Overbevolking voor links-groen. Deel II

Overbevolking voor links-groen. Deel II

Stijn Breurs

In deel I bespraken we de mondiale ecologische rechtvaardigheidscrisis vanuit een links-groen perspectief. Vooral vanuit een links-biocentrische visie stelt deze crisis zich uiterst scherp omwille van twee redenen. Ten eerste stelt een biocentrische visie zware normatieve eisen aan de technologie, waardoor een technologisch optimisme misplaatst is. Ten tweede stelt deze visie dat we niet enkel mogen kijken naar het antropocentrische draagvlak van de aarde, de capaciteit om enkel mensen op een duurzame wijze een waardig leven te geven. Daar elk leven het recht heeft om op een waardige manier te leven, moeten we kijken naar het biocentrisch draagvlak. Dat laatste is duidelijk overschreden gezien de huidige drastische daling van de biodiversiteit. Vandaar dat er twee samenhangende strategieën dienen uitgevoerd te worden: een daling van de overconsumptie en een daling van de overbevolking.

In dit tweede deel gaan we drie moeilijke problemen behandelen vanuit een links-biocentrisch perspectief. We bespreken achtereenvolgens migratie, vergrijzing en geboortebeperking.

Migratie

Kijken we naar een land als België, dan zien we dat in 2003 de bevolking steeg met ongeveer 50.000 (NIS). De natuurlijke aangroei (geboortes min sterftegevallen) bedroeg slechts 5000, de overige 45.000 mensen waren immigranten. Ook in andere rijke westerse landen is het aandeel van de immigratie op de bevolkingsgroei relatief groot. Het is daarom niet verwonderlijk dat talrijke westerse organisaties die de overbevolkingsproblematiek als kernpunt aankaarten, ook een restrictief en selectief immigratiebeleid propageren. We denken aan bijv. Optimum Population Trust en Population Growth & Migration (VK), Global Population Concerns (Canada), Population Coalition, Californians for Population Stabilization, Floridians for a Sustainable Population, World Overpopulation Awareness, Alliance for Stabilizing America’s Population en Negative Population Growth (VS), Sustainable Population Australia, Stichting de Club Van Tien Miljoen (Nl), Garrett Hardin Society en vele andere. Een stevige lijst… Daarnaast zijn er nog talrijke groenrechtse of zelfs extreemrechtse organisaties (die vaak onder de naam ‘Nieuw Rechts’ naar buiten treden), evenals denkers als Edward Goldsmith (1992) en Garrett Hardin (1993), die omwille van het milieu bezorgd zijn over de stijgende bevolkingsdruk en consumptiedrang, maar die ook pleiten tegen immigratie.

Het risico bestaat dat bij dergelijke nieuwrechtse, groenrechtse en overbevolkingsorganisaties subtiele en verdoken vormen van racisme aanwezig zijn. We gaan even kort in op enkele nieuwrechtse aspecten. In Frankrijk tracht bijvoorbeeld de nieuwrechtse beweging GRECE het Deep Ecology gedachtegoed naar zich toe te trekken. De Deep Ecology (waar ook het links-biocentrisme zich in situeert) is een brede internationale beweging van individuen en organisaties die zich scharen achter het achtpunten platform opgesteld door de filosofen Naess en Sessions (www.deepecology.org/platform.htm). De Deep Ecology is voornamelijk aan de linkse kant van het politieke spectrum gepositioneerd, maar wat voor groen- en nieuwrechts interessant is, zijn punten twee en vijf van het platform. Kort samengevat: culturele en biologische diversiteit zijn intrinsiek waardevol en om deze waarde te respecteren is een daling van de menselijke bevolking noodzakelijk.

Nieuw Rechts stelt dat multiculturalisme leidt tot vervlakking en homogeniteit. Om culturele diversiteit te bewaren stellen ze dat het beter is om een segregatiepolitiek te voeren: elke cultuur blijft op diens eigen grondgebied. Turken in Turkije zijn wel gelijkwaardig met Vlamingen in Vlaanderen, maar problemen beginnen als Vlamingen naar Turkije gaan of Turken naar Vlaanderen. Allochtonen zijn een bedreiging en hebben bijgevolg vanuit het oogpunt van de maatschappelijke stabiliteit minder rechten en waarden. Om hun argumentatie te staven verwijst Nieuw Rechts naar de ecologie. De stabiliteit van ecosystemen wordt bedreigd door exoten, uitheemse planten en dierensoorten die het ganse systeem als het ware kunnen overwoekeren. Wetenschappelijke studies tonen aan dat exoten wel degelijk kunnen resulteren in een daling van de biodiversiteit. Talrijke natuurverenigingen hebben beheersplannen waarbij ‘segregatie’ en het bestrijden van de exoten belangrijk is. Daar Deep Ecology tracht het antropocentrisme te overwinnen door een biocentrische visie in de plaats te stellen, kan men potentieel tot heel gevaarlijke conclusies komen. Stellen we planten en dieren gelijkwaardig aan mensen en rechtvaardigen we het bestrijden van exoten omwille van stabiliteit en biodiversiteit, dan kan men allochtonen en migranten gaan bestrijden als waren ze een plaag en een bedreiging voor de stabiliteit en diversiteit van culturen.

Bovenstaande nieuwrechtse redenering heeft een cruciale vooronderstelling die te maken heeft met een pessimistische perceptie van de menselijke conditie. Nieuwrechtse denkers beweren vaak zelf niet xenofoob te zijn, maar ze stellen dat de mens nu eenmaal van nature xenofobisch is. De mens is niet maakbaar tot het hebben van vreemdenliefde. Als er veel immigranten zijn, zullen er ‘natuurlijke afstotingsverschijnselen’ optreden. Nieuw Rechts stelt niet tegen migranten op zich te zijn, maar het is voor ieders bestwil de migranten buiten te houden, want doet men dat niet, dan zal ‘de man in de straat’ zich onveilig voelen en in opstand komen. De resulterende burgeroorlog zal zowel voor autochtoon als allochtoon nadelig zijn.

Daar politiek links veel belang hecht aan mensenrechten, gelijkwaardigheid en solidariteit met de zwakkeren, is het duidelijk dat overbevolking voor links-groen een andere invalshoek heeft die zich sterk distantieert van bovenstaande rechtse tendensen met betrekking tot migratie. Links-groen is veel optimistischer over de menselijke conditie en de maakbaarheid van de mens. Talrijke voorbeelden kunnen aangehaald worden van culturele en maatschappelijke invloeden die ‘natuurlijk’ gedrag van de mens sturen of onderdrukken. Sociale structuren zijn medebepalend voor de mens. In die zin is de menselijke cultuur veel flexibeler dan de ecologische natuur. Natuurlijke exoten laten zich niet vrijwillig integreren, maar allochtonen zijn wel in staat tot vrijwillige integratie (en autochtonen tot vrijwillige verdraagzaamheid: anders wek je de indruk dat het probleem alleen bij de allochtonen ligt!). Met ‘integreren’ bedoelen we een gedrag vertonen dat de stabiliteit en diversiteit niet aantast. Dit vereist niet dat de allochtoon zich volledig aanpast aan al de gewoontes, tradities en culturele regeltjes van de autochtonen. Wederzijds respect voor eigenheid en andersheid is wel degelijk denkbaar in een multiculturele samenleving.

Daarnaast is het interessant te vermelden dat er tendensen zijn binnen de Deep Ecology-beweging die veel nadruk leggen op de spirituele transformatie van de mens, precies om de immorele aspecten (xenofobie, egoïsme,…) van de menselijke conditie te overwinnen.

Toch blijft migratie een punt van discussie, ook voor links-groen, omwille van drie redenen. Ten eerste kan meer internationale migratie de snelheid van de mondiale bevolkingsgroei verhogen. Dit volgt uit demografische modellen, maar is ook eenvoudig in te zien door te bedenken dat de menselijke populatie in een wereld zonder migratie zeer klein zou zijn aangezien de bevolking dan enkel in Afrika gelokaliseerd zou zijn. Echter, door te kijken naar de praktijk, zien we dat migratie ook dempend kan werken op de groei. Indien mensen uit landen met een groot geboortecijfer migreren naar landen met een laag geboortecijfer, kunnen ze na verloop van tijd door de culturele invloed de vruchtbaarheid van die laatste landen overnemen. Netto bekeken zal dan op wereldschaal het vruchtbaarheidscijfer dalen. Ten tweede kan in een wereld met migratie het lokale ecologische draagvlak sneller overschreden worden. Stel dat er op plaats A een grote bevolkingsdruk is zodat vele mensen migreren naar plaats B, in de hoop dat daar weinig mensen zijn. Indien die migranten een gebrek aan informatie hebben, zou het kunnen dat ze niet weten dat B ook reeds dichtbevolkt is. Het draagvlak van B kan door de toevloed aan migranten worden overschreden. Dit is een dagdagelijks fenomeen, vooral in Afrika. Dit probleem kan worden opgelost door de migranten voldoende te informeren. Voor het mondiale ecologische draagvlak is het probleem kleiner, want het is duidelijk dat migratie een ‘zero-sum’ is: op plaats B stijgt de bevolking evenveel als op plaats A daalt. Waar we vanuit een groene visie wel moeten voor oppassen, is migratie naar ecologisch kwetsbare, zeldzame of soortenrijke gebieden, zoals biologische ‘hot-spots’.

Komen we ten slotte bij het belangrijkste discussiepunt m.b.t. migratie. De linkse solidariteit met de zwakkere impliceert een gastvrijheid voor iedereen die het moeilijk heeft. Asielzoekers, politieke vluchtelingen, economische migranten, al die mensen hebben een gegronde reden om naar de beloofde landen te verhuizen, want anders zouden ze er niet zoveel voor over hebben. En de rijke mensen in die beloofde landen zijn moreel verplicht deze mensen uit hun ellende te helpen. Naast dit linkse altruïsme is er ook een gelijkwaardigheids- en rechtvaardigheidsideaal. Als wij naar de stad mogen trekken op zoek naar beter werk, dan heeft elke mens op aarde ook dat recht. Als wij op elke legale plaats in ons land mogen gaan wonen, dan heeft iedere wereldburger ook dat recht. Als wij nooit ‘illegaal’ zijn in ons land zolang we de ethisch verantwoorde wetten naleven, dan mag een immigrant die ook deze wetten naleeft ook niet het label ‘illegaal’ opgekleefd krijgen. Een streek als Europa en een land als België worden pas groots in moreel opzicht indien ze massaal zwakkeren helpen, volledig gastvrij en dienstbaar zijn naar migranten toe, open staan in een vreedzame dialoog met andere bevolkingsgroepen zonder een verlies aan eigenheid, iedereen gelijke behandeling geven zonder discriminatie, gesloten asielcentra afschaffen en werken aan actieve verdraagzaamheid in een multiculturele samenleving.

Het moeilijke is nu dat er miljarden mensen zijn die dienen geholpen te worden. Zij hebben het recht op opvang, onderdak, betere economische kansen,… De opvangcapaciteit (het lokale draagvlak) van de rijke landen is daarentegen beperkt. Hoe kunnen we op een ethisch verantwoorde wijze de migratie terugdringen? Twee strategieën moeten gevolgd worden: een internationaal beleid met intense ontwikkelingssamenwerking en uitgebreide diplomatieke betrekkingen aan de ene kant en een strijd tegen de westerse overconsumptie aan de andere kant. We hebben reeds gezien dat dit tweede aspect belangrijk is voor een ecologisch duurzame samenleving, want als elke wereldburger het recht heeft om te streven naar een consumptiepatroon van een rijke westerling, dan kan dat recht niet worden gerespecteerd zonder een ecologische catastrofe te veroorzaken. Maar het migratieprobleem maakt deze strijd nog belangrijker. Arme mensen migreren naar rijke landen om rijker te worden. Zolang wij in het westen een overvloedige consumptieve levensstijl hebben, is er een economische opportuniteit voor armere mensen om te migreren. Enkel door de luxueuze pleziertjes en de overconsumptiestijl van de rijken te bestrijden, worden de basisrechten van elke wereldburger gerespecteerd, terwijl er toch geen situaties gecreëerd worden die onhoudbaar zijn (door massale immigratie) of onrechtvaardig (door een beleid van gesloten grenzen). Bovendien kan deze aanpak het nodige kapitaal vrijmaken voor de noodzakelijke ontwikkelingssamenwerking. Een links-groene strijd tegen overbevolking resulteert dus in de strijd tegen overconsumptie.

Vergrijzing

Door een stijging van de gemiddelde levensverwachting en een daling van het geboortecijfer zullen er meer bejaarden en hoogbejaarden bijkomen. De kosten voor pensioenen en ziektezorg kunnen hoog oplopen. Dit is het probleem van de vergrijzing. De Nederlandse Club Van Tien Miljoen (CVTM) heeft een studie over de vergrijzing uitgevoerd (zie Gerbrands 2003 voor meer details), die stelt dat de zorg voor bejaarden werkgelegenheid schept en dat de arbeidsparticipatie bij de actieve bevolking (20 tot 64 jarigen) in 1997 reeds laag was (in Nederland is dit gemiddeld 1 actieve tegenover 1,5 niet-actieven, waarvan 0,3 inactieven boven de 64 jaar). Volgens de CVTM neemt de grote arbeidsreserve de angst weg dat het aantal actieven in de toekomst te klein is om de kost te verdienen. Daarnaast zijn vele bejaarden gezonder dan vroeger, waardoor zij ook meer kunnen bijdragen aan de zorg van hoogbejaarden. Het aantal 65-plussers stijgt wel, maar het aantal jongeren (<20 jaar) daalt, wat resulteert in lagere kosten voor onderwijs en zorg voor jongeren. Door een daling van de geboortes en het aantal jongeren, zal na enkele decennia ook de bevolking dalen, zodat ook de kosten van woningbouw en infrastructuur zullen dalen.

Ook het pensioensysteem dient te worden aangepast. Een betrouwbare pensioenvoorziening is belangrijk, niet alleen omwille van het welzijn van de bejaarden, maar ook omwille van een bevolkingsdaling. Immers in landen met een slechte pensioenzekerheid worden er veel kinderen geboren omdat ze een soort van verzekering vormen voor de oude dag. We gaan hier niet verder in op de verschillende mogelijkheden (omslagsysteem, kapitaaldekkingssysteem, indexatie, pensioenfondsen,…) en hun problemen.

De links-groene visie die we aanhangen, het biocentrisch altruïsme, introduceert een nieuw perspectief in het huidige debat. Het hele discours van vergrijzing, pensioenen, uitstapleeftijd,… is gekaderd in het huidige economische stelsel van voortdurende economische groei. Men vreest dat vergrijzing resulteert in een daling van de groei. Maar vanuit een links biocentrisme is economische groei (wat momenteel meestal een groei in materiële rijkdom betekent) nefast. We hebben zonet de ernst van het overconsumptieprobleem aangekaart. Welnu, de strijd tegen overconsumptie is een strijd tegen de huidige vorm van economische groei. Deze groei ter discussie stellen is het uitgangspunt in het huidige vergrijzingdebat ondergraven.

Als vergrijzing al een probleem is, dan is het een tijdelijk probleem dat minder ernstig is dan het overbevolkingprobleem. Immers, vergrijzing kan worden opgevangen door voldoende solidariteit tussen jongeren en ouderen, tussen bejaarden en hoogbejaarden. Wat in veel landen gebeurt, het trachten op te krikken van het geboortecijfer door financiële stimuli om de vergrijzing tegen te gaan, is een uitstel van de problemen. Deze problemen worden dan afgewenteld op de komende generaties, want ofwel kampen zij met overbevolking, ofwel gaan ze een periode van vergrijzing tegemoet. Men kan zo wel het vergrijzingsprobleem proberen te verzachten door het minder drastisch te maken en het uit te spreiden in de tijd, maar het blijft antropocentrisch om het probleem van vergrijzing prioritair te stellen.

Geboortebeperking

De derde en laatste uitdaging is die van de geboortebeperking. De relevantie hiervan is reeds aangetoond in deel I. Kort samengevat komt het erop neer dat de bevolking niet eindeloos kan groeien en dat bijgevolg de bevolking in toom zal worden gehouden door een combinatie van een hogere sterftegraad en een lager geboortecijfer. De hogere sterftegraad is wat de natuur ons door honger en ziekte zou opleggen indien we een passief bevolkingsregulatiebeleid zouden volgen, of het is wat de mens kan doen indien hij besluit om oorlog te voeren. Het is vanuit menselijk perspectief immoreel want het treft de slachtoffers willekeurig (en dus onrechtvaardig) en het is vaak niet met vrijwillige toestemming van de slachtoffers. Echter, er is ook de mogelijkheid van een actief bevolkingsregulatiebeleid dat gericht is op een daling van het geboortecijfer. Actieve geboortebeperking is ethisch beter dan een passieve of actieve verhoging van de sterftegraad omwille van twee redenen: het kan in principe vrijwillig gebeuren en het kan in principe gebeuren met respect voor de gelijkwaardigheid van alle mensen. (Even terzijde: passieve geboortebeperking is denkbaar indien de menselijke fecunditeit, het vruchtbaarheidspotentieel, zou dalen omwille van bijvoorbeeld toxische stoffen in het menselijk lichaam. Men verwacht dat dit geen wezenlijk effect gaat hebben op de bevolkingsevolutie. Daar het evenzeer onvrijwillig en onrechtvaardig kan zijn, is deze vorm van geboortebeperking ook te verwerpen op morele gronden.) Toch moeten we ook bij actieve geboortebeperking zeer goed opletten voor morele valkuilen.

Er zijn talrijke maatregelen te treffen om de vruchtbaarheidsintensiteit (het aantal geboortes per vouw) voldoende laag te krijgen, dat wil zeggen onder het vervangingsniveau (in vele landen is dit 2,1 geboortes per vrouw, in het algemeen is het lineair afhankelijk van het sterftecijfer) opdat de bevolking daalt tot onder het biocentrische draagvlak. De laatste decennia zien we in talrijke landen, vooral de ontwikkelde, een daling van de vruchtbaarheid tot onder het vervangingsniveau. [Omwille van de demografische inertie impliceert dit nog niet dat de bevolking onmiddellijk zal dalen. Dit gebeurt bij een aanhoudend lage vruchtbaarheid pas op termijn.] Deze evolutie deed zich vaak voor zonder actieve overheidsmaatregelen of een publiek overbevolkingdebat. De talrijke economische of sociale redenen van deze daling in vele landen kunnen ons lessen leren voor de vele arme landen die nog wel een hoog geboortecijfer hebben.

Ten eerste is er in de jaren ’70 en ’80 een paradigmaverschuiving opgetreden bij wetenschappers en beleidsmedewerkers. Dit was te merken op bijvoorbeeld het International Conference on Population and Development (ICPD) in 1994. De aandacht verschoof naar een armoedebestrijdingstrategie omwille van verschillende argumenten. In arme landbouwculturen zijn kinderen een bron van inkomen en arbeidskrachten. Een verbod op kinderarbeid en een verplichte schoolgang kunnen voorkomen dat ouders kinderen krijgen omwille van dergelijke economische opportuniteiten. En als de volwassenen een zekerheid hebben over hun toekomst, door een goed pensioenstelsel en een uitgebouwde sociale zekerheid, dan moeten ze geen kinderen meer krijgen om voor hen te zorgen op hun oude dag. Men kan met een eenvoudige berekening ook aantonen dat een hoge kindersterfte kan leiden tot een vruchtbaarheidsintensiteit die in vele gevallen zelfs boven het (hoge, omwille van de hoge sterftegraad) vervangingsniveau ligt. [Kort, voor de wiskundigen: stel dat ouders de kans op het hebben van minstens één gezond kind willen maximaliseren. Dit is 1 min de kans dat alle kinderen ziek zijn. De kans dat alle kinderen ziek zijn is de N-de macht van de kans dat één kind ziek is, waarbij N het aantal kinderen is. De kans dat één kind ziek is, stijgt met N. Wiskundig deze kans maximaliseren geeft het optimale kindertal N(opt) en dit kan groter zijn dan bijvoorbeeld 2,1.]

Daarnaast zijn er talrijke sociale en culturele factoren die medebepalend zijn voor de vruchtbaarheid. Het belangrijkste is vrouwenemancipatie. Onderwijs voor meisjes (en jongens), waarbij seksuele voorlichting aan bod komt, resulteert in een groter vertrouwen in voorbehoedsmiddelen. En als vrouwen kansen hebben om net als mannen carrière te maken, dan stellen ze zwangerschap uit. In vele landen in Afrika en Azië worden meisjes uitgehuwelijkt en worden ze daarbij opgenomen door hun schoonfamilie. Voor de ouders zijn meisjes bijgevolg een ‘weinig renderende investering’ en dat zorgt onrechtstreeks voor een stijging van het aantal geboortes. Ook een afname van het aantal tienerzwangerschappen en vroege huwelijken resulteert indirect tot een lager geboortecijfer. Immers vele gezinnen beginnen pas aan kinderen na het huwelijk. Verder kan bijv. het geven van borstvoeding in plaats van poedermelk (waarbij vaak onzuiver water wordt gebruikt) het aantal zwangerschappen doen dalen, want de vrouw is minder vruchtbaar tijdens de borstvoedingsperiode.

In vele landen wordt het baren van zoveel mogelijk kinderen als voornaamste taak van de vrouw beschouwd. Er ligt vaak een sociale druk op vrouwen met geen of weinig kinderen. Dit wordt nog eens versterkt door patriarchale uitspraken van religieuze autoriteiten. Denk maar aan de invloed van de Heilige Stoel en moslimleiders in het afzwakken van de tekst van het ICPD. In vele Derde Wereldlanden zijn voorbehoedsmiddelen moeilijk te verkrijgen omwille van een verbod door de katholieke kerk of moslimgemeenschappen. Anglicaanse bisschoppen daarentegen stellen dat er geen enkele bijbelse grondslag is voor het verbod op contraceptie. Waarom zou God de mensen aanmoedigen om zich zodanig voort te planten dat de hele schepping in gevaar komt?

Naast de religieuze autoriteiten moeten ook vele mannen van mentaliteit veranderen en zich niet verzetten tegen elke vorm van familiale planning. Zo zijn mannen vaak gekant tegen het gebruik van de pil, uit vrees voor ontrouw van de vrouw. Vrouwen hebben het recht op vrije keuze van hun huwelijkspartner, echtscheiding, familiale planning, educatie, stemrecht, erfrecht,…

Komen we ten slotte bij een laatste moeilijke vraag m.b.t. vrouwenrechten: heeft een vrouw recht op abortus? Vanuit een biocentrische visie is dit een uiterst moeilijk dilemma, gezien het aantal tegenstrijdige belangen: het welzijn en de gezondheid van de vrouw, de intrinsieke waarde van ongeboren leven (dat het recht heeft op ontplooiing van potentialiteiten), het welzijn van het toekomstige kind,… Eenvoudigweg kan men stellen dat in de huidige crisissituatie er één argument doorslaggevend is, het voorkomen van alle ongewenste geboortes omwille van het overbevolkingprobleem. Om de relevantie van abortus te schetsen: in 2004 werden in Nederland 33.342 abortussen gepleegd, ofwel 1 op de 8 van alle zwangerschappen (Inspectie voor de Gezondheid 2005). Vandaar dat vrijwillige abortus in de eerste weken van de zwangerschap is toegelaten zolang er een overbevolkingscrisis is. Daar onze focus momenteel ligt op de overbevolkingsproblematiek, gaan we hier niet verder in op de ethiek van abortus als de crisis achter de rug is. Het is tot slot evident dat we moeten trachten om het aantal ongewenste zwangerschappen tot het uiterste minimum terug te brengen.

Naast bovenstaande ‘zachtere’ strategieën, armoedebestrijding, toegang tot anticonceptiva, mentaliteitswijzigingen en vrouwenemancipatie, zijn er ook ‘hardere’, drastischere geboortebeperkingsprogramma’s die vaak veel weerstand oproepen. We denken daarbij aan financiële (belastingen, afschaffing kindergeld,…) of autoritaire (geboortequota’s, verhandelbare geboorterechten,…) maatregelen. Deze maatregelen kunnen in principe rechtvaardig zijn, zonder discriminatie en met respect voor de gelijkwaardigheid van ieder mens. Het spreekt voor zich dat deze maatregelen slechts in uiterste nood kunnen uitgevoerd worden en liefst indien ze door de bevolking zo breed mogelijk gedragen worden.

Beleidsvoorstellen

Ook al is het vruchtbaarheidscijfer in vele westerse landen, waaronder België, lager dan het vervangingsniveau, toch is er een hernieuwde aandacht nodig voor het overbevolkingprobleem. België is één van de dichtst bevolkte regio’s ter wereld (343 inwoners per km_) met slechts 2,8% beschermd natuurgebied in 2002 (FOD Economie). Veel van onze milieu-impact wordt onder de vorm van ecologische schuld afgewenteld op het zuiden. En enkel in België waren in 2002 ongeveer 26,5% van alle soorten zoogdieren, 19,2% van de soorten vogel en 54,7% van de vissoorten uitgestorven, bedreigd of kwetsbaar (2de Fed. Rapport Duurzame Ontwikkeling). Het is duidelijk dat ook België vanuit een biocentrische visie overbevolkt is. De bevolking dient zo snel mogelijk te dalen. Vandaar dat er enkele krijtlijnen dienen getrokken te worden voor een Belgisch bevolkingsbeleid. Voorstellen zijn (deels gebaseerd op de CVTM):

  1. het biocentrisch altruïsme en de bevolkingsproblematiek onder de aandacht van de bevolking brengen, via media en onderwijs (als verplicht vak),
  2. een mentaliteitswijziging nastreven, voornamelijk bij religieuzen en mannen, zodat de sociale, religieuze of financiële druk op vrouwen op het hebben van kinderen wordt weggenomen,
  3. het ondersteunen van de opvatting dat het hebben van geen of weinig kinderen sociaal en ecologisch verantwoord is,
  4. het voor iedereen bereikbaar maken van alle medische en geboorteregelende voorzieningen die onbedoelde en ongewenste zwangerschappen tot een volstrekt minimum kunnen beperken,
  5. het vrij verkrijgbaar stellen van alle vormen van anticonceptiva en het zodanig verlagen van de drempel voor sterilisatie dat deze binnen ieders bereik ligt,
  6. het invoeren van een laag belastingtarief of een premie voor ouder(s) zonder kinderen,
  7. het afschaffen van de fiscale achterstelling van ongehuwde alleenstaanden en het invoeren van een geïndividualiseerd stelsel van belastingheffing,
  8. de kinderbijslag voor het tweede en derde kind brengen op of onder het niveau van het eerste kind, eventueel een verlaging of afschaffing van de kinderbijslag,
  9. ruimte scheppen voor deelstudies over bevolkingsbeleid binnen bestaande studierichtingen in het hoger en wetenschappelijk onderwijs,
  10. een verhoging van de ontwikkelingssamenwerking, met meer aandacht voor het UNFPA.

De Siamese tweeling

Francoise d’Eaubonne, de Franse auteur die de term ecofeminisme bedacht, stelde in haar boek Le féminisme ou la mort dat de mens (lees man) aan twee voorname vormen van overexploitatie doet:

  1. overexploitatie (verkrachting) van de vruchtbaarheid van de natuur door overproductie en overconsumptie en
  2. overexploitatie (verkrachting) van de vruchtbaarheid van de vrouw, met als gevolg onvrijwillige zwangerschappen en overbevolking.

Overbevolking en overconsumptie vormen een Siamese tweeling. De arme landen kampen voornamelijk met het eerste probleem, de rijke landen met beide. Daar de vruchtbaarheid in vele rijke landen reeds onder het vervangingsniveau is, dient prioriteit te worden gegeven aan de strijd tegen overconsumptie. We hebben immers gezien dat problemen met betrekking tot de ecologische voetafdruk, de migratie en de vergrijzing resulteren in de vaststelling dat de westerse consumptieve levensstijl erg schadelijk is. Daarnaast zijn er nog de effecten van vervreemding en spirituele vervlakking.

Deze twee grote problemen resulteren in de vraag naar een nieuwe levensstijl, soberder op materieel vlak, maar op psychisch vlak rijk aan levenskwaliteit door meer vreugde, vrijheid, waardigheid, evenwichtigheid, solidariteit, zorg, dienstbaarheid, eerlijkheid, tevredenheid, vertrouwen, verdraagzaamheid, respect, openheid, schoonheid en warme relaties met andere mensen en levende wezens. Kortom, een bestaan eenvoudig in middelen, maar rijk in doelen.

Door een biocentrisch altruïsme wordt een ecologisch ‘lichte’ levensstijl een vreugde om te dragen. Steeds minder oppervlakkige en luxueuze behoeftes worden belangrijk geacht. Er treedt een innerlijke tevredenheid en kalmte op indien we vrijwillige eenvoud nastreven op twee terreinen. Het ene is een vrijwillige streving naar een voldoende lage vruchtbaarheidsintensiteit (geen te grote gezinnen) dat resulteert in weinig kinderen met meer en betere zorg. Het andere terrein is een overwinning op de onverzadigbare consumptieverslaving en de daaruit voortvloeiende oppervlakkigheid, angstigheid, ongeduldigheid, jaloersheid, gefrustreerdheid, onzekerheid, vermoeidheid, ontevredenheid, afhankelijkheid en stress. Weinig geboortes en lage consumptie zijn in principe vrijwillige, individuele keuzes, maar hiermee onlosmakelijk samenhangend zal er ook een streven zijn om politieke, economische, technologische en maatschappelijke structuren grondig te veranderen.

Bibliografie

F. d’Eaubonne (1974) Le féminisme ou la mort, Pierre Horay.
P Gerbrands (2003) Mijn land van veel en vol, Damon.
E. Goldsmith (1992) The Way, Univ. Georgia Press.
G. Hardin (1993) Living within limits, Oxford University Press.