De belangrijkste drie win-win maatregelen, deel 2: Veganisme

De belangrijkste drie win-win maatregelen, deel 2: Veganisme

Stijn Bruers

In de vorige editie van de Aarde-Werk-Brief kwam een eerste van drie belangrijke win-win-winmaatregelen aan bod: gezinsplanning en reproductieve gezondheidszorg. Volgens die maatregel is reproductieve gezondheidszorg één van de beste goede doelen die je kunt steunen. In dit tweede deel komt veganisme aan bod, één van de beste maatregelen die je kunt nemen in je persoonlijke dagelijkse leven. Net zoals bij investeringen in gezinsplanning biedt veganisme drie voordelen: het recht op lichamelijke zelfbeschikking (dit keer voor dieren in plaats van vrouwen), het welzijn en de biodiversiteit.

Veganisme: consumptie van plantaardige in plaats van dierlijke producten

We hoeven geen dierlijke producten (vlees, vis, zuivel en eieren) te eten om gezond te leven, want goed geplande veganistische (plantaardige) voedingspatronen bieden een voldoende aanbod van waardevolle voedingsstoffen.1

Peulvruchten zoals bonen, soja, kikkererwten en pindanoten zijn ideale plantaardige eiwitbronnen en dus goede alternatieven voor dierlijke eiwitten. Omega-3 vetzuren zitten in lijnzaad, postelein, okkernoten en zeewieren zoals nori. Deze producten zijn dus gezonde plantaardige alternatieven voor vis. Vitamine D kan het lichaam via de huid aanmaken door voldoende zonlicht, maar het zit ook in paddenstoelen zoals shiitake. In een gezonde veganistische voeding is vitamine B12 belangrijk. Die kan je vinden in verrijkte ontbijtgranen, verrijkte plantaardige melk en kauwtabletten (die eventueel te verwerken zijn in maaltijden). Plantaardige melksoorten op basis van hennep, soja, amandel, kokosnoot, hazelnoot, rijst of haver zijn gezonde alternatieven voor dierlijke melk als ze verrijkt zijn met vitamine B12, D en calcium. Calcium zit ook in donkere bladgroenten (bv. boerenkool) en sesampasta. Deze producten, evenals siroop, verrijkte ontbijtgranen, gedroogde vruchten en cashewnoten, bevatten ook veel ijzer. Het plantaardige ijzer wordt beter opgenomen in het lichaam als je bij de maaltijd vitamine C (bv. vruchtensap) toevoegt en melk, koffie, thee en rode wijn vermijdt tijdens de maaltijd. Noten bevatten veel andere mineralen zoals selenium (in paranoten) en zink (in okkernoten en pompoenpitten). Leder, bont en wol kunnen vervangen worden door kunststoffen zoals polyurethaan (kunstleer), polyacryl (kunstbont) en fleece of polyester (kunstwol). De productie van deze alternatieven, en plantaardige vezels zoals hennepvezel, kent een lagere toxiciteit, landgebruik en CO2-uitstoot dan de productie van leder, bont en wol.2

Een veganistische voeding en kleding hebben veel winnende partijen.

1) Recht op lichamelijke zelfbeschikking

De lichamen van dieren worden gebruikt voor dierlijke producten, waardoor die dieren gedwongen worden om tegen hun wil in iets te moeten doen of ondergaan. Hierbij worden de dieren dus gebruikt als louter middel voor de doelen van de consumenten. Dit is te vergelijken met (dodelijke vormen van)

slavernij. Iemands lichaam behoort toe aan dat individu. Een dier is baas over eigen lichaam.

2) Welzijn

a. Welzijn van de dieren. Zowat alle veedieren en gevangen vissen ondergaan procedures die hun welzijn verlagen door pijn, angst en stress. Ook een vroegtijdige dood door slachting verlaagt het levenswelzijn.

b. Gezondheid van de consumenten

i. Lichamelijke gezondheid op langere termijn. De waardevolle voedingsstoffen in plantaardige producten zijn verpakt in gezonde stoffen zoals voedingsvezels en antioxidanten. In dierlijke producten zijn ze daarentegen verpakt in ongezonde stoffen zoals verzadigde vetten en cholesterol. Met een plantaardige voeding kan men gemakkelijker gezonder eten dan met dierlijke voeding.3 Met veganisme loopt men minder risico op chronische ziekten: hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk, tientallen kankers, chronische obstructieve longziekten, dementie, Alzheimer, diabetes, zwaarlijvigheid, beroertes, nierziekten, Creutzfeldt-Jakob, allergieën en giftige stoffen (zware metalen, dioxines, PCB’s, pesticiden, brandvertragers in vissen). Veganisten hebben 15% minder risico op chronische ziekten4 en 15% minder risico op vroegtijdige sterfte5.

ii. Lichamelijke gezondheid op korte termijn. Dierlijke producten bevatten vaker ziektekiemen (bv. salmonella, E.Coli en antibioticaresistente bacteriën) dan plantaardige producten. Met veganisme loopt men minder risico op acute voedselvergiftigingen en bacteriële en darminfecties.6

iii. Geestelijke gezondheid. Plantaardige voeding bevat minder arachidonzuur en kan daardoor de gemoedstoestand verbeteren door minder stemmingswisselingen en depressies.7 Veganisme kan het moreel welbevinden verbeteren, want veganisten hebben minder last van cognitieve dissonantie die optreedt als het gedrag botst met de eigen waarden. Het voelt goed om moreel consistent te zijn en een positieve bijdrage te leveren aan jezelf, anderen en de wereld.

c. Gezondheid van de producenten

i. Lichamelijke gezondheid. Veeteelt en visserij zijn ongezonder en onveiliger dan een plantaardige voedselproductie, omwille van een

hoger risico op (dodelijke) ongevallen8, besmettingen met ziektekiemen (bv. antibioticaresistente bacteriën)9 en het inademen van fijn stof.

ii. Geestelijke gezondheid. Slachters ontwikkelen vaak een vorm van posttraumatisch stresssyndroom vergelijkbaar met dat van oorlogsoldaten.10 Dit wordt vermeden bij een plantaardige voedingsproductie.

d. Gezondheid en veiligheid van de bevolking

i. De huidige bevolking. Veeteelt vormt een gevaar voor de volksgezondheid omwille van een hoger risico op pandemieën van zoönotische ziekten (griepvirussen, antibioticaresistente bacteriën, Q-koorts…)11, meer luchtvervuiling (ammoniak, waterstofsulfide, fijn stof en smog), meer drinkwatervervuiling (nitraten) en meer toxische algen in kuststreken door overbemesting. De grootste grieppandemie (de Spaanse griep in 1919) werd grotendeels veroorzaakt door de veeteelt.

ii. De hongerige bevolking. De veeteelt zet veel eetbare voeding om in oneetbare mest. Voor dierlijke producten zoals vlees en melk heeft men al vaak meer soja nodig dan voor tofu en sojamelk, om maar te zwijgen van de andere granen die gebruikt worden als veevoeder. In vergelijking met plantaardige producten hebben dierlijke producten meer landbouwgrond nodig voor eenzelfde voedingswaarde. Door een plantaardige voedingsproductie zijn er minder voedselverliezen, hogere voedselopbrengsten per hectare en is er bijgevolg meer voedselzekerheid.

iii. De inheemse volkeren. Veeteelt veroorzaakt meer vergiftigingen door pesticidengebruik voor de productie van (vaak genetisch gemanipuleerde) veevoeders in bv. Zuid-Amerika.

iv. De toekomstige bevolking. Veeteelt vormt een risico voor toekomstige generaties omwille van de hoge bijdrage van de veeteelt aan de opwarming van het klimaat.12 Een veganistische voeding kan de uitstoot van broeikasgassen met meer dan 10% terugdringen.

v. De overheid. Door een plantaardige voeding is er minder nood aan (en dus minder uitgaven voor) medicatie en chirurgische operaties ten gevolge van ziektes.13

3) Biodiversiteit en milieu

De veeteelt en visserij hebben een hoge schadelijke impact op ecosystemen en vormen waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak van het verlies van biodiversiteit. Ongeveer 1/3 van het mondiale biodiversiteitsverlies komt door de veeteelt.14 Bij een veganistische voedselproductie is er minder verlies van planten en diersoorten en een veel lagere impact op het milieu door minder klimaatopwarming, ontbossing, pesticidenvervuiling, wateruitputting, bodemerosie, landgebruik, verzilting door irrigatie, overbemesting, verzuring door ammoniak, energieverbruik, risico’s van genetisch gemanipuleerde gewassen, overbevissing en versnippering van natuurgebieden.15 In Westerse landen is veganisme de belangrijkste maatregel om de ecologische voetafdruk te reduceren: de voetafdruk kan 10% tot 15% dalen. Dat is een grotere besparing dan andere belangrijke maatregelen zoals het isoleren van gebouwen, het gebruiken van openbaar vervoer of fiets in plaats van de wagen, het overschakelen op groene stroom en het vermijden van voedselverspilling in huishoudens.

In het derde en laatste deel van deze reeks zal een geoïstische belastingverschuiving aan bod komen. Door een belasting op de economische rente van natuurlijke voorzieningen in plaats van een belasting op arbeid, en door die belastinginkomsten (gedeeltelijk) uit te keren als een universeel basisinkomen, zijn er opnieuw heel veel winnende partijen.

Stijn Bruers

Stijn Bruers behaalde een doctoraat in de wetenschappen (theoretische natuurkunde en ecologie, KULeuven) en vervolgens in de moraalwetenschappen (UGent). Hij is projectverantwoordelijke ecologische voetafdruk bij Ecolife vzw. Als activist zet hij zich reeds vele jaren in voor mens, dier en natuur. Als vrijwilliger is hij betrokken bij verschillende organisaties die werken op het vlak van ecologie, mensenrechten, dierenrechten, sociale rechtvaardigheid, vrede en natuurbescherming. Stijn Bruers was de eerste Belg die met Sea Shepherd meevoer in Antarctica om te strijden tegen de illegale Japanse walvisjacht. Verder geeft Stijn Bruers regelmatig voordrachten en schrijft hij artikels en boeken over milieufilosofie en ethiek. Tot zijn boekpublicaties behoren Universele liefde. Naar een ecologische, spirituele levenskunst (2007) en Het Dierendebacle (2010).  Stijn Bruers was jarenlang lid van de Draaischijf van Aardewerk.