Welke spiritualiteit in 2050?

Welke spiritualiteit in 2050?

André Comte-Sponville

In 2050 zal ik 98 jaar zijn. Het is te zeggen, volgens alle waarschijnlijkheid, zal ik er niet meer zijn. Ik ben zodoende in de juiste stemming om te mijmeren over een spiritualiteit die indien ik tot dan zou moeten leven, me voldoening zou kunnen schenken.

In de eerste plaats zou zij me iets anders dan een persoonlijk voortleven moeten bieden. Zich vastklampen aan zijn geliefd kleine ik, op die leeftijd of op de mijne (60 jaar), wat is logischer – aangezien het ‘ik’ gaat sterven – maar hoe belachelijk is het ook? Ik droom van een spiritualiteit die mij integendeel zou helpen om het leven tot het einde toe te beminnen, zoals het is – uniek, onvervangbaar, efemeer -, derhalve om sereen de dood te aanvaarden, als een verzadigde disgenoot op het einde van het banket, zei Lucretius, in ieder geval zonder te bedelen om ik weet niet welk restant van plezier of liefde. Hebben we er nooit genoeg van? Ik weet het wel, en het is wat Lucretius misschien ongelijk geeft (Verzadiging is onwaarschijnlijk, zo niet onmogelijk.) Laten we leren om ook dit te aanvaarden: de ultieme onvoldaanheid, verbittering, spijt, wroeging, nostalgie, het verscheurende gevoel van zo weinig en zo slecht geleefd te hebben. Slagen in zijn leven? Het is slechts een valstrik van het ego. Een spiritualiteit de naam waardig dient hoger te mikken, verder te reiken, ons te bevrijden van het ik, voor zover dit mogelijk is, eerder dan ons erin op te sluiten. Waartoe is het goed een geest te hebben die ons opening geeft op het universele, indien dit slechts is om zich bezig te houden met het heil van zijn kleine ziel?

In de tweede plaats zou deze spiritualiteit zich niet beperken tot een moraal, dus niet tot een humanisme. “De mens goed vormen” zoals Montaigne zei, is beslist een essentiële dimensie van ons bestaan. Dit zou voor ons echter niet kunnen volstaan. Wat is spiritualiteit? Het leven van de geest, in het bijzonder in zijn betrekking tot het oneindige, het eeuwige, het absolute. De mensheid is er slechts een miniem deel van, die maar groot is door de mogelijkheid waarover zij beschikt om dit te kennen en te aanvaarden. Kijk naar de met sterren versierde hemel, op een heldere nacht: dit doet geen enkele van onze verplichtingen teniet, maar doet hen hun plaats innemen, in het immense geheel, in de tijd zonder einde, in het eeuwige worden. Dit moeten we bewonen en het werkelijke hoogtepunt van de spiritualiteit: onze betrekking met het oneindige, onze tijdelijke betrekking tot de eeuwigheid, onze relatieve betrekking – uiteraard relatief – tot het absolute. Mystiek van de immanentie, voor de atheïsten, eerder dan van de transcendentie, van de eenheid eerder dan van de ontmoeting: open in het Opene, zoals Rilke en Heidegger zegden, voorbijgangers in de doortocht, altijd kortstondig in de altijddurende onbestendigheid. Alles gaat voorbij, behalve de waarheid van hetgeen is of was die niet voorbijgaat: het feit dat we geleefd hebben, dit zal waar blijven, eeuwig. De dood zal ons slechts het overige ontnemen dat echter onbetekend is, maar hij zal het niemand ontnemen omdat wij er niet meer zullen zijn.

Deze wijsheid die zich zou kunnen beroepen op Herakleitos of Spinoza, heeft nochtans, van ons standpunt gezien, een oosterse bekoring. Maar welke spiritualiteit zou ons voldoening kunnen schenken, vandaag of morgen, die niet open staat op de wereld, op de pluraliteit van overtuigingen, ervaringen, ontwikkelingen? Eclecticisme? Laat ieder voor zich oordelen, volgens wat hij voor waar of geloofwaardig houdt, en wars van iedere coherentie, van iedere strikte analyse met hetgeen dit natuurlijk veronderstelt aan keuze of weigering. Tolerantie is geen verloochening. Eclecticisme, voor diegenen die ernaar streven, geen chaos. De tijd van godsdienstoorlogen is voorbij – of zou tenminste moeten zijn – waarin vormen van spiritualiteit te velde trekken, terwijl ieder pretendeert alleen over de sleutel van het Rijk of van het heil te beschikken. Dit is het derde punt. Ik droom, voor 2050, van een gepacificeerde, scherpzinnige en daarom tolerante spiritualiteit. Dit is misschien gemakkelijker voor de atheïst die dogma’s noch riten te verdedigen heeft. Ook dient eraan herinnerd te worden dat het atheïsme, tenzij men het niet onder ogen wil zien, nooit slechts een geloofsovertuiging is temidden van andere, zo twijfelachtig als alle. Er zijn verschillende vertrekken in het huis van de Vader, inclusief voor de weeskinderen die we misschien allen zijn.

André Comte-Sponville

André Comte-Sponville studeerde wijsbegeerte en was lector aan de universiteit Paris I (Panthéon-Sorbonne) waar hij in 1997 ontslag nam om zich volledig te kunnen wijden aan het schrijven en buitenuniversitaire conferenties. Hij is lid van de Conseil Consultatif National d’Ethique. Tot zijn talrijke boekpublicaties behoren o.a. Petit Traité des Grandes Vertus (1995), Le Capitalisme est-il moral ? (2004), Le goût de vivre (2010) en Le Sexe ni la Mort. Trois Essais sur l’Amour et la Sexualité (2012). Voor een breed publiek publiceerde hij talrijke bijdragen in o.a. Le Monde, Le Nouvel Observateur en Le Figaro. Voor de magazine Le Monde des Religions en het weekblad Challenges levert hij momenteel een kroniek voor iedere uitgave. André Comte-Sponville wordt, na het overlijden van Sartre, beschouwd als één van Frankrijks belangrijkste hedendaagse filosofen.

Vertaling uit het Frans: Paul Haerden en Ghislaine Libre