Groene hype – Dichotomie tussen mens en natuur

Groene hype – Dichotomie tussen mens en natuur

Door Filip Loobuyck

Sinds Al Gore met zijn klimaatfilm An Inconvenient Truth onze contreien doorkruiste, is de klimaatverandering meer dan ooit een hot item. De indringende toespraak van huisvrouw Margaretha Guidone op de VN-klimaatconferentie in Nairobi en het recente rapport van het VN-klimaatpanel zorgde er zelfs voor dat alle politici bij ons de klimaatproblematiek ‘serieus’ willen aanpakken. Maar hoe ‘groen’ zijn die onderliggende drijfveren eigenlijk?

Voor veel beleidsmakers is de door de mens veroorzaakte klimaatopwarming met zijn gevolgen gewoon een (tijdelijk) obstakel op weg naar hun ‘missie’ van verdere economische groei in een neoliberaal economisch ‘klimaat’. Zonder de ‘ongelegen’ klimaatproblematiek zou de aandacht voor het milieu verschralen als sneeuw voor de (te warme) zon. De groene hype heeft dan ook weinig tot niets met de natuur in se te maken. Wanneer is de politieke elite wakker geschoten? Met de film van Al Gore en het rapport van Stern die stelt dat de kostprijs van de opwarming uiteindelijk vijfmaal hoger zal liggen dan het prijskaartje als we nu ingrijpen. Van een markteconomische logica en motivatie gesproken.

Het is mijn diepgevoelde overtuiging dat we die klimaatproblematiek in een breder kader moeten plaatsen van een sociaal-ecologische crisis met diepe historische wortels. Een gedachtegang die toch wat afwijkt van het mainstream-klimaat-denken.

Doorheen de (Westerse) geschiedenis heeft de mens zich ‘rationeel’ afgescheiden van de natuur. Er was in groeiende mate sprake van dissociatie tussen de menselijke en de natuurlijke wereld, tussen verstand en gevoel, tussen geest en lichaam. Deze dichotomie heeft zich verder verspreid tot in onze tijd waarin we zo goed als de hele planeet gedomesticeerd hebben en klaar staan om andere planeten aan te pakken, alsook de innerlijke ruimte van onze geest en genen. Dit alles waadt in een wereld- en mensbeeld waarin de mens zichzelf ziet als het middelpunt van, en superieur in, het universum. Het besef van allen deel uit te maken van het groter geheel van het organisme ecosysteem Aarde ging verloren. In onze kille consumptiemaatschappij en kenniseconomie zet die steeds verder afbrokkelende band met de natuur zich verder.

Mentaal zijn we vervreemd geraakt van de natuur, vervreemd ook van de cycliciteit van onze eigen levensprocessen. In onze opgang tot de allesoverheersende soort op deze planeet zijn wij losgerukt van de cycli van zon, sterren en seizoenen. Losgerukt van de natuur alsof we buiten en boven de natuurlijke ecosystemen zouden kunnen staan, daarbij onze natuurlijke wortels verloochenend. De uitdaging stelt zich onze eigen natuur te (her)ontdekken zodat we de verbondenheid met de natuur, met het groter geheel (opnieuw) kunnen voelen. In zijn ruimste dimensie gaat ‘verbondenheid’ namelijk over het bewust ervaren dat we deel zijn van dezelfde kringloop van leven en dood van het grootste geheel in tijd en ruimte, de geschiedenis, de kosmos. Verbondenheid verbindt op die manier de mens met zijn eigen existentie. We zijn zelf natuur. De natuur is leven en dood: kwetsbaarheid en mysterie.

Waar de mens aldus fundamenteel naartoe zou moeten, is naar een andere relatie met de medemens, de aarde en het omringende leven. Het gaat om de ontwikkeling van een nieuwe ethiek van verbondenheid. Een gevoel van verbondenheid met de aarde, met de medemens én met de kern van onszelf. Van zo’n verbondenheid gaat een intrinsiek ethisch appel uit. Het is een grondhouding, een fundament, dat ruimte voor verschillende culturele, levensbeschouwelijke en persoonlijke inkleuringen mogelijk laat. Verbondenheid kleurt als voortdurende onderstroom het dagelijkse leven. Een fundamentele, doorleefde en ervaren verankering genereert een ethiek van binnenuit, die van een andere kwaliteit is als de wil om te beantwoorden aan externe normen en regels. Precies de ecologische crisis, die wijst op de samenhang van alles, kan in de huidige globale crisis inspirerend werken én een ingangspoort zijn.

De door de mens veroorzaakte klimaatverandering zouden we aldus als een symptoom kunnen zien van een ziek ecosysteem Aarde. Het evenwicht in het ecosysteem Aarde is totaal zoek en die ‘schreeuw’ wordt onder meer veruitwendigd door de klimaatwijzigingen die optreden. Zoals een persoon met stress gerelateerde psychosomatische klachten het signaal krijgt dat zijn ‘huishouden’ niet in evenwicht is, zo is het ook met het symptoom ‘klimaatwijziging’. Een gelijkaardig signaal kàn uitgaan van de door de mens veroorzaakte klimaatverandering. Maar dan moeten we wel de (wetenschappelijke) waarheid onder ogen durven zien. Dan moeten we de neiging opgeven om de pijn, die de ecologische catastrofes en sociale onrechtvaardigheden in onze wereld ons opleveren, te onderdrukken. Echter de pijn voelen van het grote web en weten waar die vandaan komt, brengt ons op een cruciaal keerpunt. Ontwaakt uit onze collectieve emotionele verdoving, komen we weer tot ‘leven’ en ontstaat er weer hoop. Het verschaft ons toegang tot de hierboven geschetste ethiek van verbondenheid.

Maw. de klimaatproblematiek kunnen we zien als een spiegel van hoe het met de mens gaat. De klimaatcrisis als onderdeel van de ecologische crisis is dus ook en voorál een menselijke crisis. Want de gezondheid van onze planeet en onze innerlijke gezondheid zijn één. Of hoe een politiek-maatschappelijk probleem een persoonlijk-existentiële uitdaging wordt. Een uitdaging naar een bewustzijn dat we niet alleen biologisch maar ook innerlijk met de natuur verbonden zijn, dat we natuur zijn.