Naomi Klein trekt het klimaatdebat open

Naomi Klein trekt het klimaatdebat open

Mathias Bienstman

Grote maatschappelijke uitdagingen moeten we aanpakken met meer economische groei, vrijhandel en ondernemerschap. Zo een visie op de samenleving is niet langer een Angelsaksische aangelegenheid. Ook in Vlaanderen is het ophemelen van marktoplossingen bon ton. “Innovatie en ondernemerschap zijn bij uitstek de hefbomen voor duurzame oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen op het vlak van o.m. leefmilieu, energie, zorg en inclusie”, lezen we in het Vlaamse regeerakkoord. Een stevige injectie innovatie, technologie en winststreven zijn de geprefereerde remedies voor zowat elke maatschappelijke kwaal.

De Canadese auteur en activiste Naomi Klein gaat lijnrecht tegen die idee in. Ondernemingen zullen niet vanzelf voor een klimaatoplossing zorgen. Bedrijven en landen rekenen op de meer dan 10.000 miljard dollar aan inkomsten uit nog niet ontgonnen fossiele reserves. De klimaatwetenschap is duidelijk: om klimaatchaos te vermijden moet het grootste deel van die olie, steenkool en gas onder de grond blijven.

Mode

In het kapitalisme zijn ondernemingen voorgeprogrammeerd om zich daar niets van aan te trekken. Ze wegen enkel financiële risico’s tegen het mogelijke rendement af. Kortom, het bedrijfsleven is geen erg betrouwbare maatschappelijke kracht als het erop aankomt fossiele reserves onder de grond te laten. Of zoals Klein nuchter vaststelt: even was het groene kapitalisme in de mode. Maar zodra de recessie toesloeg en de beurskoersen kelderden, bleek het oude, fossiele energiesysteem tóch nog te aantrekkelijk om al in de steek te laten. Groen verdween weer naar de marge.

Ook op een techno-fix rekent Klein niet. Ze besteedt een heel hoofdstuk aan geo-engineering: pogingen om het klimaat te beïnvloeden door zwavel in de atmosfeer te sproeien of spiegels de ruimte in te schieten. Ze kunnen de conditie creëren waarin een stabiel klimaat afhangt van een voortdurend technologisch ingrijpen, zoals bij een patiënt aan een beademingstoestel. Naomi Klein wil met haar verhalen onze ogen openen. Grote, groene ngo’s en verlichte ondernemers krijgen er stevig van langs.

Richard Branson komt naar voren als een charlatan die mee surfte op de groene golf omdat het hem goed uitkwam. “Hij ging het winstmotief inschakelen als klimaatoplossing. Maar telkens weer ging de drang om een succesvol bedrijfsimperium uit te bouwen voor op klimaatvereisten.” Ngo’s die zich compromitteren om steun van bedrijven te krijgen, dwarsbomen fundamentele oplossingen. Naomi Klein brengt in haar boek het onwaarschijnlijke verhaal van een Amerikaanse natuurorganisatie die schaliegasboringen toeliet in een natuurgebied.

Positieve boodschap

De auteur van No Logo en De Shockdoctrine brengt nochtans een positieve boodschap. In de inleiding schrijft ze: “We kunnen een sombere toekomst voorkomen, of die in elk geval een stuk minder grimmig maken. Maar daarvoor zal alles moet veranderen. Voor ons consumenten houdt het een verandering van onze manier van leven in, van het functioneren van onze economie en zelfs van de verhalen die we elkaar vertellen over onze plaats op aarde. Het goede nieuws is dat veel van die veranderingen beslist niet rampzalig zijn. Vele ervan zijn zonder meer opwindend. Maar daar kwam ik pas na een hele tijd achter.”

De klimaatstrijd biedt volgens Klein de ideale kans om voor alles te ijveren wat de samenleving beter kan maken. De democratie versterken, de ongelijkheid tegengaan, werkgelegenheid creëren en afscheid nemen van de ratrace en consumptiedwang. Daartoe moet de overheid wel het geweer van schouder veranderen. Ze zal opnieuw moeten inzetten op regulering, publieke diensten en herverdeling. Zonder een sterke sociale beweging zal het zover niet komen.

De Canadese gaat op pad om verslag uit brengen bij de frontlinie van de klimaatstrijd. Ze ontdekt hoe inheemse gemeenschappen zich organiseren, ontmoet hele dorpen die de bouw van oliepijpleidingen tegen houden en ontdekt de mogelijkheden van lokale, hernieuwbare energie.

Doorheen het boek en zeker op het einde komt zachtjes aan een milieufilosofie tot uiting. Het is een filosofie die de kwetsbaarheid en regeneratie van alle leven centraal stelt. Ze plaatst die levensfilosofie tegenover een kille, instrumentele visie op de natuur. Een aantal persoonlijke ervaringen die ze beschrijft, maken die filosofie doorleefd. Het geeft No Time extra zeggingskracht.

Analyse

Ideologisch positioneert Klein zich ergens tussen Groen en de PVDA in. Veel van de thema’s die ze aansnijdt, kwamen ook aan bod in het De mythe van de groene economie van Matthias Lievens en Anneleen Kenis. Dat werk kon op redelijk wat belangstelling rekenen. Omdat Klein een goede verhalenverteller is, met gemak begeesterende quotes neerpent en degelijke journalistieke skills heeft, zal haar boek mainstream gaan. De Canadese heeft de bijzondere vaardigheid om met een postkapitalistische boodschap Vogue te halen. Waarschijnlijk zal No Time een duw geven aan de klimaatbeweging. Ze kan er ook voor zorgen dat brede lagen van de bevolking meer radicale acties zoals desinvesteringscampagnes of blokkades omarmen als een noodzakelijk antwoord op de klimaatcrisis. De milieubeweging heeft baat bij de opkomst van een radicalere flank, hoewel het de interne discussies niet zal vergemakkelijken.

De verdienste van het boek No Time is dat het de klimaatcrisis aangrijpt om een debat te voeren over de grote maatschappelijke keuzes. Zijn vrijhandel, economische groei en ondernemerschap altijd een zegen… of net niet? Klein geeft een antwoord vanuit de Noord-Amerikaanse context, waar het klimaatdebat duidelijk al meer gepolariseerd is. Ze formuleert een visie die in zowat alles het tegendeel is van de Tea Party. Door het klimaatdebat ideologisch te voeren, stelt ze zich bloot aan kritiek. Wat als de klimaatcrisis wél bedwongen kan worden in het huidige economische systeem? Maak je een dringende oplossing niet nog een stuk onwaarschijnlijker door het strijdperk zó te vergroten: van broeikasgasemissies naar het economisch systeem van de VS, China, Duitsland, Brazilië en andere grootmachten?

Europese beleidsmakers zullen niet nalaten te beklemtonen dat we qua emissiereducties nog enigszins op koers liggen. Niet alleen door de crisis en het vertrek van vervuilende industrieën, maar ook door het gevoerde klimaatbeleid. In 2020 zullen de broeikasgasemissies ongeveer 24 procent onder het niveau van 1990 liggen. De klimaatwetenschap vraagt dat het minstens 25 procent is. Ze zullen argumenteren dat een economische omwenteling nogal een omslachtige omweg is om die paar procentjes meer emissiereducties binnen te halen.

We kunnen het huidige economische systeem net zo goed op hernieuwbare bronnen laten draaien. Dat tonen de talloze routekaarten naar een koolstofarm systeem aan. Door een combinatie van investeringen in infrastructuur en gedragsveranderingen bouwen we in een goede drie decennia een koolstofarm systeem op. Of denk aan de Duitse Energiewende, een transitie die Klein als voorbeeld aanhaalt. De Energiewende inspireert door de decentrale hernieuwbare energieproductie in handen van coöperatieven. Maar het is een transitie die definitief vorm kreeg door de regering van Angela Merkel, niet onmiddellijk het schoolvoorbeeld van antikapitalisme.

Moeilijke vragen

De economische dimensie van de transitie naar een hernieuwbaar energiesysteem, is door Klein niet altijd even helder uitgewerkt. Ze is duidelijk een voorstander van een postkapitalistische economie die zich niet langer richt op (materiële) groei. Ze is ook een hevig tegenstander van het neoliberalisme. De recepten die ze voorschrijft, zijn tamelijk divers. Dwingende regulering, massale overheidsinvesteringen, het toepassen van het principe ‘de vervuiler betaalt’ of een transitie gedreven door coöperatieven.

Daarbij ontwijkt ze moeilijke vragen. Hoe worden investeringen gefinancierd in een economie die niet groeit? Wat met de werkloosheid waartoe productiviteitsverbeteringen in een economie zonder groei leidt? Hoe financieren overheden de transitie met belastingen, als ze zich in een fiscale concurrentieslag met andere overheden bevinden? Naomi Klein wekt vooral de indruk dat alles anders doen dan wat nu gebruikelijk is, sowieso het beste is.

Toch valt er veel te zeggen voor haar keuze om het klimaatdebat open te trekken. De achilleshiel van veel studies over een koolstofarme toekomst is dat ze zich schromelijk miskijken op hoe macht werkt. Meestal komt het zelfs niet aan bod. Wat als een goed georganiseerde groep ondernemingen en politici vasthouden aan de winstkansen van het fossiele energiesysteem, zoals we nu in Canada en Australië zien? De theoretische mogelijkheid van een hernieuwbaar energiesysteem zal daarin niet veel verandering brengen. Ook de transitieprocessen zijn klein bier vergeleken met de macht van de oliebedrijven. Klein wil tegenmacht opbouwen. Ze beseft dat ze daarvoor de ideologie van de fossiele, kapitalistische economie midscheeps moet raken.

Consumptieverlies

In het Westen vertraagt de economische groei vanzelf omdat de bevolkingsgroei stagneert en de productiviteitsverbeteringen vertragen. In plaats van minder groei te problematiseren, denkt Klein al een stap verder. Enkel lokale jobcreatie, herverdeling en solidariteit maken minder economische groei maatschappelijk aanvaardbaar. Ze schrijft terecht dat er niet veel zal bewegen, zolang de vervuilende industrie goed betaalde jobs kan aanbieden en de groene transitie te veel op goodwill drijft.

Een overheid die wil inzetten op jobcreatie binnen de grenzen van het ecosysteem, zal zich mogelijk moeten afschermen van marktkrachten en de internationale concurrentie. Dat staat gelijk met het loslaten van het streven naar een geliberaliseerde markt. Het kan wat consumptieverlies opleveren. Vandaar het belang om het referentiekader te veranderen. Op een bepaald punt is meer niet beter. Dat punt is velen in het Westen volgens Klein al even gepasseerd. Het groenlinkse denken van Klein bevindt zich nog in een buitenbaan van het economische debat, maar heeft potentieel.

No Time biedt geen blauwdruk voor de transitie naar een nieuwe economie. Maar het boek start wél met het noodzakelijk sloopwerk van enkele heilige huisjes. De spirit waarmee het geschreven is, zal het maatschappelijk debat over de klimaatverandering dynamiseren en politiseren. Een nieuwe beweging die tegenmacht opbouwt, zal er heel wat inspiratie aan het boek ontlenen.

Mathias Bienstman

Mathias Bienstman is licentiaat moraalfilosofie en volgde het postgraduaat Internationale Onderzoeksjournalistiek aan Thomas More Mechelen. Hij is beleidsmedewerker Klimaat, Energie en Mobiliteit bij de Bond Beter Leefmilieu. Ook is hij voorzitter van de Klimaatcoalitie, een onafhankelijke en pluralistische vereniging die sinds 2008 een aantal Belgische verenigingen uit het middenveld verbindt om beleidsmakers aan te sporen tot het nemen van krachtige maatregelen in verband met klimaatrampen die het leefmilieu en de sociale cohesie bedreigen.

Dit artikel verscheen eerder in DeWereldMorgen.