Gelukkiger leven door grenzen aan de overvloed

Gelukkiger leven door grenzen aan de overvloed

Dit artikel verscheen in de nieuwsbrief oktober-november-december 2006

Door Marius de Geus

Een basisgedachte van de moderne tijd is de idee dat het bevorderen van economische groei het welzijn van de mens zal vergroten. In de politiek staat dan ook het streven centraal om de productie te vergroten en de consumptiemogelijkheden uit te breiden. Meer algemeen wordt onze maatschappij beheerst door de gedachte dat groei, grensverlegging en materiële overvloed de voorkeur verdienen boven groeibeperking, het respecteren van grenzen en soberheid.

Maar valt wel vol te houden dat economische groei en toename van productie en consumptie leiden tot een vergroting van menselijk geluk? Is het niet veel eerder zo dat het in acht nemen van grenzen in de vorm van zuinig, matig en sober leven het bestaan verrijkt en mensen juist gelukkiger maakt? Bestaat er feitelijk een tegenstelling tussen zuinigheid en overvloed of leidt een minder consumptieve levensstijl in de regel tot meer voldaanheid, welzijn en geluk?

Wie de literatuur er op naslaat komt al snel tot de conclusie dat er geen direct verband bestaat tussen economische groei en het niveau van menselijk geluk. (zie bijvoorbeeld Juliet Schor, The Overspent American (1998), Tim Kasser, The High Price of Materialism (2002), en Clive Hamilton, Growth Fetish (2004).

Voorbeelden zijn zorgzaamheid, vriendschap, welbevinden, aandacht voor de omgeving, maar ook liefde en zingeving. Terwijl in politiek en economie wordt gestreefd naar de bevrediging van materiële behoeften, verdwijnt de aandacht voor intermenselijke en spirituele aspecten op de achtergrond: ‘Het paradoxale van de situatie is (…) dat gevoelens van onvoldaanheid en innerlijke leegte wijdverbreid zijn. Wij leven met andere woorden in een cultuur die wat de uiterlijke kant van het bestaan betreft rijk voorzien is, maar die ons wat de diepere lagen van het bestaan in de kou laat staan’ (p. 163).

Hier ligt de sleutel tot een antwoord op de vraag of het in acht nemen van grenzen in de vorm van zuinig, matig en sober leven het bestaan verrijkt en mensen gelukkiger maakt. Bij een eenvoudiger levensstijl ligt de nadruk niet op uiterlijke kenmerken van succes (een grote auto, merkkleding), maar op de innerlijke aspecten van menselijk welzijn. Van der Wal noemt bijvoorbeeld ontspannenheid, vriendelijkheid, rust, evenwichtigheid, het besef te leven in een zinrijke wereld (p. 163). Daarnaast zou men kunnen noemen een sterke gerichtheid op aandacht voor medemensen, het genieten van zinvol werk, het bijdragen aan de gemeenschap, en het belang van de spirituele dimensie: op een waardige wijze ‘zijn’, in plaats van gedachteloos veel spullen ‘hebben’.

Zelf heb ik veel geleerd van utopische denkers als Thomas More (Utopia), Henry David Thoreau (Walden) en William Morris (News from Nowhere). Het fundamentele idee van welzijn, geluk én overvloed van deze denkers bestaat uit zelfontplooiing, het verrichten van creatieve, artistieke en intellectuele activiteiten, het hebben van liefdevolle sociale relaties, het beleven van plezier aan de natuur, en het genieten van een welbesteed leven met voldoende vrije tijd.

Dit is ook de bevinding van prominente psychologen zoals Richard Ryan en Tim Kasser . In hun wetenschappelijke onderzoeken wordt bevestigd dat een materialistische levensinstelling en een focus op verbruiksgoederen mensen ongelukkig maakt. De wens om telkens meer te bezitten leidt tot een zware geestelijke belasting. Onzekerheid en stress zijn vaker aanwezig bij materialistisch ingestelde personen, net als gevoelens van depressie en vervreemding. Deze mensen moeten harder werken om al hun goederen te kunnen aanschaffen, onderhouden, en weer te vervangen. Hierdoor houden zij relatief weinig tijd over voor al die andere meer elementaire vormen van welbevinden: ‘living, loving and learning’ (in Kasser 2002: p. xi)

De conclusie luidt dan ook dat het stellen van grenzen aan puur materiële overvloed niet de mogelijkheden beperkt, maar deze juist verruimt voor andere, meer waardevolle dimensies van geluk en welzijn. Waar materialisme leidt tot geestelijke leegheid en het nastreven van uiterlijkheden, creëert een minder consumptieve leefwijze de mogelijkheid tot innerlijke ontwikkeling, ontspannenheid, en tevreden zijn. Niet alleen om milieuredenen is een levensstijl van zuinigheid, matigheid en soberheid wenselijk, maar ook om een maatschappij te realiseren die de innerlijke voorwaarden van welzijn in ruime betekenis bevordert.

Een dergelijke benadering zal ons voeren naar een verbetering van de algemene kwaliteit van het leven en ruimte bieden voor geestelijke, morele en sociale vooruitgang. De vermeende tegenstelling tussen zuinigheid en overvloed is niet houdbaar. Een minder consumptieve levensstijl stelt ons in staat om overvloedig van het leven te genieten en gelukkiger te zijn.

Geraadpleegde literatuur:

  1. Clive Hamilton, Growth Fetish, Allen & Unwin, Sydney 2003
  2. Tim Kasser, The High Price of Materialism, MIT Press, Cambridge 2002
  3. Juliet Schor, The Overspent American; why we want what we don’t need, Basic books, New York 1998
  4. Koo van der Wal en Bob Goudzwaard (redactie), Van Grenzen Weten: Aanzetten tot een nieuw denken over duurzaamheid, Damon, Budel 2006.
  5. Marius de Geus, The End of Over-consumption: Towards a lifestyle of Moderation and Self-restraint, International Books, Utrecht 2003.