Het kostbare weefsel dat democratie heet

Het kostbare weefsel dat democratie heet

Karl Simons

De kerngedachte van dit korte essay is dat de democratische staatsvorm een heel kostbaar bezit is. De tweede kerngedachte luidt dat een democratisch bestel ook bijzonder kwetsbaar is. Als derde centrale gedachte noem ik de vaststelling dat wat democratie is vaak wordt misbegrepen.

Eerste kerngedachte: de democratische staatsvorm is kostbaar. De kostbaarheid van de democratische staat is gegrond in de definitie zelf van deze ‘organisatievorm’. De democratie zoals wij die nu kennen en waarin wij als burger in België leven, gaat rechtstreeks terug tot de door de filosoof Montesquieu in de 18e eeuw bedachte dubbele definitie: de democratie ontstaat waar de macht onder verschillende spelers wordt verdeeld en niemand van de machthebbers heeft de mogelijkheid op een onverdeelde en onbeperkte machtsuitoefening. Ten tweede is de macht niet het bezit van een of van enkele individuen, maar van alle burgers.

Dit theoretische model is een reactie op het bestaande machtsmodel in de tijd van Montesquieu: de absolute monarchie. In de absolute monarchie vertrekt alle macht binnen de staat vanuit de figuur van de vorst. De vorst maakt wetten, ziet erop toe dat die worden nageleefd zoals de vorst dit wenst, en wanneer de vorst vaststelt dat een burger de wet niet naleeft, is het ook weer het gezag van de vorst dat de overtreder zal straffen. Bovendien was de vorst aangeduid ad vitam, voor het leven.

Dit theoretische model was al lang niet meer zo absoluut in Montesquieu’s tijd. In Frankrijk bijvoorbeeld moest de vorst al vele eeuwen de vergadering van de ‘staten’ naast zich tolereren. De Statenvergadering was samengesteld uit vertegenwoordigers van de drie standen: geestelijkheid, adel en de rijke burgerij. De ‘staten’ waren meestal nodig om hun akkoord te geven als de vorst belastingen wou innen. Ook binnen de rechtspraak had de vorst al lang niet meer alle autoriteit.

Dit lezende zien we dat Montesquieu vertrekt vanuit een bestaand denkkader, maar dit model doortrekt tot nieuwe conclusies.

Om terug te komen op ons eerste uitgangspunt: Waarom is dit model zo kostbaar? Omdat een staat gebouwd volgens dit model het individu beschermt tegen het gebruik van macht. De vorst kon beslissingen nemen die ingingen tegen de belangen van zijn burgers. Hij kon alle kritiek tegen genomen beslissingen negeren en onruststokers oppakken en berechten naar eigen wens. Het individu, zelfs de optelsom van alle onderdanen, was ondergeschikt aan de overheersende wil van de monarch.

Om te weten waarover dit gaat, volstaat het de krant open te slaan en te lezen wat er gebeurt met mensen die afwijkende meningen hebben in landen waar gezag nog absoluut is. Maar het gaat nog veel verder dan individuele vervolging. Dergelijke absolute gezagsvormen tonen keer op keer aan dat gemeenschapsmiddelen worden ingezet voor doelen waar de gemeenschap weinig tot geen voordeel uit haalt: persoonlijke verrijking op enorme schaal voor een kleine kring aan getrouwen en buitensporige investeringen in leger, politie en verwante instituten.

Een democratie dwingt de machthebbers respect te hebben voor algemene en individuele belangen, zelfs al heeft dit nadelige effecten voor de persoon die de macht uitoefent. De ingebouwde garantie dat dit gebeurt is natuurlijk de rechterlijke macht: de overheid voorziet zelf de nodige middelen om instituten in het leven te roepen die tot taak hebben

diezelfde overheid terecht te wijzen en te bestraffen, wanneer na toetsing blijkt dat de overheid onwettig handelt of in strijd met universele waarden.

En dus concluderen we dat de democratische staatsvorm, naar voorbeeld van Montesquieu, kostbaar is. Door de opdeling in een macht die de regels maakt (het parlement bestaande uit leden die door de burgers op regelmatige tijdstippen worden verkozen), een macht die de regels uitvoert (gaande van regering tot ambtenaar) en een macht die de toepassing van de regels controleert (de rechterlijke macht), ontstaat een evenwicht waarbij geen enkele van de drie alle macht bundelt of domineert.

Een bijkomende rem op ongebreidelde machtsuitoefening wordt gevormd door de beperking in de tijd van de uitoefening van macht. De vorst uit het eerste model was aangesteld voor het leven. Democratische machtsuitoefening is per definitie beperkt in de tijd. Men heeft, beperkte, macht tot aan de volgende verkiezingen. De ‘tijdelijkheid’ van macht leerde Montesquieu bij de oude Romeinen. Tijdens de hoogdagen van de Romeinse republiek kon een politicus een functie maar voor de duur van een jaar uitoefenen. Daarna kon hij gedurende meerdere jaren geen kandidaat zijn voor een nieuwe openbare functie.

Uiteindelijk kent ons model nog een laatste of vierde macht. Hoewel Montesquieu strikt genomen er zelf deel van uitmaakte, nam hij de zgn. vierde macht niet mee op in zijn model. De vierde macht kennen wij ondertussen als de media en het is inderdaad correct dat de burger maar correcte beslissingen kan nemen wanneer hij beschikt over juiste informatie. Regimes die macht op totalitaire wijze invullen, zullen ook steeds trachten de informatiestromen onder controle te houden.

Reeds in de 18e eeuw circuleerde dergelijke informatie reeds vaak via kranten, maar informatie circuleert vandaag niet alleen dankzij kranten, radio, televisie. Ondertussen is het aantal media zo uitgebreid, dat deze al lang niet meer beperkt zijn tot de klassieke krant of het klassieke televisiejournaal en, opnieuw, moeten we stellen dat een democratie maar ‘democratisch’ is als ook de media niet over een absolute macht beschikken. Zowel de wetgevende als de uitvoerende, de rechterlijke en de informerende macht mogen geen absoluut of onbeperkt karakter hebben.

Tweede kerngedachte. Het democratische staatsbestel, zoals teruggaande tot het model van Montesquieu, is kwetsbaar.

De kwestie is mooi verwoord door filosoof Sam IJsseling: toen koning Lodewijk XVI het schavot betrad en onder de guillotine het hoofd verloor bleef de troon leeg achter. Voor IJsseling vormt die lege troon het historische begin van de democratie. De troon die leeg achterblijft, vormt ook de noodzakelijke voorwaarde om tot een democratische staat te komen, maar het leeg houden van de troon is ook de grootste uitdaging.

De troon die leeg blijft is een andere manier dan zeggen dat de macht verdeeld wordt onder verschillende individuen, wier macht ook in de tijd is beperkt, zodat niemand alle macht in handen heeft. De democratie heeft de koning van zijn troon gelicht; niemand mag meer de troon beklimmen en alle macht op een onbeperkte wijze opeisen. Waarom is dit model kwetsbaar? De lege troon oefent een ontzaglijke aantrekkingskracht uit op de burgers en de machthebbers. Democratie werkt langzaam en via het compromis. Dat kan niet anders omdat niemand binnen dit model de absolute macht bezit. De absolute monarch kon, uit alle mogelijke politieke koersen, die ene koers volgen die hij verkoos en, ondanks kritiek, alle hem ter beschikking staande middelen inzetten dat ene doel te bereiken.

Die daadkracht ontbeert de democratie. De uitvoerende macht heeft de wetgevende macht nodig wil het een nieuwe regel in het leven roepen. De uitvoerende macht mag

aan de regel ook geen eigen koers geven, want wordt opnieuw door die wetgevende macht gecontroleerd. Overtreedt de uitvoerende macht toch de regel, dan zal de rechterlijke macht optreden en de uitvoerende macht terechtwijzen. Ondertussen kan de vierde macht hier op vrije wijze continu over berichten, zodat alle burgers kunnen volgen wat er gebeurt. En als laatste, maar niet als minste, is er niet meer één wil of wens. De wil van de vorst was de wil van het volk. Wanneer de macht van de troon oningevuld blijft, verschuift de macht naar het geheel van de burgers. Het is tegelijk het einde van een unieke wil die vervangen wordt door honderden, duizenden miljoenen ideeën, wensen en verlangens.

Dit vormt, opnieuw, de kern van een democratische bestuursvorm. Tegelijk, en dit is bijzonder actueel, creëert dit een ontzettend verlangen naar daadkracht. Regimes die minder scoren op vlak van democratische spelregels, kunnen erg daadkrachtig overkomen.

Tegelijk heeft die daadkracht een groot minpunt. Een absoluut regime zal, om snelle resultaten te halen, daarvoor middelen inzetten die elders worden weggehaald. Zo’n regime kan, om maar een voorbeeld te geven, de nodige financiën halen bij de post ‘onderwijs’ en noodzakelijke middelen om voldoende en goed onderwijs aan te bieden inzetten, om in sneltempo het land vol te bouwen met nieuwe snelwegen. Misschien ligt er een dorp midden op de route van zo’n aan te leggen snelweg. Men vraagt de inwoners weg te gaan, zo niet sturen ze de bulldozers. Erg daadkrachtig, maar minder gesmaakt door leerlingen en ouders, minder gesmaakt door de inwoners van het bewuste dorp. Ervaring met die daadkracht voorafgaand aan 1789 bracht ons ertoe dergelijke snelheid in beslissen ondergeschikt te maken aan de bescherming van de burgers. Het gebrek aan respect voor de individuele belangen van de burgers creëerde juist de democratische staatsvorm.

In het huidige politieke debat is de daadkracht van de overheid duidelijk een thema. Bepaalde politieke partijen, individuele burgers, belangengroepen en ook vanuit de media wordt regelmatig de kritiek herhaald dat er geen of onvoldoende ‘knopen worden doorgehakt’. Sommigen maken hiervan een breekpunt.

Deze continue eis snel en daadkrachtig te zijn is niet anders dan het verlangen dat iemand de troon beklimt en de rol op zich neemt van de absolute machthebber, niet gehinderd door allerlei beperkende en vertragende controlemechanismen. Deze mechanismen en beperkingen vormen echter juist de kern van de democratie. De steeds luider wordende eis tot daadkracht vormt een reële dreiging voor onze democratie.

Democratie wordt vaak misbegrepen. Vaak hoor je iemand zeggen dat democratie de wil is van de meerderheid. In werkelijkheid is dit een misvatting. De meerderheid speelt inderdaad een rol. De afgesproken spelregels geven bijvoorbeeld aan dat de groep die een meerderheid van de stemmen vertegenwoordigt de uitvoerende macht kan opnemen. Een meerderheid is opnieuw nodig om een nieuwe regel aan te nemen.

Dit principe is echter niet allesoverheersend. Zo is de regel dat de uitvoerende macht een meerderheid nodig heeft om te kunnen beslissen, niet wijzigbaar zodat ook een minderheid kan beslissen, zelfs al wordt dit door een meerderheid goedgekeurd. Democratie is nl. een ideologie, binnen ons bestel zelfs een dogma. Wanneer het parlement het principe zou wijzigen dat beslissingen mogelijk zijn zonder meerderheid, dan houdt de democratie op te bestaan en zullen allerhande noodprocedures in werking treden om dit proces onmiddellijk stop te zetten.

Ook op andere beleidsdomeinen, zullen dergelijke mechanismen in werking treden. Wanneer de overheid een beslissing neemt die de integriteit en waardigheid van een

burger in gevaar brengt, dan zal die overheid worden terechtgewezen, zelfs al wordt dat beleid door een meerderheid gedragen.

Het is daarom ook juist zo zorgwekkend dat de eis van daadkracht onze gezagvoerders continu opzweept. Zo komt het dat een lid van de uitvoerende macht, na ‘snelle en daadkrachtige actie’ waarbij spijtig genoeg wetsregels niet werden gerespecteerd en individuele belangen met de voeten werden getreden, terechtgewezen moest worden door de rechterlijke macht, waarna de politicus komt vertellen dat de regels dan maar aangepast moeten worden en zelfs de rechterlijke macht moet worden afgebouwd.

Wie zoiets doet en vertelt pleegt roofbouw op het democratische bestel en geeft uiting aan de ambitie de lege troon te beklimmen en dus, er is geen andere mogelijkheid, de democratie te vervangen door een totalitaire staat.

Hoe frustrerend ook, een democratische staat houdt rekening met de integriteit van elke individuele burger. Dit maakt, en dat merken wij continu, een democratische staat traag en weinig daadkrachtig.

Conclusie. De mens heeft uitgebreid ervaring met vormen van absolute macht. Totalitaire macht heeft als ‘voordeel” dat daadkrachtig wordt bestuurd. Reeds enkele eeuwen geleden is een beweging ontstaan om absolute macht waar mogelijk in te perken, om de eenvoudige reden dat absolute macht geen inspraak en tegenspraak duldt en een lange en verschrikkelijke traditie heeft in te gaan tegen zowel het algemene als het individuele belang.

De democratie heeft als oplossing voor dit misbruik van de macht een systeem gecreëerd waar de macht wordt opgedeeld onder verschillende instituten en onder zoveel mogelijk verschillende individuen. De macht van elk instituut of elke persoon is nauw omschreven. Naast een opdeling in bevoegdheden wordt macht ook beperkt in de tijd. Met andere woorden: de plaats van de koning wordt niet meer ingevuld.

Daarnaast berust de democratie op een reeks spelregels die onaantastbaar zijn. Over een mensenleven en over de basisrechten van elke inwoner is geen onderhandelen mogelijk. Een democratie is tegelijk onmogelijk complex. De wil van de koning is vervangen door de wil van de vele (miljoenen) inwoners. Een consensus bereiken is m.a.w. moeilijk en gaat met compromissen gepaard. Tegelijk verlopen zowel het proces om tot beslissingen als tot resultaten te komen erg traag door de opdeling van macht in meerdere spelers, die elkaar wederzijds controleren en in evenwicht houden.

Vanuit zowel de burger als vanuit de machthebber creëert dit een gevoel van frustratie. De burger wil snelle resultaten. De machthebber wil snel beslissen. De frustratie komt voort uit misvattingen over de democratie, zoals de waan van het overwicht van de helft plus één.

Wanneer machthebbers en burgers niet meer aanvaarden dat traagheid en compromis directe gevolgen zijn van het democratische model. Wanneer zij geloven dat dit eigenlijk uitwassen zijn van een gecorrumpeerde staat. Wanneer de roep luider wordt dat machthebbers al die beperkende regels, broze evenwichten en individuele bescherming beter opzijzetten zodat snel, daadkrachtig en compromisloos wordt bestuurd. Wanneer de roep herhaaldelijk wordt herhaald dat een machthebber de opgelegde beperkingen (in tijd en qua bevoegdheid) best naast zich neerlegt en dat hij de lege troon van de onthoofde koning beklimt, dan betekent dit dat een democratische staatsvorm in ernstige crisis verkeert. De troonsbestijging van de nieuwe koning zal immers het einde betekenen van de democratie.

Spijtig genoeg leert het verleden ons dat geen enkele absolute machthebber het algemeen belang respecteert. De lijst van individuele slachtoffers van totalitaire machthebbers is eindeloos lang.

Het wordt tijd dat politici en media de burger vertellen dat, willen de burgers hun bescherming blijven genieten, geduld nodig zal zijn en bereidheid via compromis tot beleid te komen. Het gaat weliswaar traag, maar met respect voor ieders standpunt en belangen, en met respect voor de rechten van elke inwoner. De geschiedenis heeft ons dit geleerd. Laat ons geen oude fouten herhalen.

Karl Simons

Karl Simons studeerde filosofie aan de Katholieke Universiteit Leuven en is werkzaam bij de federale overheid in de context van organisatieontwikkeling. Sedert januari 2013 is hij voor de partij Sp.a raadslid in de districtsraad van Antwerpen-Ekeren.