Spirituele armoede

Spirituele armoede

Gerbert Bakx

In onze laatmoderne westerse samenleving is de mens rijker en leeft met meer comfort en veiligheid dan ooit tevoren. De mensen blaken van welstand en luxe, zij wonen in gerieflijke en rijkelijke huizen, rijden in comfortabele en veilige auto’s, dragen modieuze kleren, eten het fijnste voedsel en bezoeken verre vakantiebestemmingen. Wij hebben aantrekkelijke restaurants, rijkelijke cultuurpaleizen, dure sportstadia, een comfortabel openbaar vervoer, een redelijk werkend bestuurlijk systeem en een sociale zekerheid die velen ons benijden. Je zou verwachten dat wij tevreden en gelukkig zouden zijn. Daar was het toch allemaal om te doen?

De werkelijkheid is vaak anders en de populaire cultuur is niet bepaald constructief ten aanzien van de grote levensvragen. Het zal voor niemand nog een ongekende vaststelling zijn: mensen die alles lijken te hebben om gelukkig te zijn en het toch niet zijn. Hoe comfortabeler mensen leven, hoe lager hun frustratiedrempel en hoe minder
goed zij moeilijkheden kunnen incasseren. Mensen zijn dan ook depressiever en angstiger dan ooit en worden steeds veeleisender ten aanzien van hulpverlening. Deze haast banale en dagdagelijkse vaststelling vormt waarschijnlijk het ene uiteinde van een spectrum waarvan het andere uiteinde gevormd wordt door de minder banale en zelfs verontrustende vaststelling van een toenemende incidentie van angst, agressie endepressie en van (pogingen tot) zelfbeëindiging van het leven. Cynisme is een deprimerend massaverschijnsel geworden en elke dag komen ontredderde en vereenzaamde mensen tot het ‘besluit’ dat ze geen andere weg uit hun wanhoop meer zien dan zich van het leven te benemen. Zelfdoding is uiteraard een extreme uiting van het wegvallen van elke levenswil en van de onmacht om een leven te leiden dat in de eigen ogen zinvol is. Minder extreme vormen zijn depressie, eetstoornissen als anorexie,
zelfmutilatie en verslaving aan beroezende drugs en activiteiten.

Volgens sommige auteurs ervaren de meesten onder ons in de loop van hun leven vijf tot vijftig maal méér veranderingen dan onze voorouders van honderd jaar geleden, die bij hun geboorte hun levenspatroon meekregen. Hun levens volgden gedurende eeuwen dezelfde regels als dat van hun voorouders. De premoderne traditie bood een groot
verhaal over een kosmische, natuurlijke of goddelijke orde en over een gemeenschappelijk levensbeschouwelijk kader dat de meeste mensen veel houvast en weinig keuzemogelijkheden bood. Dat had natuurlijk zijn voordelen: ze wisten wie ze waren en wat ze hun kinderen moesten vertellen. Ze hadden het voordeel van het ontbreken van alternatieven.

Dat is allemaal ingrijpend veranderd. Er heeft zich een kwantumsprong in de complexiteit en in het tempo van de eigentijdse ervaringen voorgedaan. Het leven is in de periode na 1945 misschien meer veranderd dan in de tweeduizend jaar daarvoor. De hedendaagse wereld is gekenmerkt door vele veranderingen en problemen met enerzijds een westerse, commerciële vermaak- en amusementscultuur gericht op overdadige consumptie, luxe en snelle genoegdoening, en anderzijds een groot deel van de wereld met extreme armoede, geweld, terreur en onmenselijke levensomstandigheden.

In deze postmoderne tijd hebben vele mensen, mede onder invloed van de gruwelijke gebeurtenissen van de 20e eeuw, zowel hun geloof in een reddende religie als in een bevrijdende wetenschap verloren. De afwezigheid van een zingevende levensvisie en van het bewustzijn van de wezenlijk onbegrijpelijke, mysterieuze, ontzagwekkende en creatieve verticale dimensie van het leven, leidt tot een existentiële en spirituele leegte en honger. Velen zoeken dan ook elders naar existentiële invulling en zingeving van het leven.1 In die omstandigheden is de ervaring van geluk gewoonweg
onmogelijk. Mensen hebben dan ook het gevoel iets te missen, iets verloren te zijn, en weten niet eens wat het zou kunnen zijn, of denken (of krijgen te horen) aan een depressie of een burn-out te lijden.

Het niet als dusdanig kunnen herkennen en duiden van deze honger, leidt niet zelden tot een strategie van de kick, d.i. een individualistische genotscultuur, het zoeken naar plezier in plaats van geluk. Dit uit zich in het ongebreidelde zoeken en najagen van steeds opwindender en steeds sterkere persoonlijke sensaties en emoties onder het motto van ‘zelfzorg’, ‘zelfontplooiing’ of ‘zelfexpressie’, en tot imitatie en verslaving aan door de reclame in de glossy life-style magazines bejubelde mondaine leegloperij, oppervlakkige pleziertjes en banale (lichamelijke of emotionele) genietingen als substituut voor een dieper geluk. Wij zijn verslaafd geraakt aan luxe en comfort. Wij zijn amusementsjunkies. De media, die voor een groot deel het bewustzijn en de waan van de dag mee bepalen, zenden avond na avond zinloze amusementsprogramma’s uit en getuigen van een onweerstaanbare drang naar luchthartigheid en modieuze
versimpeling. Het aantal kookprogramma’s is nooit zo hoog geweest. Het is zonder meer beschamend vast te stellen welke geldsommen besteed worden aan zinloze evenementen, optredens, festivals, sportgebeurtenissen en andere futiele
kortetermijngenietingen om de rijke westerling te vermaken en te entertainen, terwijl de ellendige levensomstandigheden van mensen elders in de wereld die met minder dan een dollar per dag moeten rondkomen, uit het nieuws en dus uit het bewustzijn gehouden worden, behalve in enkele betere programma’s die doorgaans laat op de avond uitgezonden worden en bijgevolg slechts een minderheid bereiken.

In de consumptie- en wegwerpmaatschappij is koopkracht de belangrijkste kracht geworden. Telkens opnieuw wordt de illusie gewekt dat we maar één aankoop verwijderd zijn van het leven dat we echt zouden willen. We geloven in de volgende aankoop zoals we geloven in de volgende kandidaat eerste minister, de volgende relatie, de nieuwste
therapie of de volgende ‘laatste’ sigaret. Helaas is de wet van de verminderende meeropbrengst onverbiddelijk, zodat we in plaats van meer juist minder gelukkig worden. Deze hedonismevalkuil van luxe, mode en frivoliteit werd door Ernest
Hemmingway de ‘festivaltheorie van het leven’ genoemd, een oppervlakkige en inhoudsloze feelgood- en fasthappinesscultuur als psychisch equivalent van de westerse fastfoodcultuur. Dat is vragen om een leven vol ontgoochelingen.

Dat hoeft natuurlijk geen verwondering te wekken in een samenleving waar jeugd en onbezonnenheid (aangeprezen als ‘spontaniteit’) vaak hoger aangeschreven staan dan volwassenheid en wijsheid, waar jongeren op 18 jaar stemgerechtigd zijn en ouderen nauwelijks nog meetellen. De entertainmentindustrie verspreidt beperkte opvattingen over schoonheid en het gedrag van idolen is een onbetrouwbare leidraad voor een gelukkig leven. De obsessieve cultus van de jeugd, de dwang om jong te zijn en jong te blijven, komt neer op het bevriezen van de normale evolutie van het leven. Je moet
jong zijn of je telt niet mee. De normale ontwikkeling van het leven en van het bewustzijn – van kindertijd via volwassenheid naar de rijpheid van de ouderdom – lijkt stilgelegd. Het vasthouden aan de jeugd is een afwijzing van het leven. Ouderen die zich als tieners gedragen, die als tieners praten en naar tienermuziek luisteren, zijn gewoon
lachwekkend. De uitspraak dat men op de pensioengerechtigde leeftijd eindelijk van het leven wil gaan ‘genieten’, wijst op een kind gebleven geest in een ouder geworden lichaam. Ouderen kennen hun rol niet meer en weinigen wenden zich nog tot hen om wijsheid te leren.

Jongeren zelf sluiten zich op in een benauwende jongerencultuur. Steeds meer ziet men jongeren als zombies in het straatbeeld met dopjes in de oren lopen. De muziek van het jonge volkje met haar adolescententhema’s – ‘I love you baby!’ – is overigens overal aanwezig, van werkplaats tot grootwarenhuizen en zelfs klinieken. Blijkbaar kunnen of
willen wij het alom aanwezige sentimentele gejengel of het robotachtige technogedreun geen moment meer missen, en wordt dit dus ook aan minder jongeren opgedrongen. 2 De muzikale ‘scene’ lijkt belangrijker dan de intellectuele ‘scene’. Het stimuleren van primaire, opzwepende ritmen lijkt belangrijker dan intellectuele of spirituele verfijning. Al wat enigszins een ritmisch gedreun vertoont, waarvan de inspiratie vaak alleen maar uit de onderbuik lijkt te komen, wordt thans muziek genoemd. Vele jongeren (en niet meer zo jongeren) maken zich druk over de laatste zinloze songs van de laatste bejubelde idolen, rijden met dure auto’s en lawaaierige motoren van nergens naar nergens, sturen over hun mobiele telefoons zinloze berichten, winden zich op over zinloze uitslagen van futiele sportprestaties3 en gaan in de weekends massaal naar al even zinloze optredens of festivals (van Pukkelpop via Pennenzakkenrock of Suikerrock tot Rimpelrock).

Wij worden maatschappelijk geprogrammeerd tot een futiel leven dat echter geen ervaring van vervulling en geluk kan opleveren. Niets is op lange duur immers zo saai en vervelend als het voortdurend ingevuld worden van alle wensen en grillen. Door in naam van de liefde – of als gevolg van schuldgevoelens over het tekort schieten als ouder – aan jongeren alles te geven, ontnemen we hen het belangrijkste: iets om naar te verlangen en om voor te leven. Deze toestand van bore-out leidt tot de nukkigheid, ongeïnteresseerdheid, grilligheid en weerbarstigheid van verwende kinderen met te veel keuzes en te weinig houvast. Om dan toch nog enige spanning en intensiteit in het levensgevoel te brengen, om zich te ‘voelen leven’, nemen jongeren hun toevlucht tot steeds extremer vormen van ‘vermaak’, die niet zelden tot wangedrag en zelfs delinquentie leiden. Net zoals we aannemen dat een ongezonde voeding voorspellend is voor lichamelijke ongezondheid, kunnen we ook aannemen dat een ongezonde geestelijke voeding voorspellend is voor geestelijke ongezondheid.

Onze samenleving doet steeds minder een beroep op persoonlijk denken, met name op ethische reflectie en op verantwoordelijkheidszin. Zelf denken is niet langer nodig. Het volstaat je aan het boekje te houden en de procedures te volgen om onaantastbaar en ‘in orde’ te zijn. Dit wordt bijzonder zichtbaar op de openbare wegen die vol staan met
lijnen en markeringen die aangeven waar je wel en niet mag rijden terwijl een overvloed aan borden duidelijk moet maken wat je wel en niet moet en mag doen. Maar ook in de werkomgeving, in de gerechtelijke wereld, zelfs in de medische wereld en in de wereld van de welzijnszorg wordt deze trend duidelijker. Het volgen van ‘procedures’ wordt
belangrijker dan nadenken. Op die manier wordt de mens steeds meer tot een gedachteloze robot herleid, die daarenboven als in een modern panopticum voortdurend door mechanische robotten bespied wordt die elke overtreding onmiddellijk registreren en passend bestraffen.

De werkomgeving is in vele gevallen niet langer een vervullende ervaring, een activiteit waarin men zich kan ver-werkelijk-en maar de plaats waar men op onpersoonlijke wijze ‘zijn job’ doet. Het moderne werkconcept spreekt over deadlines,targets, incentives, efficiency en bottom-lines. Het is dan ook niet te vermijden dat steeds meer gevallen van
agressie, pesterijen, depressie en burn-out opduiken en zelfs zelfmoord als een vorm van ontspoorde agressie tegen het zelf4.

Onze samenleving is in toenemende mate een geheel van onpersoonlijke en anonieme rechten en verplichtingen; een samenleving onder de dictatuur van het vanzelfsprekende en het normale; een samenleving zonder menselijk gelaat en zonder gevoel van verbondenheid. Van de idealen van de Franse revolutie worden in de moderne neoliberale consumptiesamenleving vooral vrijheid en gelijkheid sterk benadrukt terwijl de broederlijkheid – c.q. verbondenheid, empathie, liefde, mededogen – eerder op de achtergrond is geraakt. Vrijheid en gelijkheid zijn vertaald in georganiseerde, bureaucratische rechten en plichten terwijl de betekenis van de bijdrage van het individuele bestaan aan de samenleving vrijwel onzichtbaar is geworden. De mens weet niet meer waar zijn inspanningen en zijn inzet voor dienen en hij wordt er door niemand voor bedankt. Hij betaalt belastingen aan een anonieme fiscus en krijgt allerlei
tegemoetkomingen van een anoniem stelsel van sociale zekerheid. Hij voelt zich dan ook niet meer verbonden met de samenleving. Hoewel de democratie de belofte inhield van een door het individu zelf bepaald en zelf gestuurd leven, lijken mensen steeds meer geleefd te worden door regels en omstandigheden waarover ze geen keuze hebben,
terwijl ze anderzijds blind zijn voor de echte keuzemogelijkheden in de binnenwereld van het bewustzijn. De democratie is een dictatuur van de normaliteit en van de middelmaat geworden, een politiek spel dat op dezelfde commerciële en competitieve wijze opgevoerd wordt als songfestivals, miss-verkiezingen of andere vormen van massaentertainment.
Het zo vaak aangeklaagde individualisme in de samenleving is in feite veeleer een vorm van onvolwassenheid. We zijn immers nog niet tot een echte, volwassen vorm van individualisme gekomen, dat wil zeggen tot het inzicht dat wat wij
denken en doen – inclusief ons consumptie- en koopgedrag – gevolgen heeft voor alles en iedereen en dat de zorg voor anderen, voor de natuur en voor de aarde, een wezenlijk onderdeel van het eigen geluk is. Hoewel het in een dergelijk onvolwassen denkkader voor velen moeilijk wordt in de zinvolheid van het bestaan te blijven geloven,leidt dit
vooralsnog niet tot een voldoende vermindering van het materiële en maatschappelijke bestaanscomfort en tot een voldoende sense of urgency om ernstige maatschappelijke veranderingen op gang te brengen.

1 Mia Leijssen, Tijd voor de ziel, Tielt: Lannoo, 2007.

2 Een lezeres van De Volkskrant die graag verschoond zou blijven van al die ongevraagde muziek die
tegenwoordig op ons afkomt, deed in 2005 de volgende suggestie: ‘In de jaren vijftig en zestig had je de
jukebox: men stopte er geld in en kreeg drie minuten muziek te horen. Misschien kunnen ze in de straten,
winkels en supermarkten nu eens automaten ophangen waar ik een muntje in kan stoppen zodat het geluid een
tijdje uitgaat.’ In 2001 verklapte een discotheekeigenaar aan een journalist van P-Magazine: ‘Je moet de muziek
keihard zetten, zodat ze niet kunnen praten met elkaar. Want anders ontstaan er koppels en die komen nier meer
terug. Bron: Manu Adriaens, Lof der stilte, Leuven: Davidsfonds, 2007.

3 De media zien er ook geen been in om zinloze sportuitslagen schaamteloos en zonder enige hiërarchisering of
duiding naast en zelfs vóór berichten over menselijk lijden te plaatsen. Elk radio- of televisiejournaal eindigt
steevast met een reeks namen van sportclubs en sportuitslagen, alsof dat even belangrijk zou zijn als berichten
over politiek of over het onrecht in de wereld. De luisteraar wordt daar ongevraagd mee bestookt net zoals hij/zij
in alle openbare ruimten bestookt wordt met het zinloze en geestdodende gedreun dat muziek wordt genoemd.

4 Piet Nijs, Je werk, je leven?, Antwerpen-Apeldoorn: Garant, 2008.

Gerbert Bakx

Gerbert Bakx studeerde wetenschappen, geneeskunde en filosofie. Naast zijn psychotherapeutische praktijk begeleidt hij, via lezingen en seminars, reeds meer dan twintig jaar mensen naar meer aandacht, emotionele intelligentie, creativiteit, vrijheid en levenskunst. Hij laat zich hierbij inspireren door inzichten uit o.a. de evolutionaire psychologie, de humanistische en existentiële stromingen in de psychologische anthropologie en verschillende wijsheidstradities, waaronder voornamelijk het Boeddhisme. Hij publiceerde De Strategie van het Geluk (2011) en Dansen met Mogelijkheden en Werkelijkheden. De Strategie van het Goede (2012). Bovenvermelde bijdrage is een extract uit De Strategie van het Geluk, Antwerpen: Widsand Uitgevers, 2011, p. 28-32.