar eigen betekenis en waarde, die wij dienen te respecteren en in stand te houden.

De afgrond nabij

De mensheid en het leven op aarde bevinden zich letterlijk in een dood-lopende straat, een straat die uitloopt op de dood. Als er binnen afzienbare termijn geen fundamentele trendbreuk komt en de menselijke soort niet een andere weg inslaat, dreigt er een ecologisch rampscenario, dat elke vorm van hoger ontwikkeld leven op onze planeet, dat van de menselijke soort inbegrepen, kan vernietigen.

Mens en natuur hebben geen leefbare toekomst als er straks tien miljard mensen de levensfilosofie van productivisme en consumentisme aanhangen. De aarde kan ons zo niet langer verdragen. Wij moeten voor alles ophouden met het verdringen en ontkennen van deze elementaire waarheid. Als wij de aarde willen bewaren, als wij haar fundamentele regelingsmechanismen niet verder willen verstoren, als wij ruimte willen laten voor een rijke en verscheiden natuur, voor wilde natuur en voor de voortgang van de natuurlijke evolutie, dan moet de menselijke druk en het beslag dat wij op de natuur leggen, moet het verbruik van natuurlijke rijkdommen en de productie van afval drastisch verminderen. Het zijn de rijke en welvarende landen die het leeuwendeel van het natuurverbruik voor hun rekening nemen. Zij moeten dan ook de doorstroom van natuur door hun economie met ten minste negentig percent verminderen.

De efficiëntie van ons natuurverbruik in de productie van goederen en diensten kan zeker aanzienlijk worden verhoogd, maar er zijn grenzen aan de mogelijkheid om met steeds minder natuurstoffen steeds grotere hoeveelheden producten te maken. De wondertechnologieën, die het Westerse niveau van materiële rijkdom en welvaart zullen kunnen veralgemenen en tot in het oneindige verder laten groeien zonder massieve en onomkeerbare ontwrichting van de ecologische kringlopen en evenwichten en zonder grootschalige vernietiging van de biodiversiteit, zullen nooit bestaan. Er zijn ook grenzen aan de mogelijkheid om natuurstoffen en vitale functies van de natuur door technische artefacten en processen te vervangen. Wij moeten daarom elke hoop laten varen om het zich toespitsende conflict tussen menselijke economie en ecologie alleen door de uitvinding en ontwikkeling van nieuwe technologieën te kunnen beslechten. De ingenieurs zullen de wereld niet kunnen redden, hoe belangrijk hun bijdrage ook zal zijn bij het tot stand brengen van een ecologisch duurzame samenleving.

Ondanks de recente opflakkering van het ecologische crisisbewustzijn in verband met de klimaatverandering en de opwarming van de aarde, tonen haast alle voorgestelde maatregelen en het hele openbare discours over oplossingen voor de klimaatcrisis dat er nog onvoldoende besef is dat spaarlampen, een betere isolatie van onze huizen, de drie-liter-auto of de betwiste biobrandstoffen de dreigende of zich feitelijk al voltrekkende ecologische ineenstorting niet zullen kunnen voorkomen. Terwijl de politiek en de publieke opinie focussen op de klimaatverandering, verdwijnen wereldwijd de regenwouden, verzilten de grote rivieren, erodeert de vruchtbare grond, raken de grondwaterreserves uitgeput, worden de zeeën leeggevist, sterven planten- en diersoorten massaal uit, kortom voltrekt zich een dramatische verschraling, ontwrichting en ineenstorting van de ecologie.

De alarmerende boodschap van de milieurapporten en boeken over de ecologische crisis uit de jaren zestig en zeventig van een naderende aanvaring tussen de menselijke groei-economie en de grenzen van de draagkracht van de natuur werden door de economische en politieke machthebbers en beleidsvoerders meer dan dertig jaar lang ontkend, gerelativeerd, zelfs geridiculiseerd en in het beste geval beantwoord met een goedbedoeld milieubeleid, dat zich als realistisch en pragmatisch voordeed. Met als gevolg dat wij meer dan dertig jaar later moeten vaststellen dat de boodschap van toen niets van haar actualiteit verloren heeft. Integendeel, wij staan nog dichter bij de afgrond.

De balans van tweehonderd jaar industrieel kapitalisme

De directe oorzaak van de ecologische overlevingscrisis is de explosieve groei van het menselijke huishouden gedurende de voorbije tweehonderd jaar, zowel wat het aantal mensen als wat de omvang van het gebruik en verbruik van natuurstoffen, waaronder grond voor land- en stedenbouw, betreft. De druk van het menselijke huishouden op de natuur overschrijdt sinds de jaren tachtig definitief de draagkracht van het natuurlijke milieu. De menselijke economie in haar geheel bevindt zich wat de ecologie betreft sindsdien in het stadium van een roofbouw-economie.

In de geschiedenis heeft de ondergang van beschavingen als gevolg van de uitputting en vernietiging van hun natuurlijk milieu zich al herhaaldelijk voorgedaan. Het wezenlijke verschil met onze huidige situatie bestaat er echter in dat, hoe machtig deze beschavingen ook zijn geweest, hun uitbreiding en invloedssfeer en daarmee ook de gevolgen van hun ineenstorting geografisch beperkt waren. Wij leven thans echter voor het eerst in de menselijke geschiedenis in een planetaire beschaving die met haar groei-obsessie de draagkracht van het ecosysteem aarde heeft overschreden.

De explosieve groei in de doorstroom van natuur door het menselijk huishouden gedurende de voorbije tweehonderd jaar en in het bijzonder gedurende de laatste vijftig jaar is het gevolg van de industriële revolutie en het ontstaan van het industriële kapitalisme. Industriële productie wordt gekenmerkt door het gebruik van machines, die niet meer door menselijke en dierlijke energie worden aangedreven. De ontdekking en het gebruik van fossiele brandstoffen, eerst kolen, later olie is de energetische grondslag waarop de grote industriële productiemachine kon worden opgebouwd en waarop deze tot vandaag stoelt. De samenwerking tussen moderne wetenschap en daarop stoelende industriële technologie, kapitalisme en het gebruik van fossiele brandstoffen hebben het industriële productiesysteem gevormd, dat zich vanuit Europa en Noord-Amerika over de hele wereld heeft verspreid. Dit systeem wordt voortgestuwd door een voordien ongekende ontwikkelingsdynamiek en een systeeminherente groei- en expansiedwang. De structurele kenmerken van het kapitalisme zoals het privé-eigendom van de productiemiddelen, het winststreven en de marktconcurrentie leiden tot de dwang om de productie bestendig uit te breiden en de arbeidsproductiviteit te verhogen om daarmee de productiekosten te kunnen verlagen. Dankzij de energetische grondslag van de fossiele brandstoffen en de wetenschappelijk-technische ontwikkeling kon de productiviteit van mens en natuur spectaculair worden verhoogd. Dit maakte zowel een explosieve bevolkingsgroei van ongeveer één miljard mensen aan het begin van de industriële revolutie rond 1800 tot 6,5 miljard mensen vandaag mogelijk, alsook een productiegroei die deze bevolkingsgroei nog overtrof. Voor deze groei-explosie werd echter een hoge prijs betaald, zowel op menselijk als op ecologisch vlak. De grote industriële productiemachine kent geen mededogen met mens en natuur, zij onderwerpt alles en iedereen aan de behoeften van haar systeem, mens en natuur worden tot grondstoffen (“natural” en “human resources”) en productiefactoren herleid. Uitbuiting, uitputting en uiteindelijk uitstoot zijn het aan deze productiefactoren toebedeelde lot in het fossiel-industriële kapitalisme. De strijd om grondstoffen en afzetgebieden, de onderdrukking en uitbuiting, de enorme rijkdoms- en welvaartsverschillen en de culturele ontwrichting die met dit productiesysteem zijn verbonden, hebben in de voorbije tweehonderd jaren tot talloze bloedige conflicten en tot de meest verschrikkelijke oorlogen in de menselijke geschiedenis geleid.

Hoewel de moderniteit de afgelopen eeuwen in de rijke landen ook een aantal voordelen heeft gebracht b.v. in de vorm van betere geneeskunde door hygiëne, antibiotica en chirurgie, en meer gelijkheid en democratische rechten, verhoging van comfort en bestaanszekerheid in de vorm van sociale voorzieningen, die werden bevochten door sociale bewegingen, en dit vooral in de rijke delen van de wereld, gebeurde dit alles eerder ondanks dan dankzij het industriële kapitalisme.

Dit industrieel kapitalisme heeft ons veelal omgevormd tot passieve consumenten, die niet langer vat hebben op hun eigen leven en levensonderhoud en hun eigen samenleving, maar die overgeleverd zijn aan wat het systeem hen wil verkopen, aan “de economie van het nooit genoeg”, met een psychische- en zingevingscrisis en een spirituele leegte tot gevolg.

De industriële verbrandingseconomie heeft dus geenszins het aardse paradijs van algeheel welzijn en geluk voortgebracht of ook maar dichterbij gebracht. Ondanks alle “vooruitgang” is de balans zwaar negatief. Het industriële tijdperk is zonder meer één van de meest gruwelijke periodes in de hele menselijke geschiedenis. Woorden schieten tekort om de ellende en het lijden te beschrijven dat talloze mensen, de voorbije tweehonderd jaar werd aangedaan door oorlogen, genociden, uitbuiting en onderdrukking, honger en gebrek, dikwijls in naam van bevrijding en vooruitgang. Reken daarbij het leed van de slachtoffers van de zogenaamde beschavingsziektes zoals hart- en vaataandoeningen, kanker, suikerziekte en obesitas, en van de psychische gevolgen van het moderne leven, van stress en onveiligheid, van eenzaamheid, uitzichtloosheid en zinledigheid.

Systeemcrisis

Aan de horizon verschijnt thans een systeemcrisis van het fossiel-industriële kapitalisme. Deze economie botst hoe langer hoe meer op de grenzen van de ecologische draagkracht van onze planeet, zowel op het vlak van de beschikbaarheid van fossiele brandstoffen als op het vlak van de gevolgen van het industriële vuurwerk voor het klimaat. Ondertussen kan niemand meer ontkennen dat het klimaat opwarmt en dat dit dramatische gevolgen zal hebben voor mens en milieu. Veel wijst er ook op dat het moment dichtbij is waarop de hoeveelheid beschikbare olie zal beginnen te dalen (“peakoil”). Een vervanging voor olie, zowel wat de transport-, verwerkings- en gebruiksmogelijkheden alsook wat de prijs ervan betreft, is niet in zicht. Als fossiele brandstoffen schaars en steeds duurder worden, een proces dat al bezig is, zal dit verstrekkende gevolgen hebben o.a. op het vlak van verkeer en van landbouw- en voedselproductie.

Het fossiel-industriële kapitalisme komt niet slechts onder druk te staan door de opwarming van het klimaat en de afbrokkeling van zijn energetische basis, maar ook door een zich toespitsende crisis van het kapitalisme zelf. De overaccumulatie van kapitaal als gevolg van de sterke verhoging van de productiviteit door de nieuwe technologieën en de dalende winstmogelijkheden in de reële economie hebben een gigantische uitbreiding van het financiële kapitaal en van de financiële speculatie voortgebracht. De reële economie is afhankelijk geworden van fictief kapitaal. Aangedreven door de winstverwachtingen in de financiële sector wordt de economische concurrentiestrijd om grondstoffen, afzetmarkten en jobs steeds harder. De kloof tussen rijk en arm groeit, de economische onveiligheid en marginalisering breiden uit met ernstige sociaalpsychologische en maatschappelijke gevolgen.

Wat zou moeten gebeuren

De ecologische, economische en sociale problemen, waarmee de mensheid thans wordt geconfronteerd, hebben een dergelijke omvang aangenomen dat van een algehele bestaanscrisis van de menselijke en van de meer-dan-menselijke wereld moet worden gesproken. In de nabije toekomst zal een aanzienlijk deel van de wereldbevolking in de slums van stedelijke agglomeraties leven of op de vlucht zijn voor honger, uitzichtloze armoede en oorlog. Van de onschatbare rijkdom van de niet-menselijke wereld, die tijdens miljoenen jaren is ontstaan en waarvan het overgrote gedeelte al geslachtofferd is op het altaar van de vooruitgang, kunnen de schamele resten straks de inzet worden van een overlevingsstrijd om grond, water, voedsel en grondstoffen.

Wat zou moeten gebeuren om een catastrofale ineenstorting te voorkomen, is sinds decennia geweten. Het menselijke huishouden moet tenminste even hard krimpen als het nu nog steeds groeit: krimpende materiële productie en consumptie in plaats van verdere economische groei, en bevolkingskrimp in plaats van bevolkingsgroei.

Bevolkingskrimp veronderstelt minder mensen die minder beslag leggen op de natuur. Geboortebeperking is een bijzonder gevoelige en complexe materie die een omzichtige benadering vereist. Het voortplantingsgedrag wordt door verschillende culturele, economische, sociale en ideologische factoren bepaald. Dwangmaatregelen die met deze factoren geen rekening houden, zijn niet slechts inhumaan maar hebben bovendien weinig effectief. Uit onderzoek blijkt dat een hogere graad van duurzaamheid in de samenleving leidt tot minder bevolkingsaanwas. Een krimp van de wereldbevolking zal slechts op lange termijn kunnen gerealiseerd worden. Onderzoek naar humane wegen daartoe verdienen de hoogste prioriteit. Intussen mag de dreigende vergrijzing niet aangegrepen worden om voor een hernieuwde groei van de bevolking in de rijke landen te pleiten.

Krimpende materiële productie en consumptie in plaats van verdere economische groei is noodzakelijk. De enorme kloof tussen arm en rijk moet worden gedicht in een krimpende materiële economie, wat een omvattende herverdeling van de beschikbare materiële rijkdom veronderstelt. Hoe evident deze “oplossing” ook lijkt, er rijzen onmiddellijk talloze bedenkingen en objecties, die er allemaal op neerkomen dat demografische en economische krimp ondenkbaar en onmogelijk geacht worden. Na dit te hebben geconstateerd, klampt men zich terug vast aan de ijdele hoop van de “efficiëntie-revolutie” door nieuwe technologieën om ons uit de impasse te redden.

Als wij ervan uitgaan dat wat haalbaar is geen oplossing biedt voor de eco-sociale bestaanscrisis, en dat wat een oplossing biedt niet haalbaar is, moeten we ons dan neerleggen bij de voortschrijdende ecologische vernietiging en sociale ontwrichting? Moeten wij de strijd om een andere en leefbare wereld staken en ons overgeven aan wanhoop en cynisme, ontkenning en nihilisme?

Realistisch gezien moeten wij ervan uitgaan dat een ernstige systeemcrash niet meer kan worden vermeden. Deze crash zal niet noodzakelijk de vorm van een plotse ineenstorting, maar eerder van een versneld aftakelings- en ontwrichtingsproces aannemen: groeiende destabilisering van ecologische evenwichten en kringlopen, groeiende schaarste aan grond, voedsel, water en grondstoffen, verdere achteruitgang van de biodiversiteit, sociaal en cultureel verval, woekerend geweld in de vorm van suïcidaal gedrag, criminaliteit, uitbuiting, terrorisme en oorlog. In feite bevinden wij ons thans midden in dit alomvattende vervalsproces. Wanneer zal dit algemeen doordringen tot het publieke bewustzijn? Hoe lang zullen de politieke en economische elites tegen beter weten in blijven beweren dat er geen reden is tot ongerustheid?

Voorwaarden voor een reddend handelen

Een reddend handelen veronderstelt de moed om de waarheid over onszelf en de toestand van de wereld onder ogen te zien. Het veronderstelt de bereidheid tot een radicale kritiek van het industrieel kapitalisme, van alle zogenaamde verworvenheden van de moderne beschaving, van onze concepten van ontwikkeling en vooruitgang, van rijkdom, welzijn en geluk. Het veronderstelt verder de bereidheid tot een soort collectieve therapie, een collectief ontwennen van productivisme en consumentisme, van de maatschappelijke dans rond het gouden kalf van betaalde arbeid, geld en consumptie.

Een reddend handelen kan niet anders dan vanuit het bewustzijn vertrekken, vanuit het inzicht in de groei- en expansiedwang waaraan wij in het kapitalisme zijn onderworpen, in de diepgewortelde aspiraties en waarden die kenmerkend zijn voor onze moderne Westerse beschaving en in de gehechtheden en verslavingen, de verdringingen en ontkenningen, manipulaties, leugens en rationaliseringen die tot bevestiging van ons destructief cultuurpatroon leiden.

Van bijzonder belang hierbij is de kritiek op “reformistische” pogingen om de kapitalistische groei-economie en de groei-samenleving te humaniseren en te ecologiseren. Hoe goed bedoeld ook en ook al kunnen deze pogingen misschien tijd winnen, zij wekken en houden de illusie in stand dat wij met het industrieel kapitalisme op de goede weg zijn om welzijn en geluk te veralgemenen, dat kapitalistische economie “verzoenbaar” is met sociale rechtvaardigheid en ecologie, dat duurzame ontwikkeling in termen van een forse groei van productie en consumptie mogelijk en wenselijk is en vooral dat fundamentele veranderingen in onze waarden en in ons leefpatroon niet nodig zullen zijn.

Op de agenda van onze soortgeschiedenis staat niet meer en niet minder dan een cultuurrevolutionaire verandering die een omwenteling veronderstelt van het menselijke bestaan in al zijn aspecten, een bewustzijnsrevolutie op ecologisch, sociaal, psychisch en spiritueel vlak. Wij moeten onszelf als het ware opnieuw uitvinden.

Inspiratie zoeken in een ruimere horizon van tijd en ruimte

Er is voor ons geen weg terug, in letterlijke zin, naar één of andere veronderstelde ideale samenleving in het verleden. Wij kunnen noch de historische ervaringen van de mensheid, noch haar ontdekkingen en uitvindingen uitwissen of “vergeten”, wij kunnen niet opnieuw beginnen. Nieuwe beschavingen ontstaan op het puin van de voorafgaande beschaving, waaronder de puinlagen van alle nog oudere voorgangers liggen. Tot de historische erfenis behoren ook de traumatiseringen en retraumatiseringen die vroegere generaties hebben opgelopen en op hun beurt hebben doorgegeven aan de volgende generatie. Een kritisch-therapeutische omgang met de geschiedenis, die gericht is op groeiende zelfkennis, genezing en bevrijding van elke herhalingsdwang, moet ons in staat stellen tot een bewust gekozen historische breuk, een grote historische weigering om verder de platgetreden paden van materiële groei en machtsverwerving te volgen.

Hierbij kunnen wij ons oa laten inspireren en onderwijzen door de mens en zijn bestaanswijze van voor de uitvinding van de beschaving en van de geschiedenis, van de stad, van eigendom en sociale hiërarchie, van patriarchaat en oorlog. We zijn niet veroordeeld of gedetermineerd tot ons soort samenleving. Alternatieven zijn mogelijk, andere samenlevingen, andere manieren van denken en leven hebben bestaan, bestaan nog altijd op andere plaatsen, en kunnen opnieuw bestaan.

Ook al hebben/hadden ook deze samenlevingen zeker hun gebreken, en mogen zij niet geïdealiseerd worden, wij kunnen het ons niet veroorloven om mogelijke inspiratiebronnen te veronachtzamen. Het is immers onloochenbaar dat er ook van hen te leren valt, daar waar inheemse volkeren erin slaagden het ecologische en sociale evenwicht te handhaven, hun bevolkingsaantal onder controle te houden, hechte verbondenheid en persoonlijke autonomie te verzoenen, seksuele gelijkheid en democratisch zelfbeheer te handhaven en zich intens en spiritueel verbonden te voelen met de natuurlijke wereld.

Als er nog een leefbare en menswaardige toekomst is voor ons op deze planeet dan zal het hoe dan ook een nieuwe bestaanswijze zijn, een bestaanswijze met een grote culturele diversiteit, maar die gemeenschappelijk gekenmerkt wordt door materiële bescheidenheid en eenvoud, door sufficiëntie en een vergaande niet-materiële behoeftebevrediging, door kleinschaligheid, door sociale gelijkheid en solidariteit, door democratisch zelfbeheer, door intense en spirituele natuurbeleving en door persoonlijke groei in een context van hechte sociale en ecologische verbondenheid.

Dekolonisering van de geest

Het is juist, de transformatie van het menselijke bestaan die hier noodzakelijk wordt geacht willen wij de aarde en ons zelf in onze menselijkheid bewaren, is zo diepgaand en zo omvattend dat zij door velen als volstrekt utopisch, onvoorstelbaar en onhaalbaar zal worden beschouwd. Een reden hiervoor is de ineenschrompeling van de tijdshorizon die het moderne en postmoderne leven kenmerkt. De hedendaagse mens leeft steeds meer in een eeuwig nu. Niet alleen de verbondenheid met het grotere geheel, met de natuur en met de ander, zijn vervaagd of verdwenen, ook de context van verleden en toekomst zijn weggevallen. Noch het verre verleden noch de verdere toekomst hebben invloed op zijn doelstellingen en zijn gedrag. Er is alleen het atomaire losgeknipte individu met zijn hier-en-nu rechten, niet langer de veelvoudige verbondenheid met zijn verantwoordelijkheden. De vereiste culturele revolutie met zijn ecologische, sociale en temporele recontextualisering zal een historisch proces zijn waarvan alleen al de initiële fase vele decennia zal beslaan. Een masterplan is er niet. Het subject van deze revolutie is een wereldwijd verspreide heterogene menigte, die zonder centrale leiding langs vele verschillende wegen, waarvan sommige zeker ook dwaalwegen, met vallen en opstaan op weg gaat naar de andere oever van een economie van het genoeg en van een biofiele cultuur. Hoe oppermachtig en onoverwinnelijk de grote machine van het industriële kapitalisme ook lijkt, het is een reus op lemen voeten, en overal zijn mensen bezig met de voorbereiding van de uittocht.

De mensheid moet zich in de eerste plaats bevrijden van de overheersing van de economie en van de groei-dwang die inherent is aan het industriële kapitalisme. Het gaat om een diepgewortelde systeemdwang, die, daar waar het kapitalisme reeds tot in de poriën van de samenleving is doorgedrongen, door de mens is verinnerlijkt. Volgens de religie van het geld zijn winsthonger, economische concurrentie, productivisme en consumentisme, universele commercialisering, loonarbeid en privé-eigendom van de natuurlijke en technische productiemiddelen even natuurlijk als de zwaartekracht. Vandaar dat de bevrijding van de economische systeemdwang niet slechts en niet in eerste instantie een politiek-organisatorisch en institutioneel, maar een ideologisch en therapeutisch probleem is. Wij kunnen onszelf innerlijk bevrijden van productivisme en consumentisme, de heersende goden afvallen, ons bevrijden van de conditioneringen van onze behoeften op maat van de grote machine, en onze geest en verbeelding dekoloniseren. Wij moeten durven geloven dat dit niet de wereld is waarvoor wij gemaakt en bedoeld zijn, dat wij tot iets beters in staat zijn en dat wij, ook al zijn wij geen engelen, daarom nog niet die onverzadigbare ik-atomen zijn, die zich uitputten om de ander voor te zijn in een concurrentiestrijd om inkomen en levenskansen.

Wij kunnen onszelf herontdekken, onze diepste behoeften en noden, onze kwetsbaarheid en grenzen, onze innerlijke rijkdom en onze kracht tot verandering; de wijsheid van ons lichaam herontdekken en gevoelig worden voor zijn taal; de ander herontdekken, zijn kwetsbaarheid en grenzen, zijn innerlijke rijkdom; en onze verbondenheid herontdekken met de ander, met de medemens en met de meer-dan-menselijke wereld. Voor deze innerlijke zelfbevrijding en genezing spelen volgende wegen een belangrijke rol: zorg voor het lichaam, in eerste instantie door een radicale ontgifting en een gezond en moreel verantwoord voedingspatroon; verder door beproefde praktijken van lichaamswerk; zorg voor de geest door meditatie en kunstbeoefening; natuurbeleving, leven in en met de natuur, aandacht voor de natuurlijke ritmen; gemeenschapsvorming, liefdevol en solidair samenleven en samenstrijden en een sobere en eenvoudige levensstijl. Dit laatste houdt o.a in een vermindering van de afhankelijkheid van geldinkomen uit loonarbeid door een verminderde consumptie van koopwaren en een grotere zelfvoorziening.

Zowel persoonlijk als maatschappelijk kunnen wij een andere richting inslaan; wij kunnen ons gaan richten op het lokale en nabije, op zelfvoorziening, op het loskomen van de megamachine, op het versterken van solidaire en sociale banden in de samenleving. Wij kunnen ijveren voor het bewaren van deze kenmerken in landen in het zuiden, ons keren tegen de vernietiging van hun subsistentie-economie en wegen zoeken om ons effectief in te zetten voor het ondersteunen van een menswaardig en vredevol bestaan ginds. Wij kunnen een drastisch gedematerialiseerde levenswijze uitdragen, onze levensenergie wegtrekken uit de megamachine en elke stap die we daarin zetten beschouwen als een stap in de uittocht uit de vernietiging.

Het is duidelijk dat wie deze wegen inslaat, zich radicaal afkeert van de gejaagdheid, van de naijver en het winststreven en van de verslaving van het consumentisme, die allemaal kenmerkend zijn voor de geldeconomie en voortdurend door haar worden aangewakkerd.

Dekolonisering van de samenleving

In onze visie is voor maatschappelijke bevrijding en genezing van de kapitalistische economie van de onverzadigbaarheid een post-kapitalistische, niet-economistische samenleving van de overvloed van het genoeg nodig. Wij willen ‘het goede leven’ daarin een radicaal andere invulling geven dan de wereldwijde supermarkt. We kiezen voor een centrale plaats voor het sociale en culturele leven. Groeidwang en productivisme worden als irrationeel van de hand gewezen. Economisch handelen en productie dienen opnieuw ingebed te worden in en begrensd door het sociale en politieke veld. Mensen kunnen in een dergelijke samenleving in vrijheid samenwerken om het nodige en gewenste te produceren. Een dergelijke samenleving kan niet anders dan kleinschalig zijn, gestoeld op vergaande lokale en regionale autonomie en zelfvoorziening. Als er markten en geld bestaan, zullen het lokale markten zijn en geld kan slechts als ruilmiddel dienen. De gebruikswaarde van de goederen primeert op hun ruilwaarde. Op het vlak van de technische middelen wensen wij de technologie terug op haar dienende plaats te zetten, en aan te passen aan de lokale schaal van de samenleving. Nodige technologieën voor decentrale en milieuvriendelijke energievoorziening worden ontwikkeld. Het meest belangrijke kenmerk van deze post-kapitalistische samenleving zal echter zijn dat wij ons tevreden stellen met een eenvoudige reproductie, dat wij de overvloed van vrije tijd, van zinvol en creatief werk, van sociaal contact en vriendschap, van gezonde voeding, zuivere lucht en water en van natuurschoon wensen te verkiezen boven een jaar in jaar uit groeiende lawine van consumptiegoederen, beton en asfalt, verkeer en lawaai.

Het lokale karakter van deze samenleving zal betekenen dat er een grote verscheidenheid van dergelijke samenlevingen zal bestaan, elk van hen aangepast aan de plaatselijke ecologie en culturele tradities. Uitwisseling en contact tussen de lokale gemeenschappen zijn belangrijke uitingen van respect en cultuur, maar niet meer in de vorm van een vernietigende stroom van goederen en kapitaal, van vluchtelingenstromen, vrouwenhandel en massatoerisme.

Deze lange-termijnvisie lijkt veraf te staan van onze huidige geglobaliseerde wereld met zijn binnenkort bijna 10 miljard inwoners. We zijn ons ervan bewust dat deze levenswijze en maatschappelijke organisatie niet voor morgen zijn, maar zij kunnen wel richting geven aan ons handelen van vandaag, en moeten dat volgens ons ook dringend doen.

Het bereiken van de overkant

Hoe echter moeten wij als samenleving die andere oever bereiken? Het uitbreken uit de groeidwang en de ontmanteling van de grote industriële productiemachine stelt de mensheid voor een enorme uitdaging.

Een groei-samenleving is voor haar overleven, voor haar sociale samenhang en stabiliteit, volstrekt afhankelijk van een zo fors mogelijke economische groei. Een economische recessie, het terugvallen of stilvallen van de groei, leidt tot massa-werkloosheid; er worden minder belastingen en sociale bijdragen geïnd, waardoor de staat minder kan investeren in openbare nutsvoorzieningen en zijn uitgaven voor de sociale zekerheid moet beknotten enz. De traumatische ervaringen van de grote economische depressie in de jaren dertig van de vorige eeuw staan diep gegrift in het collectieve geheugen.

Als de mensheid uit de ijzeren greep van deze groei-dwang moet en wil breken, zal dit een tot nu toe in de geschiedenis ongekende omvang van solidariteit en samenwerking vereisen. In de rijke delen van de wereldbevolking, en daartoe behoren allen met meer dan een gemiddeld inkomen, is een substantiële vermindering van de materiële consumptie noodzakelijk. Het welzijnseffect van een aanzienlijk deel van deze materiële consumptie is trouwens toch al twijfelachtig.

De uittocht uit industrialisme, kapitalisme en geld-economie betekent concreet de ontmanteling of ombouw van grote industriële sectoren zoals de auto-industrie, de voedingsindustrie, de chemische industrie tot de productie van andere goederen. Het betekent de decentralisatie van de energievoorziening, de volledige deïndustrialisatie van de landbouw: geen intensieve veeteelt, geen genetisch gemanipuleerde gewassen, geen monoculturen, geen gebruik van synthetische pesticiden en kunstmest. Het betekent het op termijn overbodig maken en ontmantelen van een aanzienlijk deel van de verkeersinfrastructuur. Een bijzondere uitdaging stellen de steden. Hoe kunnen zij ingepast worden in de lokale schaal van de eco-samenleving?

Op deze en talloze andere vragen kan geen antwoord in de vorm van een gedetailleerde blauwdruk worden gegeven. Sinds lang wordt er echter reeds nagedacht en worden tal van ideeën en concrete voorstellen ontwikkeld voor de stapsgewijze ombuiging en uiteindelijke ontmanteling van de industriële groei-economie. Hierbij kunnen ook zuiver reformistisch bedoelde maatregelen die slechts gericht zijn op de ecologisering en humanisering van het kapitalisme een bijdrage leveren, b.v. een ecologisch belastingstelsel dat het verbruik van energie en grondstoffen of kapitaal belast in plaats van arbeid of het volledig doorrekenen in de prijzen van ecologische en sociale kosten. Een drastische inkorting van de arbeidstijd en de invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen voor alle mensen zouden andere belangrijke stappen kunnen zijn om te breken met de productivistische logica.

Het verzet tegen de totale economisering van onze leefruimte en creatieve voorstellen voor een op lokale behoeften gerichte, participatieve ruimtelijke planning en stedenbouw zijn verdere belangrijke hefbomen voor een radicale veranderingsstrategie.

Het onttrekken van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek aan de marktlogica, het terugdringen van de commercialisering van gemeenschappelijke voorzieningen, van persoonlijke diensten en van vrije tijd, van de conditionering en manipulatie van behoeften en verwachtingen door de commerciële media en de reclame moeten bijdragen tot de bevrijding van de geest en de verbeelding.

De redding uit de zich voltrekkende crash van de industriële beschaving zal een moeilijk proces van lange duur worden. Wij beginnen echter niet bij nul en wij staan niet met lege hoofden en volstrekt onmachtig tegenover de industriële pletwals. Wij kunnen steunen op een lange en rijke traditie van dissidentie en verzet tegen economisch geweld en ecologische vernietiging. Een andere en betere wereld is nog steeds mogelijk en er bestaan meer dan vage utopische dromen over hoe die wereld er zal moeten uitzien en hoe wij er kunnen geraken.

Reddingspolitiek

De groeiende overheersing van de economie over alle aspecten van het leven heeft tot een groeiende onmacht van de politiek geleid. Erger nog: politiek werd grotendeels aangepast aan en ingelijfd in de commerciële logica: politieke opvattingen en programma’s zijn producten die politici moeten verkopen, politici zijn mediafiguren, politiek is show en entertainment, verkiezingscampagnes worden door reclamebureaus ontworpen. Het gemediatiseerde en gecommercialiseerde politieke bedrijf leidt bij de burger tot een nefaste consumentistische houding t.a.v. de politiek. Het is een schijnvertoning, die beweert oprecht het algemeen belang en niet slechts particuliere belangen, in het bijzonder het eigen- en het partijbelang, te behartigen, en die de kiezers probeert wijs te maken dat zij geen vreemde meesters dient. Daarbij is de gangbare politiek thans een vergaand onderdeel van de grote machine, die er vooral voor moet zorgen dat de kapitaalsbelangen worden gevrijwaard, dat de natuurlijke en menselijke grondstoffen beschikbaar blijven voor de moloch en dat de destructieve ecologische en sociale gevolgen van het wereldmarkt-kapitalisme beheersbaar blijven. Het hoeft niet te verbazen dat onder deze omstandigheden het democratische gehalte van de politiek in onze samenleving vergaand is uitgehold.

Een volwaardige participatieve democratie zal slechts mogelijk zijn in een samenleving die niet meer in de greep is van een verzelfstandigde economische systeemdwang, waar het geld niet langer het voornaamste middel tot sociale coördinatie is, waar politiek geen beroep is en waar de schaal en complexiteit van de samenleving het bevattingsvermogen van de burgers niet overstijgen.

De gangbare politiek is volstrekt wezenloos omdat zij volledig voorbijgaat aan de zich voltrekkende historische aardverschuiving. Terwijl thans een radicaal-ecologische, cultuurrevolutionaire politiek op de agenda dient te staan, die het reeds aanwezige dissidente bewustzijn in de samenleving verzamelt, versterkt en verspreidt, die voorstellen ontwikkelt, projecten en initiatieven opstart, protest en verzet organiseert om een dynamiek en bereidheid tot zelf- en maatschappelijke verandering op gang te brengen. Groene politiek moet daarom volledig worden afgemeten aan deze maatstaf: draagt zij bij tot radicale bewustwording en verandering in de richting van een cultuurrevolutionaire breuk met de groei-samenleving of verspreidt zij de reformistische illusie van een mogelijke ecologisering en humanisering van het industriële kapitalisme? Versterkt of verzwakt zij het dissidente bewustzijn? Bevordert zij de dekolonisering van de geest en de verbeelding? Bereidt zij de mensen voor op de ongemakken die met de ontwenning van het consumentisme zullen verbonden zijn en neemt zij afstand van het moderne vooruitgangsdenken? IJvert zij voor radicale versobering en voor radicale herverdeling van materiële rijkdom en ontplooiingskansen? Is zij een voorafbeelding van de nieuwe samenleving of een groen opgesmukt onderdeel van de grote machine? Kortom, is groene politiek onvoorwaardelijk waarheids- en werkelijkheidsgetrouw of verdoezelt zij de ware dimensie van de eco-sociale overlevingscrisis en van de omvang van de veranderingen die hoe dan ook op ons afkomen?

Groene politiek moet fundamenteel systeemkritisch, geweldvrij, radicaal democratisch en visionair zijn.

Wij zijn als mensen tot iets beters in staat dan wereld- en zelfvernietiging, wij kunnen ons rijker en dieper ontplooien. Wij behoren tot deze wereld als een natuurlijke soort naast talloze andere soorten, die evengoed als wij recht op bestaan hebben.

Er is derhalve een diepgaande cultuur- en bewustzijnsrevolutionaire verandering vereist voor de redding van mens en aarde. Het gaat om meer dan zuiver overleven. Het gaat om het tot stand brengen van een sociaal rechtvaardige, vreedzame, ecologisch duurzame samenleving, waarin mensen zich in hun volle waardigheid kunnen ontwikkelen, en waarin de rijkdom van de meer-dan-menselijke wereld bewaard blijft. In een dergelijke wereld staat niet het ‘ik’ centraal, maar het ‘wij in verbondenheid’ in de meest ruime zin, in verwondering en eerbied, en met de vrijheid om onze verantwoordelijkheid op te nemen, en de noodzakelijke keuzes te maken.

Op weg naar deze nieuwe samenleving zal in de naaste toekomst onze uitdaging als mensheid erin bestaan om in de moeilijke tijden die we tegemoet gaan bovenal onze positieve strijdbaarheid, maar evenzeer onze menselijkheid en liefdevolle solidariteit te bewaren en uit te dragen.

Aardewerk, januari 2008