Ons gedrag als consument zet de democratie onder druk

Ons gedrag als consument zet de democratie onder druk

Stefan Somers

Onlangs was er een interessante documentaire te zien op Panorama over de prijs die we allen betalen voor goedkoop voedsel. In deze documentaire werd uitgelegd hoe de concurrentieslag tussen verschillende supermarkten ertoe leidt dat boeren in steeds slechtere papieren komen te zitten en steeds meer verarmen. Er werd zelfs gesproken van een nieuw ‘Bangladesh in de polders’ (om dan nog maar te zwijgen over de gevolgen voor de voedselkwaliteit). Luc Ardies van Unizo liet zich in deze context het volgende ontvallen: “Ik moet soms glimlachen als mensen op straat komen protesteren tegen de wantoestanden in Bangladesh, kinderarbeid in een textielfabriek en tegelijkertijd een T-shirt dragen dat komt van Bangladesh of Vietnam. Goedkope prijs heeft een keerzijde. Er is altijd een achterkant aan de medaille. Goedkoop bestaat niet. Iemand betaalt de prijs daarvoor.”

Dezelfde ironie als diegene die Ardies hier aanwijst, deed zich enkele weken geleden voor toen een menigte kwam opdraven voor de opening van Primark. De opening van deze kledingwinkel die nog goedkoper is als al de anderen lokte een heuse stormloop uit waarvoor zelfs de politie moest uitrukken. Dat alles gebeurde in een periode waarin heel politiek België op stelten stond omwille van de besparingen waarvoor er volgens de regering geen alternatief bestaat en die door de oppositie worden verworpen omdat ze alleen de zwakkeren in de samenleving zou treffen terwijl de rijken vrijuit zouden gaan.

Alexis de Tocqueville

Welnu, als ik de opening van Primark zie of de woorden van Luc Ardies lees, dan moet ik steeds denken aan een passage uit het boek Over de democratie in Amerika dat in het midden van de negentiende eeuw werd geschreven door de Franse aristocraat Alexis de Tocqueville. In dit boek waarin Tocqueville de aard en de opkomst van de democratie bespreekt, schrijft hij: “Ik heb dikwijls gehoord hoe Engelse grootgrondbezitters zich gelukkig prezen met het feit dat zij in onze dagen veel meer geld met hun grondbezit verdienen dan hun vaders. Zij hebben wellicht gelijk zich daarover te verheugen maar zij weten beslist niet waarover zij zich verheugen. Zij denken een nettowinst te behalen, maar zij hebben alleen maar geruild. Zij staan hun invloed af voor baar geld en wat zij aan geld verdienen zullen zij weldra aan macht verliezen.”

Tocqueville omschrijft hier de evolutie waarbij aristocratische grootgrondbezitters (denk aan de personages uit de romans van Jane Austen) steeds betere voorwaarden aan hun pachters gaven. Ze vroegen een steeds kleiner deel van de opbrengst van de oogst. Omdat de pachters op die manier meer loon naar werk kregen, gingen ze harder werken wat uiteindelijk ook in het voordeel van de grootgrondbezitters uitdraaide. Doordat de productiviteit van de pachters toenam, hielden de grootgrondbezitters bij een kleinere heffing uiteindelijk meer geld over. Als u de term grootgrondbezitter vervangt door staat, de term pachter door de belastingplichtige en de verzuchtingen van de liberalen bekijkt, dan begrijpt u perfect waarover ik het heb. Dat is overigens geen toeval, Tocqueville schreef enkele decennia na Adam Smith die net in dit mechanisme één van de belangrijkste grondslagen voor het economisch liberalisme zag. Adam Smith was van mening dat men de boer beter volle eigendom over zijn gronden zou geven opdat hij ten volle zou kunnen profiteren van de opbrengst van zijn arbeid.

Financiële wereld, machtiger dan politiek

Maar het citaat van Tocqueville gaat niet alleen over economisch profijt. Tocqueville schrijft eigenlijk dat het economisch gewin soms een trade-of is. De aristocraten leveren op lange termijn hun macht in voor economisch profijt op korte termijn. De idee

daarachter is dat naarmate de pachters meer en meer geld verdienen, zij op termijn onafhankelijker worden en zich beter tegen de grootgrondbezitters kunnen weren. Arme drommels kunnen zo uitgroeien tot een trotse middenklasse die inspraak in het bestuur eist en op die manier geleidelijk aan de aristocratie vervangt door de democratie. De veranderende pachtverhoudingen waren uiteraard niet de enige maatschappelijke verandering die de opkomst van de middenklasse en de democratie in de achttiende en negentiende eeuw in de hand werkten (Tocqueville wijst ook op de opkomst van de handel, de vrije beroepen, veranderingen in het erfrecht,…), maar het was wel een mechanisme dat kon verklaren waarom aristocraten de opkomende democratisering niet preventief de kop in drukten. Het geldelijk gewin op korte termijn maakte hen blind voor de neergang van hun maatschappelijke positie op langere termijn.

De vraag die zich nu stelt is of we vandaag niet het omgekeerde zien gebeuren. De Franse miljardair, mediamagnaat en journalist Jean-Louis Servan Schreiber heeft recentelijk een boek geschreven met de veelzeggende titel: Pourqoui les riches ont gagnés. De bottom line van het boek is de boodschap dat de allerrijksten de laatste decennia enorm veel geld en macht hebben gewonnen en nu in staat zijn om democratieën tegen elkaar op te zetten. Volgens Servan Schreiber komt de democratie onder druk te staan omdat de financiële wereld (die niet gebonden is door grenzen of verkiezingen) machtiger is geworden dan de politiek. Het gevolg daarvan is dat politici vandaag steeds meer moeten functioneren binnen de krijtlijnen die de financiële markten en internationale bedrijven uittekenen. We kunnen nog wel gaan stemmen, maar uiteindelijk heeft onze regering geen keuze en zal ze aan de verzuchtingen van de financiële markten tegemoet moeten komen.

Multinationals

Cynisch daarbij is dat we ons geld ondertussen uitgeven in de grote anonieme en monotone, haast communistisch aandoende vestigingen van grote multinationals. We doen dat omdat het goedkoop en gemakkelijk is. We lijken daarbij echter te vergeten dat het dezelfde multinationals zijn als diegene waarover we ons verontwaardigen als blijkt dat ze belastingen ontduiken of ontwijken, dezelfde multinationals die steeds harder op de loonkosten drukken, die regeringen tegen elkaar uitspelen en onder druk zetten met de dreiging hun vestigingen naar het buitenland te verhuizen en diezelfde multinationals die in handen zijn van mensen die meer geld verdienen dan de meesten onder ons nog maar kunnen bevatten.

Ik wil daarbij niet zeggen dat multinationals of hun bezitters slecht zijn. Het zijn vehikels van onze economie die ons heel veel welvaart hebben bezorgd, welvaart die we anders misschien nooit gekend zouden hebben. Maar dat doet geen afbreuk aan mijn vrees dat ze een te sterke positie in onze maatschappij innemen. Ik stel me dan ook de vraag of ik cynisch ben als ik de woorden van Tocqueville vandaag als volgt zou herschrijven: Ik heb dikwijls gehoord hoe mensen uit de middenklasse zich gelukkig prezen met het feit dat zij in onze dagen veel meer spullen met hun geld kunnen kopen dan hun vaders. Zij hebben wellicht gelijk zich daarover te verheugen maar zij weten beslist niet waarover zij zich verheugen. Zij denken een nettowinst te behalen, maar zij hebben alleen maar geruild. Zij staan hun invloed af voor baar geld en wat zij bij het inslaan van goedkope spullen besparen zullen zij weldra aan macht verliezen.

Stefan Somers

Stefan Somers studeerde geschiedenis, rechten en politicologie aan de universiteiten van Antwerpen en Leuven. Sedert 2010 is hij als assistent werkzaam aan de Faculteit Rechten van de Vrije Universiteit Brussel en bereidt hij een doctoraatsverhandeling voor over de verhouding van mensenrechten en strafrecht.