De man die de woestijn tegenhield – Andrea Jeska

De man die de woestijn tegenhield – Andrea Jeska

Tijdens de afgelopen decennia werd de Sahel door meerdere periodes van schaarste, droogte en hongersnoden getroffen. Op dit moment schat men dat er 15 miljoen mensen honger lijden in meer dan een half dozijn landen. De situatie is het ergst in Mali, Niger, Mauritanië en Burkina Faso. Volgens de Verenigde Naties is de graanproductie in 2011 met 26% gedaald, vergeleken met de jaren daarvoor. De laatste droogte ligt pas twee jaar terug. De mensen hadden nauwelijks tijd om bij te komen van de ramp en de bodem is nog steeds uitgeput. Daarbovenop komt dat de voedselprijzen enorm zijn gestegen.

Lange tijd waren ontwikkelingsorganisaties bezig met de bestrijding van de honger in de Sahelzone. Zonder succes. Toen kwam een boer, hij plantte een boom en maakte de bodem weer vruchtbaar.

Juist tijdens de weken voordat het regenseizoen begint, stopt de oude man zaden van de apenbroodboom in de grond. Hij zaait, maar de oogst zal hij niet meer beleven. Het duurt 10 jaar vooraleer de bomen de eerste keer bloeien. De oude man zal dan al overleden zijn. Pas na 40 jaar zijn de bomen sterk genoeg om tegen stormen en hongerige dieren stand te houden. Zelfs de zonen van de oude man zullen dan niet meer leven.

Zijn kleinkinderen en achterkleinkinderen echter zullen ooit de vruchten van deze bomen plukken die hij in het jaar 2012 heeft aangeplant. Zij zullen op de zaden kauwen en de bladeren gebruiken waarvan ze een dikke brij bereiden die tegen dysenterie en kolieken helpt. Tijdens de vochtige jaren zullen ze de bomen laten groeien. Tijdens droge jaren zullen ze de bomen begieten. En misschien zullen ze zeggen: dit zijn de bomen van Yacouba Sawadogo.

70 Jaar is deze lange bejaarde man. Langzaam wordt hij moe en hij voelt dat zijn leven langzaam afloopt.

Voor de nieuwe bomen heeft Yacouba een stukje land uitgekozen dat al jaren braak ligt. Dit stuk land is van niemand behalve misschien van God. Of hoort het land misschien toe aan de wind en de steeds oprukkende droogte die de gierst laat verdrogen nog voordat de prille halmpjes de hoogte van een kind hebben bereikt.

De rode aarde is kurkdroog en lijkt op een oud uitgescheurd vel papier. Op deze plek in het noorden van Burkina Faso, midden in de West-Afrikaanse Sahel, heeft nog nooit een boom gestaan. Het woord ‘Sahel’ heeft een Arabische oorsprong. As sahil betekent ‘oever’. Het is de oever van de woestijn.

“Een gek”, zo zeiden de mannen in het dorp.

Lang voordat het regenseizoen begon, was Yacouba met zijn werk begonnen. De gaten voor de zaden hebben een diameter van 60 centimeter en een diepte van 30 centimeter – dit is twee keer zo groot als de gaten die nodig zijn voor de zaden van tamarinde-, niem- en nérébomen. Het is onmogelijk om deze gaten met een spade te graven, je moet ze open hakken met een pikhouweel. De eerste slagen met het puntje van het pikhouweel halen de uitgedroogde oppervlakte van de bodem open. Kleine stenen vliegen door de lucht. Pas na een aantal slagen wordt de bodem zachter.

Vele jaren heeft Yacouba de gaten in zijn eentje open gehaald. Afgelegen van de velden van de andere mannen, ver van de huizen van het dorp. Er was maar één schaduw, zijn eigen. En er was maar één geluid, dat van zijn pikhouweel. Alleen geiten liepen rond in de buurt. Maand na maand, jaar na jaar deed hij dit werk in afzondering. Een donkere, hoge silhouet onder een veel te hete zon. “ Gekkenwerk” zeiden de mannen in het dorp.

In het noorden van Burkina Faso, in de provincie Yatenga, plantte Yacouba in zijn eentje een bos. Hij maakte de onvruchtbare grond terug vruchtbaar, hij liet graan groeien en daar waar eerder alleen maar dorheid was, creëerde hij schaduwplekken om voor de brandende zon te kunnen schuilen.

Op die manier maakte de boer Yacouba Sawadogo vanuit het ruwe niets een tuin van Eden.

Je weet nooit op welk moment een verhaal daadwerkelijk begint. Misschien ligt het begin van dit verhaal in het verre verleden toen mensen begonnen zaden in de grond te stoppen en de natuur niet tegenwerkte, toen de oogst verdroogde of niet voldoende was en de magerheid van de honger kwam. Misschien begint dit verhaal ook pas in de vroege jaren vijftig. Toen werd Yacouba Sawadogo, kind van een arm boerengezin, naar een Koranschool in Mali gestuurd. Daar leerde hij echter lezen noch schrijven, ondanks alle inspanningen. Vandaag, 60 jaar later, zegt de oude man Yacouba dat de kleine jonge Yacouba waarschijnlijk niet slim genoeg was. Bovendien was hij ook nog de kleinste en zwakste van alle leerlingen. Maar deze jongen wist één ding maar al te goed: waar de bomen het groenst en hoogst waren en hoe je vanuit de boomschors en van de bladeren medicijnen kon maken.

Het verhaal begint in ieder geval op een punt dat uiteindelijk tot legende kan worden verklaard. Na tien jaren vergeefse moeite werd de jonge Yacouba van school naar huis gestuurd. Op zijn laatste schooldag werd hij naar de sjeik van de Koranschool geroepen. De jongen verwachtte verwijten, maar de sjeik deed alles behalve dit. Hij voorspelde de jongen een bloeiende toekomst. ‘Ooit zal je een wijze man zijn’, zei hij tegen Yacouba. Ooit, zo sprak de sjeik verder, als Yacouba oud is, zullen vele mensen zijn weg volgen en zelfs slimme mannen uit verre landen zullen hem om advies vragen.

De oude man heeft geen telefoon en post bereikt hem zelden. Wie Yacouba Sawadogo wil bezoeken, moet naar hem vragen in Ouahigouya, een kleine stad op een afstand van 182 kilometer van Burkina Faso’s hoofdstad Ouagadougou. Als je op de markt naar hem informeert, wordt je verder doorverwezen naar het dorp Gourga, waar kinderen de weg wijzen op het einde waarvan de oude man in zijn bos zit. Hij zit op de grond en voedt de vogels gierstkorrels.

Hetgeen de sjeik hem ooit voorspelde, heeft Yacouba nooit in twijfel getrokken, ook wanneer hij zich lange tijd afgevraagd heeft waarom juist hij ertoe zou komen een andere weg in te slaan en waar deze weg naar zou voeren.

Toen hij voor het eerst zaden in de grond plaatste, moest Yacouba aan een oproep van de Koran denken. Een man, zo werd gezegd, zou bomen moeten planten en niet alleen maar dingen van de schepping gebruiken, maar ook iets aan de schepping teruggeven. Het bos is Yacouba’s gift aan de schepping.

De mensen spreken van Yacouba’s bos, en dit bos is een zinnelijke totaalervaring van koelte, schaduw, vogelgefluister en bijengeluiden. Met behulp van stammen en gierststro heeft Yacouba een schuilplaats gebouwd. Hazen lopen voorbij de bomen en hagedissen fonkelen in het licht. Waar eerder alleen maar hitte was, is nu een bos, vol leven.

Omdat Yacouba dit wonder voor elkaar heeft gekregen, komen mensen vandaag naar hem op bezoek. Yacouba geeft lessen aan andere boeren, ontvangt zieken die medicijnen nodig hebben en zelfs landbouwspecialisten uit Europa en Amerika. Zij komen allemaal om iets te leren. Yacouba houdt van alle bezoeken een gastenboek bij, een veel pagina’s tellend boek vol verrassing en erkenning.

Yacouba straalt pure rust uit. Zijn bewegingen, zijn stem, zijn handen zijn rustig. Alles aan hem is oprecht, zowel de uiterlijke als de innerlijke houding. Om zijn vastberadenheid te kunnen voelen, heb je geduld nodig. Je hebt tijd nodig om naar zijn verhalen te luisteren die nooit rechtlijnig verlopen, maar ronddwalen en stoppen, sneller worden en tot stilstand komen. Ook heb je overgave nodig als je met hem over de velden en in het bos loopt.

In 1992 schreef de Franse auteur Jean Giono de volgende zin: “Deze man verspreidt vrede om zich heen […], het lijkt als of niets hem kan tegenhouden”. Giono beschreef toen de schaapherder Elzéard Bouffier, een man die in een veraf gelegen regio van de Provence in zijn eentje een eikenbos aanplantte. Vandaag zou hij met deze woorden misschien ook Yacouba Sawadogo kunnen beschrijven.

De op de Koranschool gezakte leerling ging in 1960 terug naar huis en begon met de verkoop van huishoudwaren op de markt van het stadje Ouahigouya. Tijdens de jaren voordien vonden in Burkina Faso verschrikkelijke misoogsten plaats, het waren jaren van droogte en honger. Misschien zou Yacouba het hele leven lang een handelaar gebleven zijn als in de jaren tachtig niet opnieuw zich een droogte over de Sahelzone naar de provincie Yatenga verspreidde.

50 miljoen mensen verhongerden. Hoeveel mensen aan de honger zijn overleden, kan alleen maar worden geschat. Waarschijnlijk een miljoen. Geen enkele grasspriet groeide, geen enkele druppel regen bevochtigde de bodem. De mensen vluchtten massaal van hun dorpen naar Ouahigouya of andere steden. Hun hoop was om de honger te ontvluchten, maar in de veel te drukke steden werd het niet veel beter. Ze vonden geen plek om te wonen en konden niet aan eten geraken. “Al die sterfte”, zegt Yacouba en hij steekt zijn handen plots op naar de vogels, alsof hun lichte vlucht zijn herinnering hindert. “Al die vertwijfeling.”

Deze tijd, vertelt Yacouba, was de tijd van zijn verandering. Hij schrok van de ellende om zich heen en had een hekel aan het geld dat hij verdiende toen andere mensen van de honger omkwamen. Toen ontstond een innerlijke groei. Klaarheid. Vertrouwen in God. Kracht. Hij verkocht alles en keerde terug naar zijn dorp, tegen de vluchtelingenstroom in. Daar aangekomen pakte hij zijn hak en begaf zich naar waar er niets is. Alleen maar lege woestijn. Hij liep met het idee en de wil om de woestijn terug vruchtbaar te maken. De woestijn niet meer als vijand te benaderen. De woestijn is nu zijn toekomst.

Burkina Faso is een van de armste landen ter wereld. De meerderheid van de inwoners behoort tot de nomadisch levende Fulbe of de sedentaire Mossi die van akkerbouw en veeteelt leven en vijf koningen hebben, één hunner is koning van de provincie Yatenga.

60 dagen achter elkaar moet een man de grond vijf uur per dag openhakken.

Alleen in het zuiden van Burkina Faso is de bodem vruchtbaar. Rond de hoofdstad is het landschap nog groen, er groeien bomen en kleine bossen. Maar verder naar het noorden toe wordt het landschap ruwer en de lucht heter. Daar staan alleen nog enkele bomen die de lijn van de horizon onderbreken. Hier is Yacouba thuis. Mannen lopen langs ploegen die door ezels worden getrokken. Vrouwen slaan met kleine hakken op de grond. Deze eeuwenoude manier om de droge grond te bewerken, noemt men Zaï in de Sahelzone.

Zaï is een verkorte vorm van het woord zaïégré. Het bekent zoveel als: vroeg opstaan en de grond bewerken. Zaï wordt overal toegepast, waar de bodem zo droog is dat iedere druppel regen in de korstige scheuren en sleuven zou verdwijnen. Zaï betekent: gaten maken op plekken waar graven verschrikkelijk zwaar werk is, vaak 20 centimeter breed en 20 centimeter diep. 60 dagen achter elkaar en 5 uur per dag moet een man de aarde openhakken om een hectare land met enorm watertekort voor te bereiden voor een zaaiperiode. Een voor een worden dan de zaden in de bodem gelegd en met aarde bedekt. Eeuwenlang zaaide men op deze manier. En eeuwenlang kwam de droogte terug en de zaden verdroogden in de grond.

Iedere generatie in de Sahelregio kende haar tijden van honger. In de jaren zestig kwamen Fransen, Duitsers en Amerikanen naar de landen aan de zuidrand van de Sahara en initieerden ontwikkelingsprojecten die ‘her’ in de naam droegen: herbebossing, herbegroeiing. Ook wilde men de bodem terug vruchtbaar maken. ‘Intensivering’ werd een soort modebegrip van de Westerse ontwikkelingshulp. De honger was niet langer alleen een Afrikaanse plaag, maar werd nu als globale uitdaging opgevat die met behulp van moderne landbouwmethodes, geld en techniek kon worden opgelost. Ontwikkelingswerkers kwamen met volautomatische ploegen aanzetten in de Sahelzone, zij introduceerden irrigatiesystemen, ze boorden naar bronnen en adviseerden de boeren. Ook prezen ze de kunstmest en snel groeiende gewassen zoals katoen. Ze gingen ervan uit dat ze met behulp van deze benadering de droogte zouden kunnen tegenhouden en de honger zouden kunnen overwinnen. Maar de bestrijdingsmiddelen, de machines en de katoenstruiken zorgden ervoor dat de bodem helemaal werd uitgeput. Uiteindelijk waarschuwden experts voor een ineenstorting van de voedselvoorziening In de Sahelzone werd inmiddels 80% van het land gebruikt voor landbouw, braakliggende grond was er niet meer. Regeneratie van de landbouwgrond was onmogelijk.

De dodelijke droogte, begin van de jaren tachtig, was het eindpunt van de Westerse wijsheid. Op televisie kwamen beelden van vluchtelingen, hongerige en gestorven mensen en dode dieren. De beelden maakten één ding duidelijk: er was een onoverbrugbare kloof tussen de bedoelingen van de geïndustrialiseerde landen en de realiteit van de ontwikkelingslanden.

Yacouba Sawadogo kan lezen noch schrijven. De notities in zijn gastenboek lezen zijn zonen voor hem. Yacouba is analfabeet, maar analfabetisme is een begrip uit Europa. De Afrikaanse geletterdheid wordt anders verworven, het is overgedragen kennis van generaties. Geen enkel handboek over landbouw is hier ooit over geschreven. Mensen zaaiden en oogsten zoals het eerder werd gedaan door hun vaders.

Zaï kon niet tegen de lange periodes van droogte. Dit te erkennen was wellicht Yacouba’s grootste prestatie. Hij probeerde iets nieuws uit. Hij maakte de gaten iets groter en verzon een nieuwe manier van bemesting: een mengsel van bladeren, veemest en as deed hij als een soort laag om de zaden. De zaden beschermde hij verder door erop een dikke laag vochtige grond te doen. Hij zorgde verder voor vocht door vóór het begin van het regenseizoen te zaaien. Ook legde hij stenen en rotsen op zo een manier op de grond neer dat het regenwater werd tegengehouden. Op die wijze beschermde hij de zaden tegen de hitte en zorgde hij ervoor dat ze voldoende kracht hadden om te groeien.

Al de eerste oogst was succesvol. De graanopslag van Yacouba werd rijk gevuld en het nieuws van de rijke oogst raakte tot aan Ouahigouya. Nu kwamen de hongerigen naar hem toe en hij schonk weg totdat niets meer overbleef om weg te geven.

30 jaar is het nu geleden dat Yacouba Sawadogo voor het eerst zijn hak de grond in sloeg. Gedurende de afgelopen dertig jaar zijn mensen vol van hoop terug gegaan naar Gourga, een hoop die geen enkele grote ontwikkelingsorganisatie kon geven, maar wel de man uit hun midden. Eén enkele man. Gedurende deze jaren is het grondwaterpeil in Gourga gestegen omdat de bomen het vocht opslaan en honderden hectares woestijn zijn terug akkerland geworden. In deze tijd heeft de familie van Yacouba – drie vrouwen en ondertussen 60 kinderen en kleinkinderen – nooit honger geleden. In deze jaren deed Yacouba veel experimenten. Hij veranderde de samenstelling van de mest waardoor termieten werden aangetrokken die op hun buurt de grond luchtiger maakten. Het regenwater kan hierdoor nog beter in de bodem dringen. Yacouba leerde welke boom onder welke omstandigheden het best groeit. Ook maakte hij medicijnen van boomschors, bladeren, vruchten en bloemen.

“Deze man is een visionair”, zei ooit een Nederlandse wetenschapper.

Het bewijs voor de vaardigheden van Yacouba is zijn bos, 30 hectare voormalig onbruikbaar land, 42 voetbalvelden waar 60 verschillende soorten bomen en struiken groeien, de grootste biodiversiteit in dit gedeelte van de Sahelzone. Niembomen met hoekige bladeren heeft Yacouba geplant vanwege de genezende eigenschappen van de boomschors en de voedzame vruchten die in de zomer groeien, kort voor de regentijd, juist op het moment dat de oogst van het voorjaar is verbruikt, maar de nieuwe oogst nog niet binnen is. Doornacacia’s heeft Yacouba geplant, omdat de geiten hieraan graag knabbelen en tamarindebomen omdat ze vruchten en stevig hout opleveren. Nérébomen, omdat hun druiven vol van waardevolle mineralen zitten en karitébomen omdat men hiervan sheaboter kan produceren, een nuttig middel tegen droge huid, maar ook een medicijn tegen gewrichtspijn.

Yacouba werd voor velen een soort geluksbrenger, terwijl anderen hem als vijand gingen beschouwen. Yacouba zou tegenspoed aanlokken omdat hij de tradities minachtte, zo beweerde men. Je mag Zaï niet voor het begin van het regenseizoen toepassen. Maar toen toch de eerste sprieten de grond uitkwamen en jonge bomen werden, toen de velden van Yacouba vol graan waren, zeiden de mensen in het dorp dat hij met duivelse krachten zou samenwerken. Zij maakten een vuur rond zijn velden en zijn klein bos. De eerste vier hectaren die Yacouba had verbouwd, gingen in de vlammen op.

Het was zonder moeite mogelijk geweest om de daders te identificeren. Yacouba had aanklacht tegen hen kunnen indienen, hij had ze kunnen dwingen tot uitspraken. Maar hij deed helemaal niets. “Het heeft geen nut om zijn gelijk af te dwingen. Het is beter om anderen van het gelijk te overtuigen, bewijzen te leveren, zolang tot de rest inziet dat men gelijk heeft.” Hij mopperde niet, hij oordeelde niet. Hij begon gewoon opnieuw.

In het midden van de jaren tachtig zagen de mensen in Yacouba geen gek meer. Ze begonnen met respect over hem te spreken. Toen reisde de Nederlandse geoloog Chris Reij door het Noorden van Burkina Faso. Reij was onderweg in opdracht van het Centrum voor Internationale Ontwikkelingssamenwerking van de Universiteit van Amsterdam. De wetenschappers zochten er naar mogelijkheden om de bodem vruchtbaar te maken en uit de woestijn opbrengsten te halen. Reij hoorde van de man die braak liggende grond terug groen maakte en was enorm onder de indruk. Vandaag zegt hij: “Het was een tijd van falen. Ik heb zo veel nutteloze, slechte projecten gezien en ik dacht toen dat we het probleem van de honger nooit zouden oplossen. Toen ontmoette ik Yacouba en het was net als een verlichting. Deze man is inderdaad een visionair.”

Sinds deze tijd komt Chris Reij regelmatig terug naar Gourga, ook dit jaar is hij er weer. Een man van rond de zestig met het enthousiasme van een kind. Sinds lang is hij bevriend met Yacouba en de twee bewonderen elkaar. Tot nu toe is Reij onder de indruk van Yacouba’s onafgebroken vernieuwingen. Hij buigt zich over de Zaï-gaten en bezoekt ieder veld. “Twintig jaar geleden stond hier maar één enkele boom” roept hij en hij noemt getallen: 1.4 miljard hongerende mensen wereldwijd, de helft ervan kleine boeren. Maar nu, dank zij de nieuwe landbouwmethodes kunnen tenminste in de Sahelzone tien percent meer mensen eten. Met de Zaï-methode zoals ze door Yacouba wordt toegepast, is het mogelijk de productie per vierkante meter van nul tot acht kilogram te laten toenemen, reeds bij de eerste oogst.

Reij is inmiddels van baan veranderd: van de Amsterdamse universiteit naar het World Resource Institute in Washington, maar Yacouba is zijn held gebleven. In de jaren negentig bracht Reij boeren uit Niger en Mali naar Gourga zodat ze van Yacouba’s ervaring konden leren. “In Niger is Yacouba’s Zaï-methode nog succesvoller dan hier. Duizenden boeren passen daar deze methode met groot resultaat toe. Overal is het grondwaterpeil gestegen en overal zijn er gezinnen die geen honger meer kennen. De invloed van Yacouba is groter dan die van alle nationale en internationale experts samen

Wie Reij vraagt waarom Yacouba het voor elkaar kreeg waar duur betaalde specialisten faalden, hoort behoedzame zinnen over het superioriteitsgevoel van de blanken dat jarenlang de ontwikkelingshulp heeft gekenmerkt. Er zijn concepten ontwikkeld die niet aangepast waren aan de omstandigheden, cultuur en tradities en na korte tijd faalden. “Toen hadden we allemaal geen idee, pas nu zijn we zo ver, dat we het op het eigen initiatief van de boeren moeten zetten en de landbouw met eenvoudige methodes willen doen herleven”, zegt Reij. “De oplossing ligt niet in grote projecten, maar is gebaseerd op eigen wil. Als miljoenen boeren Zaï toepassen, indien ze miljoenen bomen aanplanten, en in de schaduw van deze bomen miljarden gierstzaden zaaien, dan is de honger in de Sahelzone ooit voorbij.

In 2007 ontmoette de cameraman Mark Dodd toevallig Yacouba. Hij werkte toen voor de BBC. Deze ontmoeting heeft niet alleen het leven van Dodd veranderd. “Ik zag Yacouba alleen aan de horizon staan, op een eindeloos droge vlakte, en hoe hij gaten in de grond sloeg. Onvermoeibaar en onafgebroken. Het was alsof ik een titaan ontmoet had”, zegt Dodd.

Hij nam ontslag bij de BBC en richtte zijn eigen productiegezelschap op, maakte 1080 opnamen, om op die manier een documentaire over Yacouba te draaien. Tijdens zijn opzoekwerk kwam hij Reij tegen die hem steunde om de film te financieren. Met lekenacteurs uit Yacouba’s familie laat Dodd de kindertijd van Yacouba in Mali zien, zijn vergeefse jaren in de Koranschool, de hongersnood, de vlucht uit de dorpen en de arbeidsintensieve eerste jaren. Hij gaf ook een naam aan Yacouba. De schrijver Giono noemde zijn verhaal ooit De man die bomen plantte, Dodd gaf aan zijn film de titel De man die de woestijn tegenhield. De film werd op tientallen filmfestivals vertoond en ook in de openluchtbioscoop van Ouahigouya . “Dit was de mooiste voorstelling”, zegt Dodd. “De bioscoop was vol . De mensen hebben gelachen en waren erg enthousiast.”

Inmiddels bebouwt Yacouba zijn land niet meer in zijn eentje. 30 jaar nadat hij eerst alleen en dan ook zijn zonen het zware werk verrichtten, is hij bekend geworden. Door de verkoop van zijn graanoverschotten en donaties heeft hij thans genoeg geld om vreemde hulp te verwerven. Hij heeft ook leerlingen. Iedere week komen boeren vanuit een ander dorp naar hem toe. Samen slaan ze gaten in de bodem en het lijkt erop alsof ze de onvruchtbaarheid eruit willen drijven. Veel van Yacouba’s leerlingen zijn vrouwen die door hun mannen in de steek gelaten of weduwen zijn. Ze leven op een manier die in de Sahelzone vaak met de hongerdood eindigt. Land cultiveren waarvan ze weten dat niemand het opeist, is voor deze vrouwen vaak de enige kans om aan voedsel te komen. “Als jullie bereid zijn om hard te werken, dan zullen jullie met behulp van Zaï voldoende voedsel hebben. Zaï is in staat om jullie en jullie kinderen eten en vrede te brengen”, zegt Yacouba tot de vrouwen en ze knikken en zwengelen hun hakken hoog in de lucht.

Ook het hoofd van de stam wil nu graag zijn eigen bos

Ook het hoofd van de stam van Wagdidi in de buurtprovincie Loroum, Chief Naba-Ligidi S. Kagoné hakt. Hij en Yacouba kennen elkaar sinds hun kindertijd. In de jaren tachtig, toen Yacouba terugkeerde naar het platte land, vluchtte het stamhoofd naar de stad, zoals vele anderen. Hij werd leraar, raakte geen hak meer aan en trok geen ploeg meer. Sinds acht jaren is hij vanwege zijn leeftijd stamchef buiten dienst. Hij heeft vaak en lang onder Yacouba’s strodak gezeten en gekeken naar de vogels. Hij heeft Reij begeleid en samen met Dodd gefilmd. Ooit was het zijn wens om zelf een dergelijk bos aan te leggen, zo groot dat hij vier hectare land kocht. Nu heeft hij eeltlagen aan zijn handen.

Het verhaal van Giono over de planter van het eikenbos werd in 1954 in het tijdschrift Vogue gepubliceerd. Giono’s ik-verteller vermeldt hoe hij de schaapherder Bouffier tijdens een wandeling ontmoette en bij hem logeerde. Toen Bouffier de volgende dag zijn wandelstok pakte en vertrok, volgde hij hem en zag hij hoe Bouffier met behulp van zijn stok gaten in de grond maakte en zaadjes erin legde. “Ik moet behoorlijk scherp met mijn vragen geweest zijn dat hij erop antwoordde. Sinds drie jaren plantte hij bomen aan in deze afzondering. Inmiddels heeft hij er 100.000 geplant.”

Yacouba luistert met groot plezier naar het verhaal van Giono. Onder zijn baldakijn van gierststro leunt hij tegen een boom aan en luistert aandachtig. Tijdens de karakterbeschrijving van de schaapherder, mompelt hij een beamend ”hmmm, hmmm”. Vooral ook bij de zin: “Ik heb hem nooit gedeprimeerd of wanhopig gezien. En nochtans, wie weet of God zelf hem daartoe bewogen heeft”. Yacouba knikt bevestigend. “God natuurlijk. Geen mens kan zo veel kracht uit zich zelf halen.

Is het niet verbazingwekkend hoe erg hij en Bouffier op elkaar lijken? Maar nee, zegt Yacouba met diepe ernst. Hij heeft al lang op een dergelijk verhaal gewacht, op een verhaal van een zielsverwante ergens anders in de wereld die zo is als hij. “We hebben een gezegde: van ieder van ons bestaat er een tweede.”

Afgelopen zomer verspreidde zich een nieuwe droogte in de Sahelzone en opnieuw ook honger. Ook in het noorden van Burkina Faso, in de provincie Yatenga, was de situatie kritisch. Nog erger werd de situatie door de vluchtelingen die in het voorjaar wegens de onrust in Mali over de grens getrokken waren, rond 62.000 zouden het er zijn geweest.

Het landbouwwerk: voedsel voor 2.5 miljoen mensen

De crisis kwam niet als een verrassing. Al vijf jaar geleden werd voedsel zoals rijst en bloem krap, de prijzen stegen, op sommige plekken zelfs tot het achtvoud. De wetenschapper Reij en zijn instituut zien de oorzaken van de honger in de opwarming van de aarde, in de onregelmatige regenval, in de dalende vruchtbaarheid van de bodem door overbemesting en ook in de nog steeds sterke bevolkingsgroei, zoals voorheen.

Het is een ontstellende diagnose, maar in Yacouba‘s graanspijker ligt voldoende graan om zijn 60 personen tellende familie gedurende twee jaren zonder oogst met eten te kunnen voorzien. Deze lente hebben hij en zijn zonen twee nieuwe velden bebouwd, honderden gaten gegraven en in ieder vijf gierstzaden gelegd. Bij de eerste regenbuien in april begonnen ze te kiemen en de overtallige vier kiemplanten heeft Yacouba in andere gaten geplant. Toen in juni het regenseizoen begon, schoten de halmen hoog de lucht in. De gierst gedijt.

Sinds jaren kan Yacouba zijn overschot verkopen en grootmoedig deelt hij ook zijn zaadgoed aan arme boeren uit. Voor hem is het een kwestie van menselijkheid. “Zeggen dat je geen honger hebt terwijl andere honger lijden, is geen goede zaak. Wie een volle buik heeft, terwijl anderen met een knorrende maag opgezadeld zijn is een slechte mens,” zegt hij.

Tijdens de G-8-bijeenkomst, afgelopen mei, in het Amerikaanse Camp David sloten de regeringsleiders van de belangrijke industrielanden een ‘nieuwe alliantie’ met het oog op de voedselvoorziening in Afrika. Een van de landen die er voordeel van moeten hebben, is Burkina Faso. De nieuwe alliantie is een vervolg van de tijdens de G-8 bijeenkomst in het Italiaanse L‘Aquila in 2009 vastgelegde maatregelen. Lange tijd stonden kleine boeren niet op de agenda van de ontwikkelingssamenwerking, ze werden hoogstens als ontvanger van aalmoezen beschouwd, maar zeker niet als wegbereiders van vooruitgang in de landbouw. Pas sinds het initiatief van L’Aquila werden kleine boeren als belangrijke partners in de strijd tegen armoede en honger beschouwd. Nu moeten ze ondersteuning krijgen om hun traditionele en sinds eeuwen beproefde teeltmethodes te praktiseren, ze moeten voldoende oogst opbrengen in plaats van voedselhulp te ontvangen.

Voor de plotseling internationaal zo populaire, maar in werkelijkheid zeer oude manier van landbouw wordt een nieuw begrip gebruikt: Climate-Smart-Agriculture, landbouw, die zich aan de veranderde klimaatomstandigheden aanpast. In zijn Rural Poverty Report 2011 looft het International Fund for Agricultural Development (IFAD) – een afzonderlijke organisatie van de Verenigde Naties – de methode waarbij granen en bomen samen worden aangeplant. Bomen slaan voedingsstoffen op en verbeteren de kwaliteit van de bodem. Als succesvoorbeeld wordt in het rapport Niger genoemd – daar liggen ook die gebieden waaruit Chris Reij ooit boeren naar Yacouba bracht zodat ze van hem konden leren.

Sinds de jaren tachtig zijn in Niger 200 miljoen bomen aangeplant. Op die manier is het volgens Reij gelukt om de jaarlijkse hoeveelheid geoogste graan met 500.000 ton te verhogen. Hiervan kunnen 2,5 miljoen mensen met eten worden voorzien. Yacouba, die naar het verhaal van zijn vriend luistert, lacht tevreden.

Ook op het kantoor van de Deutsche Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit (GIZ) in Burkina Faso’s hoofdstad Ouagadougou wordt door de bureauverantwoordelijke Florent Dirk Thies bevestigd hoe belangrijk kleine boeren zijn. 80 % van de bevolking in Burkina Faso leefden van de landbouw en hiervan zijn wederom 95% kleine boeren.

De GIZ is een Bondsorganisatie die de ontwikkelingsmaatregelen van de Duitse overheid in de praktijk brengt. In de afgelopen jaren, aldus Thies, heeft Burkina Faso zelf in zijn voedsel kunnen voorzien, maar vruchtbare bodem wordt schaars. “Het bevolkingsaantal is verdubbeld, maar de bruikbare landbouwgronden zijn even groot gebleven”. Normaal moet men een veld zeven jaar lang braak laten liggen om het een jaar te bewerken. “Maar de mensen kunnen deze regel niet naleven. Hierdoor gaat de kwaliteit van de bodem enorm achteruit”, zegt Thies. Toch ziet hij een mogelijkheid om de opbrengst te verdrievoudigen. Te lang heeft men verkeerde methodes toegepast. “We moeten de lokale boeren ondersteunen.”

Gedurende 67 jaar heeft Yacouba Sawadogo de Sahelzone niet verlaten. Dan, op een dag in het jaar 2009, trok hij zijn beste kleren aan, zette de voor Mossi-mannen traditionele hoofdbedekking op en vloog naar Zwitserland. In 2010 was hij in de VSA en in 2011 in Zuid-Korea. Chris Reij heeft ervoor gezorgd dat Yacouba op internationale conferenties voor ontwikkelingssamenwerking werd uitgenodigd. Yacouba ontmoette Ban Ki Moon, Secretaris-generaal van de Verenigde Naties, die hem noemde zoals de cineast van documentaires Dodd: “De man, die de woestijn tegenhield.”

In filmopnames van deze reizen ziet men hoe Yacouba, zonder onder de indruk te zijn van de internationale experts, moedig op het podium zit en in langzame en rustige zinnen over zijn moderne vorm van Zaï vertelt.

Yacouba Sawadogo is vandaag een gerespecteerde man, in zijn dorp, in Ouahigouya en ook bij alle mensen die hem ontmoeten. Hij is tevreden, maar zijn tijd neemt af en hij is moe. De tochten op bromfietsen van dorp tot dorp, de vele mensen die hem iedere dag om advies vragen om te weten te komen hoe ze ongedierte moeten bestrijden, water opvangen, mest maken en ziektes van bomen kunnen genezen, dit alles wordt te veel voor hem.

Zijn kennis heeft hij aan zijn zonen en vele anderen doorgegeven. Nu heeft hij nog een droom: hij wil een klein huisje bouwen en een opleidingscentrum oprichten om daar aan mensen les te kunnen geven. Ook wil hij graag een apotheek openen voor de medicijnen en oliën die hij maakt. Niemand hoeft hem hiervoor te betalen. Maar voor het centrum en de apotheek komt hij geld tekort.

Giono’s ik-verteller, zo staat het in het verhaal, wordt in 1914 verplicht naar het leger te gaan en komt pas tien jaar later terug naar de bergen. Tot zijn verbazing komt hij bij zijn terugkeer ook Bouffier opnieuw tegen die nog steeds bezig is bomen aan te planten. “We brachten de dag samen door, stil wandelend in het bos. Het was […] elf kilometer lang en drie kilometer breed. Als je beseft dat dit alles door de handen en het hart van een enkele man is geschapen, zonder technische hulpmiddelen, dan wordt het duidelijk dat mensen ook in andere gebieden even creatief kunnen zijn als God, niet alleen in het vernietigen.”

We moeten de helft van het bos kappen, zeiden de landeters

Giono’s planter van het eikenbos wordt op hoge leeftijd geprezen als beschermer van de natuur. De schrijver laat hem nog beleven hoe de mensen zijn werk waarderen. Zijn bos echter, zo schrijft de auteur in een brief, kort voor zijn dood in 1970, was al gauw weer verdwenen. Daar waar eiken stonden werden elektrische centrales en fabrieken gebouwd. Maar een paar bomen overleefden de ontmoeting met de moderniteit.

Misschien is dit het lot van diegenen die roepen en waarschuwen, de steppewolven en eenzame scheppers, dat hun werk geen eeuwigheid gegund is. Ook het bos van Yacouba is in gevaar. Het land dat door hem wordt bebouwd, is niet zijn eigendom. Hij heeft het in gebruik genomen omdat niemand ervoor belangstelling toonde en niemand er aanspraak op deed. Op die manier functioneert het al eeuwen in Afrika. Men mag zo lang blijven totdat de staat de hand legt op het land.

Tien jaar geleden kwamen landmeters uit Ouahigouya en sloegen grondstenen in Yacouba’s land. Een steen plaatsten ze midden in de schuur, waarin Yacouba het graan opslaat dat hij weggeeft. De schuur moet worden gesloopt, zeiden ze. Een steen plaatsten ze naast de muur op Yacouba ’s perceel en vandaar trokken ze een lijn. Deze lijn loopt midden door het graf van zijn vader. De vader zou verplaatst moeten worden, zeiden ze. Een steen zetten ze in Yacouba’s bos en ze zeiden dat de helft van het bos moet worden gekapt. Yacouba heeft deze steen met zijn voet omvergetrapt. Als hij de steen toont, dan lijkt hij oud en leeg, als een hulpeloze grijsaard. Uiteindelijk sloegen de mannen een half dozijn markeerstenen in de eerste velden die Yacouba bewerkt had, tussen de eerste bomen die hij had aangeplant en die ondertussen al verscheidene meters hoog waren.

Jarenlang gebeurde helemaal niets. De staat bemoeide zich verder niet met het leven van Yacouba Sawadogo. Maar opeens, een paar maanden geleden, doken mensen op aan wie door een of andere ambtenaar beloofd was dat ze zich op dit stuk land mochten vestigen. Ze kapten de bomen van Yacouba en bouwden huizen daar waar Yacouba’s gierst groeide. Yacouba stapte naar de provinciale overheid toe. Hij verwachtte geen erkenning, geen dank voor het werk dat hij had verricht, geen bewondering voor zijn resultaat. Het enige wat hij wilde bereiken was een klein beetje gerechtigheid of minstens goedertierenheid. Men zei hem dat hij het land voor omgerekend 50.000 Euro kon kopen. “Hmmm, hmmm”, mompelde Yacouba, draaide zich om en vertrok.

Hij spande geen rechtszaak aan. Hij ging ook niet opnieuw rekenen. Hij deed precies datgene wat hij altijd al had gedaan in tijden waarin het leven niet mee zat: hij begon gewoon opnieuw. Hij liep met zijn pikhouweel een stukje verder, naar een plek waar niemand was en wilde zijn, en groef nieuwe gaten. Kleine gaten voor de gierst, grote voor de bomen en heel grote voor honderd apenbroodbomen. Dit was in 2012, net voordat het begon te regenen.

Yacouba zegt tegen zijn zonen: “Als ze komen om mijn bos te kappen, dan planten we een nieuw aan”.

Hij zal het bos niet meer zien groeien. Hij zal de vruchten niet meer kunnen oogsten. Maar hij weet dat niemand hem heeft verslaan. Niet de natuur en al helemaal niet de mensen.

 

Andrea Jeska

Andrea Jeska is journaliste en schrijfster. Als journaliste werkt zij o.a. voor de Frankfurter Allgemeine Zeitung en de Süddeutsche Zeitung. Als auteur werd zij vooral bekend met haar eerste publicatie Breslan. Requiem (2005) handelend over de betrokkenen bij de terreuraanslag op een school in het ossetische Breslan

Bovenvermeld artikel verscheen eerder in Die Zeit/Dossier, 67 (2012), nr. 49, p. 17-19.

Vertaling uit het Duits: Paul Haerden en Alina Salomon