Wegwijs in het labyrint van de menselijke keuzes – Tinneke Beeckman

Wegwijs in het labyrint van de menselijke keuzes – Tinneke Beeckman

Ervaren politici weten dat kiezers niet stemmen voor wat politici al gerealiseerd hebben, maar voor wat ze beloven. Kiezers worden niet gedreven door dankbaarheid. Vaak steunen ze zelfs partijen die amper iets hebben bewezen, zodra die partijen hun een betere toekomst voorspiegelen. Wat weten we eigenlijk over het maken van keuzes op verkiezingsdag?

Machiavelli wist het al in Il Principe: de leider die dankbaarheid verwacht voor zijn genereuze maatregelen begrijpt niet dat mensen snel wennen aan wat ze al kregen. Daarom is vrijgevigheid voor een prins niet zonder gevaar: indien hij zijn dure grootmoedigheid niet kan volhouden, verliest hij onvermijdelijk aan populariteit.

Onbewust kiezen

De kiezer besluit vaak op basis van zijn eigenbelang; hij denkt aan wat hij kan krijgen. Maar volgt hij dat eigenbelang dan op een rationele manier? Filosofen als Montaigne, Pascal, Hume en Nietzsche hebben de alleenheerschappij van de rede allang onttroond: emoties, passies, frustraties zijn minstens even bepalend. En vandaag wijst de wetenschappelijke psychologie in dezelfde richting: we zijn veel minder baas in eigen huis zijn dan we zelf denken.

In Thinking Fast and Slow onderscheidt Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman twee systemen van de geest. Het eerste systeem is snel, intuïtief en spontaan. Het tweede is bewust, vraagt aandacht en inspanning. We denken dat we vooral gebruik maken van het tweede, maar heel vaak luisteren we meteen naar het eerste. De geest is een machine die graag en makkelijk conclusies trekt. We oordelen dus vaak intuïtief. En soms werkt dat perfect, vooral wanneer we de situatie goed kennen. Maar als de situatie complex is, dan trekken we op basis van dat eerste systeem de verkeerde besluiten. Kahneman heeft zijn idee van de twee systemen kunnen ontwikkelen dankzij neurologisch onderzoek. Zo verwijden de pupillen bij mentale inspanningen. Wat er in de geest gebeurt, kan fysiek worden vastgesteld.

Op allerlei manieren misleidt de geest zichzelf. Zo is er een effect dat priming heet, ‘voeren’. Hoewel we sommige dingen niet bewust waarnemen, reageren we er wel op. Als er een foto van ogen aan een koffiemachine hangt, betalen we makkelijker dan wanneer we een foto met bloemen zien. De ogen maken ons “moreler”, zelfs al hebben we ze niet bewust opgemerkt. Een beetje zoals er vroeger het alziend oog van God in de Vlaamse huiskamers hing: ‘Hier vloekt men niet’.

Door priming gedragen mensen zich in de aanwezigheid van geldsymbolen minder genereus en minder sociaal. Symbolen die naar de dood verwijzen, maken ons dan weer gehoorzamer.

Kahneman geeft aan dat priming ook politiek werkt. De plaats waar de stemhokjes staan, beïnvloedt de uitslag: wie moet stemmen in een schooltje, in een sporthal of in een gemeentehuis, kiest anders. Priming werkt voor beide kanten van het politieke spectrum, afhankelijk van de boodschap. Wanneer een spel ‘gemeenschapsspel’ wordt genoemd, handelen proefpersonen minder egoïstisch dan wanneer dat zelfde spel ‘competitiespel’ heet.

De gaten zijn al opgevuld

Kiezers zijn vatbaar voor het toekomstverhaal van een partij, niet alleen voor loutere feiten. Welke wereld biedt een politicus aan? Het verlangen naar een coherent verhaal speelt ook voortdurend bij cognitieve processen. Mensen maken gebruik van de gegevens die ze al hebben (“what you see is all there is”). De gaten in het betoog vullen ze makkelijk op door – eventueel foutieve – verbanden te leggen. En zodra ze dat verhaal hebben, weren ze nieuwe informatie die er niet in past. Complexe onderzoeksjournalistiek, die vaak het bestaande, veilige wereldbeeld aantast, moet het ook daarom vaak afleggen tegen simplificerende, sloganeske pseudojournalistiek.

Commerciële media weten dat mensen geen bewijzen voor hun ideeën zoeken (laat staan de weerlegging ervan). Ze willen ontspanning. Verkiezingsprogramma’s zijn er niet om mensen te informeren, maar beogen in het beste geval infotainment. Over de voorbije maanden hebben we televisieprogramma’s te zien gekregen waarin de persoonlijkheid, het entertainmentgehalte en de populariteit van een politicus aan elkaar worden gekoppeld. De kijkers gaan dan mee met de flow van het gebeuren, en gebruiken dus het eerste, intuïtieve denksysteem. Dat is minder alert en minder nauwkeurig. Zo’n programma doet amper een beroep op het tweede, bewuste denksysteem. Als een programma alleen drijft op vluchtige indrukken en teert op al beschikbare informatie, dan draagt het niet bij tot een beter oordeel.

Uit onderzoek blijkt dat kiezers zelfverzekerde politici zoeken. Ze belonen vaak overconfidence: het overschatten van de eigen rationaliteit, wars van twijfel of zelfkritiek. Politici presenteren een omslag in hun beleid liefst met een schijnrationaliteit: ze verklaren die door nieuwe feiten aan te voeren. Maar als burgers beseften hoe onwetend hun politici echt zijn, aldus Kahneman, dan zouden ze hen niet meer steunen. En tussen haakjes: de psycholoog wijst er ook op dat mannen vaker overconfident zijn dan vrouwen. Misschien verklaart dat waarom vrouwen het vaak moeilijker hebben in de politiek.

Maar het wordt nog erger: zelfs al is de inzet zeer groot, dan nog verbetert de kwaliteit van het oordeelsvermogen niet. In een interview met Der Spiegel suggereert Kahneman dat beslissingen genomen tijdens de eurocrisis niet rationeler of vooruitziender waren dan oordelen gewoonlijk zijn. Vaak overschatten uitgerekend experts hun eigen oordeel. Ze miskennen de rol van toeval.

Verleid mij!

Vandaag beseffen politici dat ze niet naar de kiezer toe moeten met een al te rationele boodschap. Die rationele, programmatorische aanpak werkt alleen maar bij de politieke activisten. Bij alle anderen is ze vergeefse moeite.

In The Political Brain legde Drew Westen al uit dat een beroep op waarden en morele gevoelens mogelijke kiezers meer raakt dan de droge logica van een discours. Vaak slagen rechtse partijen er beter in dan linkse om hun kiezers te beroeren. Ze doen een beroep op nationale trots en op geloof. Linkse partijen verkopen te rationele theorieën over rechtvaardigheid.

Politici schenken ook graag aandacht aan thema’s waar kiezers gevoelsmatig op reageren. En om naar die gevoelens te peilen, gebruiken ze sociaalpsychologisch en neurologisch onderzoek. Barack Obama’s campagnefilmpjes werden naar verluidt eerst aan proefpersonen voorgelegd.

Betekent dit dat verkiezingen een wedstrijd in manipulatie zijn geworden? In zekere zin wel: de toepassingen van technieken doen denken aan George Orwells 1984 of Aldous Huxleys Brave New World. Maar politici gebruiken geen directe beïnvloeding van het brein door drugs of elektroshocks, zoals in de dystopiën van Orwell en Huxley het geval

is. Ook blijft het voordeel voor één partij beperkt. Niet hoeveel informatie beschikbaar is, maar of beide partijen die ook gebruiken is relevant. Een beetje zoals doping: als elke sporter vrij doping gebruikt, verkleint het verschil opnieuw tussen sporters onderling. Alleen wie het laatste nieuwe product kan gebruiken, heeft nog een relatief voordeel. Natuurlijk drijft het de kosten van verkiezingen op: wat politici voor verkiezingen besteden is verbijsterend, en ook in Europa speelt het financiële verschil tussen partijen een steeds grotere rol.

Een rode lijn

Toch zie ik ook een positieve evolutie. Burgers worden zich ook bewust van hoe sterk ze worden beïnvloed. Iedereen kent ondertussen de term ‘spindoctor’.

Een opmerkelijk voorbeeld hiervan zagen we vorige zomer. Na een chemische aanval in Syrië stelden Amerikaanse en Britse politici dat een ‘rode lijn’ was overschreden. Precies zoals tien jaar eerder in Irak vroeg zulk gebruik van verboden wapens om internationaal ingrijpen. Maar de associatie met Irak maakte het juist zeer moeilijk om de westerse publieke opinie te overtuigen.

Dezelfde mediastrategieën werden aangewend: geheime informatie, autoriteitsargumenten, angst en een gebrek aan langetermijnvisie. Precies daarom mochten Obama, Cameron en Hollande hun oorlogsplannen opbergen. Westerse burgers lijken kritischer voor hun politici geworden. Zelfs op infotainment, bijvoorbeeld lokale politici die deelnemen aan spelprogramma’s, wordt argwanend gereageerd. Psychologisch onderzoek lijkt de opvatting dat er een vrije wil bestaat te ondermijnen. Maar burgers vernemen precies hoe makkelijk de geest zichzelf bedriegt, of door anderen wordt beïnvloed. Die kritische zelfreflectie werkt opnieuw bevrijdend.

Dat we niet volstrekt rationeel zijn, betekent evenmin dat anderen volledige macht krijgen over onze keuzes. Zoals Drew Westen stelt: niemand kan het brein veranderen, maar wel de manier waarop het brein wordt aangesproken. Dat gebeurt tijdens campagnes, bijvoorbeeld door filmpjes of bevlogen toespraken. Wie de meeste campagnemiddelen kan inzetten, krijgt dan de beste kansen. Toch speelt toeval een grote rol in de politiek. De uitkomst van de wedstrijd ligt niet op voorhand vast.

Tinneke Beeckman

Tinneke Beeckman behaalde een doctoraat in de moraalwetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel en was nadien als postdoctoraal onderzoekster verbonden aan het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen. Zij genoot bijkomende opleidingen aan de Université Libre de Bruxelles, de Universiteit Maastricht en aan de London School of Economics. Zij is lid van de Gravensteengroep en redactieraadslid van het tijdschrift Streven. Ze publiceerde onder meer over Nietzsche, Heidegger en Spinoza. Tot haar boekpublicaties behoren o.a. Spinoza. Filosoof van de Blijheid (2009) waarvan zij coauteur en redacteur was, en Door Spinoza’s Lens (2012). Zij geeft lezingen voor een breed publiek over politiek-filosofische onderwerpen.