Overbevolking voor links-groen. Deel I

Overbevolking voor links-groen. Deel I

Overbevolking voor links-groen. Deel I
Door Stijn Breurs

In 1999 publiceerde de Australische filosoof Peter Singer een klein boekje, vertaald als “Darwinisme voor links” (Singer 2001), met als centrale vraagstelling de houding van politiek links t.o.v. het darwinisme, het ideeëngoed dat vooral in rechtse kringen aanhang had en heeft. Dit artikel wil hetzelfde doen met het politiek gevoelige thema overbevolking, niet alleen voor ‘links’, maar ook voor ‘groen’.

Rond de jaren ´70 was er o.a. door het werk van Paul Ehrlich veel belangstelling voor het probleem van de toenemende menselijke populatiedruk. Soms werd dat gecombineerd met apocalyptische doemscenario’s die al dan niet bewaarheid werden. Het kreeg ook aandacht binnen de VN, waarbij een speciaal bevolkingsfonds, de UNFPA, werd opgericht. Daarna is de belangstelling voor het overbevolkingsprobleem binnen de westerse groene beweging gedaald en werden doemscenario’s al lachend naar de prullenmand verwezen.

In België zijn er vrijwel geen organisaties die het overbevolkingsprobleem echt aankaarten. Het blijft vooral een aangelegenheid van enkele individuen of intellectuelen die nog steeds de bui zien hangen. Dat heeft verschillende oorzaken. Een eerste, evidente oorzaak is dat vele milieuorganisaties er niet te veel campagne meer rond durven voeren omdat men is gaan inzien dat het thema heel gevoelig ligt. Zo is er in Amerika bijv. een sterke druk vanuit christelijk religieuze (anti-abortus) hoek, associeert men geboorteregulatieprogramma’s vaak met ‘harde dictatoriale Chinese één-kind maatregelen’,…. Een tweede belangrijke reden is dat men vaak stelt dat overbevolking enkel een probleem is van de armere landen. Immers, in vele westerse landen, waaronder België, is het geboortecijfer de laatste decennia gezakt onder het vervangingscijfer (in Vlaanderen is dat ongeveer 1,6 kinderen per gezin i.p.v. 2,1). In landen als Australië, Frankrijk of Polen is men zelfs overgeschakeld op financiële stimuli om het vruchtbaarheidscijfer op te krikken. Soms is er een achterliggende motivatie: de vrees dat er anders te weinig consumenten gaan zijn om economische afzetmarkten te garanderen, of te weinig arbeiders om de lonen laag te houden.

Dit artikel wil de aandacht opnieuw vestigen op dit serieuze probleem. Hierbij staan we voor verschillende grote uitdagingen. We denken dan bijvoorbeeld aan het probleem van de vergrijzing in vele rijke en sommige ontwikkelingslanden zoals China. Ook levert een studie van literatuur en organisaties een beangstigende conclusie dat het overbevolkingsthema (voornamelijk) veel politiek rechtse tot extreem rechtse groepen aanspreekt. Dat komt vooral tot uiting in het probleem van de immigratie. Een snelle en onvolledige studie van 30 organisaties wereldwijd die overbevolking als een centraal thema hebben, leert ons dat de helft daarvan een uitgesproken anti-immigratie standpunt innemen. Op dergelijk terrein moet men dan oppassen voor xenofobe, racistische of nationalistische propaganda.

Daarom heeft dit artikel als doelstelling dat politiek links-groen opnieuw dit thema moet aankaarten. Het is dus de bedoeling dit onderwerp weer aanvaardbaar en bespreekbaar te maken binnen deze strekking, want zoals we zullen zien, resulteert een links-groene visie in een scherpe stelling van het rechtvaardige duurzaamheidsvraagstuk. We willen hier pleiten voor wat we zullen noemen een biocentrisch altruïsme en we zullen zien dat de focus dan voornamelijk komt te liggen op de tweeling overconsumptie en overbevolking.

Wat is links-groen?

Er is veel verwarring rond het politiek-filosofische begrip ‘links’. Ruwweg kunnen we stellen dat links waarden zoals solidariteit, zorg voor de zwakkeren, gelijkwaardigheid, gelijke kansen en universele mensenrechten hoog in het vaandel draagt. Dit resulteert bijvoorbeeld in antidiscriminatie en antiklassen standpunten. Voor mensen met veel welvaart betekent links een sterk altruïstisch gedrag naar de armen en zwakkeren toe. Dit altruïsme is echter vaak antropocentrisch geladen, wat wil zeggen dat de mens centraal staat en dat de zorg zich dan ook voornamelijk naar de medemens richt en veel minder naar niet-menselijk leven. Links-groen, in het bijzonder het links-biocentrisme en andere politieke strekkingen van de internationale Deep Ecology beweging, trekt het ideeëngoed van waarden, rechten, zorg, respect en solidariteit consequent door naar niet-menselijk leven: dieren, planten, soorten, ecosystemen en de ganse natuur. Het biocentrisch altruïsme is een vergaande vorm van altruïsme, dat het antropocentrisme overstijgt omdat het zich richt naar álle leven.

Wat is het overbevolkingprobleem?

Het overbevolkingprobleem is het gevolg van twee vaststellingen: een fysisch/ecologisch wetenschappelijk feit dat zegt dat het draagvlak van de aarde eindig is, en een ethische rechtvaardigheidseis.

De menselijke activiteit resulteert in een druk op de aardse ecosystemen. Deze menselijke ecosysteemimpact is het gevolg van de menselijke consumptie en productie. Het is het product van het aantal mensen maal de gemiddelde consumptie per hoofd van de bevolking maal de gemiddelde impact per eenheid geconsumeerd product of dienst. Een maat voor deze impact is bijvoorbeeld de ecologische voetafdruk, een oppervlaktemaat gemeten in hectares (Jones en Jacobs 2006). De totale voetafdruk is de gemiddelde individuele voetafdruk maal de wereldbevolking. Voor de huidige bevolking van 6,5 miljard mensen bedraagt die individuele voetafdruk gemiddeld 2,2 hectare per persoon.

Aan de hand van de individuele voetafdruk zien we dat er een rechtvaardigheidsprobleem is, een vorm van ‘intragenerationele discriminatie’. Immers, binnen de huidige generatie(s) hebben de rijken een voetafdruk die veel hoger (rond de 5 ha p.p.) is dan het wereldgemiddelde.

Er is echter een tweede probleem, dat van de ecologische duurzaamheid. De voetafdruk is het gevolg van onze consumptieve levenswijze. Het totale antropocentrische draagvlak wordt bepaald door het maximaal aantal mensen met een bepaalde levenswijze, dat een gebied op een duurzame (stationaire) wijze kan ondersteunen. Het antropocentrische aspect wil zeggen dat het draagvlak afgemeten wordt aan de menselijke (vitale) behoeften, het overleven van enkel de mensensoort. Een goede maat voor het antropocentrische draagvlak is de antropocentrische maximaal toelaatbare individuele voetafdruk (ook wel eerlijke aarde-aandeel genoemd). Die bedraagt momenteel slechts 1,8 ha p.p. We zien dus dat het draagvlak overschreden is en dat is op termijn niet houdbaar. Het kan zelfs zeer waarschijnlijk gebeuren dat door een dergelijke ‘overshoot’ het draagvlak gaat dalen, omdat de natuur onherroepelijk beschadigd wordt. Hierdoor kan er een neerwaartse spiraal optreden.

Het probleem van de ‘overshoot’ is een vorm van ‘intergenerationele discriminatie’, want toekomstige generaties (en zelfs al velen van de huidige generaties) gaan veeleer de nadelen ervan ondervinden. Door traagheidseffecten en door het afwimpelen van de ecologische kosten naar de arme en toekomstige generaties (de ecologische schuld van de rijken), is de ecologische crisis in de rijke landen nog niet zo zichtbaar. Echter, ze is reëel aanwezig, ze zal zich verscherpen, en daarom staat een linkse politiek voor twee zware uitdagingen: een daling van de totale menselijke milieu-impact en een rechtvaardiger verdeling van de individuele milieu-impact.

Een linkse biocentrische politiek stelt nog hogere eisen. De menselijke activiteit kan het effectieve draagvlak van andere soorten doen dalen omdat hun ecologische niches verdwijnen. We zien dit ook daadwerkelijk gebeuren, daar we volop in de zesde massa-extinctiegolf zitten. De rode lijst van met uitsterven bedreigde soorten en de zwarte lijst van de reeds uitgestorven soorten door toedoen van de mens, zijn reeds zeer lang en worden bij de huidige trend nog langer. Indien elke soort intrinsiek zeer waardevol is, is het voorgoed verdwijnen van een soort door de mens vanuit ethisch perspectief bijzonder ernstig. Dit is een vorm van ‘intersoortelijke discriminatie’. De menselijke activiteit reduceert het draagvlak van andere soorten, en daar alle andere soorten een plaats verdienen naast de mensensoort, ligt het biocentrisch ecologisch draagvlak (het biocentrisch eerlijke aarde-aandeel) per persoon (veel) lager dan de antropocentrische 1,8 ha p.p.

We hebben gezien dat de ‘overshoot’ het antropocentrische draagvlak (eerlijke aarde-aandeel) waarschijnlijk doet dalen, en dat het biocentrische draagvlak nog lager ligt dan het antropocentrische. Een andere factor die de maximaal toelaatbare individuele voetafdruk doet dalen, is de bevolkingsgroei: verdubbelt de wereldbevolking, dan daalt deze voetafdruk met de helft. Indien deze maximale voetafdruk te laag wordt, wordt zelfs de consumptie voor de vitale behoeften voor ieder mens ecologisch niet duurzaam en dus problematisch. In dat geval is (biocentrische) rechtvaardigheid zeer moeilijk te garanderen, want dat zou impliceren dat niemand zijn vitale behoeften volledig kan of mag realiseren.

De enige factor die het draagvlak rechtstreeks kan doen toenemen, is de technologie. We denken dan aan zuinigere, efficiëntere technologie, nieuwe landbouwtechnieken en andere uitvindingen. Met bovenstaande ideeën komen we bij de twee centrale stellingen.

  1. De ecologische voetafdruk moet rechtvaardig verdeeld worden onder alle mensen.
  2. Het biocentrisch draagvlak (in termen van maximaal toelaatbare voetafdruk) mag niet te laag worden opdat ieder mens zijn vitale behoeften kan vervullen.

Verder kunnen we uit bovenstaande discussie concluderen dat de enige opties voor de tweede stelling zijn

  1. de ‘overshoot’ wegwerken,
  2. draagvlakverhogende technologie uitvinden en ontwikkelen en
  3. een voldoende laag bevolkingscijfer nastreven.

De ‘overshoot’ wegwerken kan op zijn beurt door een combinatie van:

  1. een voldoende lage gemiddelde consumptie per persoon
  2. een voldoende lage gemiddelde milieu-impact per geconsumeerd product of dienst en
  3. een voldoende laag bevolkingscijfer.

Hoewel draagvlakverhogende technologie en ontwikkeling van milieuvriendelijke producten en diensten noodzakelijk zijn, zijn hier toch enkele bedenkingen aangewezen waaruit we moeten concluderen dat een focus op enkel deze strategie onaangewezen is. Ten eerste zijn er talrijke fysische (thermodynamische) grenzen aan de evolutie van nieuwe technologieën. Oneindige efficiëntie bestaat niet. Ten tweede zijn er talrijke ethische grenzen, denk maar aan de overmanipulatie van levende wezens (genetische manipulatie, intensieve voedselproductie,…) wat onverzoenbaar is met een respectvolle biocentrische visie. Ten derde zijn er ecologische grenzen op het vlak van recyclage van afval, buffercapaciteiten,… Ten vierde zijn er economische grenzen, daar de nieuwe technologieën niet al te duur mogen zijn. En ten vijfde is er het tijdsgebrek, daar de ecologische duurzaamheids- en rechtvaardigheidscrisis zeer acuut is. Daar er reeds vele soorten zijn uitgestorven, is het technologieoptimisme voor die soorten al fout gebleken.

De individuele consumptie en de keuzes op het vlak van gezinsplanning liggen sterker onder de controle van de mens, dan de technologische ontdekkingen binnen de wetenschappen. Die ontdekkingen gebeuren vaak op giswerk en goed geluk. Ze zijn daarom moeilijker te realiseren, te plannen of te voorspellen. Een rijk persoon kan nu beslissen om morgen een nieuwe wagen te kopen, maar hij kan niet beslissen om morgen een nieuwe en betere technologie uit te vinden. Daarom is vanuit ethisch oogpunt een strategie die zich richt op individuele en zelf te realiseren keuzes, zoals op het vlak van consumptie en gezinsplanning, een noodzaak. Het is wel zo dat die individuele keuzes sterk vergemakkelijkt of bemoeilijkt kunnen worden door politieke en maatschappelijke structuren. Bovenstaande redenering, die gebruik maakt van ideeën als (biocentrisch) draagvlak, heeft een zwakte. Het draagvlak en de maximaal toelaatbare voetafdruk zijn moeilijk kwantificeerbaar en meetbaar. Daardoor wordt het moeilijk om te bepalen wat een goede bevolkingsomvang en consumptieniveau precies zijn. Echter, de onzekerheden op dat vlak mogen niet aanleiding geven om oude onduurzame levenspatronen te rechtvaardigen of in stand te houden. Het biocentrisch draagvlak is duidelijk overschreden, gezien de daling van de biodiversiteit. Vanuit een biocentrisch altruïsme komt het erop aan het voorzorgsprincipe na te leven. Dat wil zeggen dat egoïstische of antropocentrische levenspatronen (exclusief de bevrediging van vitale behoeften) moeten bestreden worden totdat bewezen is dat ze niet schadelijk zijn.

Demografie en bevolkingsregulatie

De basisvergelijking van de demografie zegt dat de stijging van de bevolking van een gebied in de loop van de tijd gegeven is door het geboortecijfer min het sterftecijfer plus de immigratie min de emigratie. Daar de aarde als geheel een gesloten systeem is, is er geen globale netto migratie. De factor migratie is enkel van belang op regionaal vlak.

In de vorige eeuw was er sprake van een demografische transitie in de meeste ontwikkelde landen. De demografische transitie bestaat uit vier stadia. Het eerste stadium wordt gekenmerkt door een hoog geboorte- en sterftecijfer. In het tweede stadium daalt het sterftecijfer, vooral omwille van een stijging in de voedselproductiviteit, de gezondheid en de hygiëne. Vervolgens is er een daling van de vruchtbaarheidsintensiteit, vooral omwille van een betere toegang tot anticonceptie en abortus, een sterkere vrouwenemancipatie (op het vlak van onderwijs, werk en gezinsplanning) en betere sociale zekerheid (pensioenen). Demografen verwachten dat de ontwikkelingslanden ook een daling van de vruchtbaarheid zullen kennen. Het vierde stadium kenmerkt zich door een laag geboorte- en sterftecijfer. Met de te verwachten tendens evolueert de wereldbevolking naar dit vierde stadium met een omvang van ruwweg 9,1 miljard tegen 2050.

Bij een dergelijke bevolkingsomvang kunnen het aantal oorlogen (om grond of schaarse grondstoffen) en hongersnoden toenemen. Dit is reeds een moreel diepgaand probleem. Echter, de te verwachten stijging van het sterftecijfer zal eventueel kunnen tegengewerkt worden door nog betere gezondheidszorg en hygiëne. De lichte wijziging in het sterftecijfer zal niet genoeg zijn om het aantal van 9,1 miljard sterk te wijzigen. Maar op langere termijn is het goed mogelijk dat de bevolking evolueert naar het beruchte vijfde stadium, waarbij wel een relevante stijging van de mortaliteit optreedt, omwille van nieuwe infectieziektes of een voortschrijdende ‘overshoot’ en ecologische degradatie die resulteert in schaarste aan water en voedsel. Dit kan wel een relevante rechtstreekse reductie van de wereldbevolking teweegbrengen. Maar ook een stijging van de morbiditeit (een daling van het welzijn door het frequenter voorkomen van niet-dodelijke ziektebeelden) is mogelijk en immoreel.

Dus reeds vanuit een antropocentrische ethiek, die zich ook uitstrekt naar toekomstige generaties, kunnen we bezorgd zijn om de bevolkingsaangroei. Kortweg kunnen we stellen dat als de vruchtbaarheid minder sterk daalt, de totale bevolking uiteindelijk meer gereguleerd zal worden door een stijging van de mortaliteit. Die mortaliteit zal niet bij iedereen even sterk stijgen. Eerst en vooral zullen de zwakkeren getroffen worden. Natuurlijke bevolkingsregulatie door een stijgende mortaliteit is in wezen discriminerend en niet te verzoenen met linkse waarden. Daartegenover staat dat de reductie van de vruchtbaarheid door politieke keuzes rechtvaardiger kan bewerkstelligd worden.

Bovendien is het zo dat, zelfs al stijgt het menselijke sterftecijfer lichtjes of helemaal niet, de verhoogde ecosysteemimpact zal resulteren in een verhoogde uitstervingssnelheid van andere soorten dan de mens. Zo zou men bijvoorbeeld door intensievere landbouwmethodes de voedselproductie kunnen opdrijven, maar vaak is dat ten nadele van de natuur. Opnieuw zullen de reeds kwetsbare soorten eerst getroffen worden, wat in strijd is met een biocentrische gelijkwaardigheidsvisie.

We kunnen concluderen dat er momenteel sprake is van diverse diepgaande vormen van discriminatie tussen mensen, tussen generaties en tussen de mens en de andere soorten. Daarom is er nood aan een daling van overconsumptie en de totale bevolking. Indien we niet zelf op een linkse, biocentrische wijze de bevolking trachten te reguleren, zal de natuur het zelf doen, en wel op een voor menselijke normen hoogst immorele manier. Daar de menselijke populatie niet eindeloos kan aangroeien, zal elk beleid een actief of passief bevolkingsregulatiebeleid zijn. Ofwel kiezen we voor een actieve reductie van de vruchtbaarheidsintensiteit, ofwel kiezen we voor een discriminerende en onrechtvaardige verhoging van de mortaliteit van mensen en andere soorten.

In deel II zullen we enkele moeilijke thema’s bespreken: migratie, abortus, vergrijzing en geboortebeperking.

Bibliografie

P. Ehrlich (1986), The population bomb, Buccaneer Books, Inc.
P.T. Jones en R. Jacobs (2006), Terra Incognita. Globalisering, ecologie en rechtvaardige duurzaamheid. Gent, Academia Press.
P. Singer (2001), Darwinisme voor links, Boom.