Milieubescherming en inheemse volkeren: steeds bondgenoten? – Lieve De Kinder

Milieubescherming en inheemse volkeren: steeds bondgenoten? – Lieve De Kinder

Het ontstaan van Voor Moeder Aarde vzw in 1991 ging samen met het verzet tegen de kernproeven op het grondgebied van de Shoshone-Indianen, in Nevada, door de inheemsen zelf en met de steun van een brede waaier aan organisaties die werkten rond vrede, milieu en mensenrechten. Het inzicht dat problemen van milieu, vrede, mensenrechten met elkaar verweven zijn, en het feit dat hier ook steeds problemen van macht, onderdrukking, ongelijkwaardigheid aanwezig zijn, lag verder aan de basis van de werking van Voor Moeder Aarde en later Friends of the Earth Vlaanderen en Brussel. Vandaar ook het inzicht dat opkomen tegen onderdrukking van de aarde samengaat met opkomen tegen de onderdrukking van haar bewoners, menselijke en niet-menselijke, evenals de inzet voor het behoud van de biodiversiteit en culturele diversiteit.

Landgrabbing in het kader van een bepaalde vorm van milieubescherming

In een vorig nummer beschreef ik het probleem van landgrabbing (ondertussen is de vertaling ‘landroof’ meer gangbaar geworden): wereldwijd, vooral in het zuiden, worden gronden ingenomen door bedrijven, vaak gestimuleerd door overheden, voor ontginning van grondstoffen, eindeloze monoculturen van plantages voor agrobrandstoffen en landbouwgewassen voor de wereldmarkt. De lokale bewoners worden verdreven. Het is het lot van vele inheemse gemeenschappen, die nochtans gedurende eeuwen met hun natuurlijke omgeving samenleefden en de zorg op zich namen voor het evenwicht en het voortbestaan ervan.

Een van de vormen van landroof die ik in het vorige nummer niet aanraakte, maar nu wel wil bekijken, is de landroof in het kader van een bepaalde vorm van milieubescherming, vaak ook samengaand met Greenwashing, in het kader van de Green Economy.

Ik besloot tot het schrijven van dit artikel na het lezen van het boek Schwarzbuch WWF van Wilfried Huismann, en wat ik daar las over de schrijnende situatie van vele inheemsen, op verschillende continenten, die van hun leefgebied waren verdreven, om er een natuurreservaat van te maken. Ik vind het belangrijk dat hierbij stilgestaan wordt, dat deze praktijken in vraag worden gesteld en dat er maatregelen genomen worden om hier in de toekomst anders mee om te gaan.

Goed beseffend en ook waarderend dat er heel wat goed werk geleverd wordt door WWF-medewerkers en dat WWF heel wat bijdraagt aan de bewustwording over globale milieuproblemen, ook heel interessant onderzoekswerk doet en naar buiten brengt, en mede met andere organisaties ijvert voor positieve veranderingen op gebied van milieu.

Ik vind mijn gevoel heel sterk terug in wat medewerkers van WWF zelf aan Wilfried Haussmann toevertrouwden, ze willen niet de organisatie op zich bekritiseren maar wel bepaalde praktijken, die trouwens al voor het bestaan van WWF plaatsvonden (zie verder het voorbeeld van Serengeti en Yosemite) maar later wel mede door het WWF verder werden gezet.

Adivasi in India

De inheemse Adivasi, die in India de kastenlozen zijn, werden op verschillende plaatsen in India uit hun grondgebied verdreven, vaak met militair geweld, voor het inrichten van tijgerreservaten. De naam Adivasi betekent ‘zij die hier eerst waren’, de inheemse bewoners dus, die in de wouden leefden vooraleer meer dominerende bevolkingsgroepen India kwamen bezetten. Reeds Boeddha zou tijdens een reis door India diep getroffen zijn door de manier van leven en samenleven van de Adivasi, in volkomen gelijkwaardigheid man-vrouw, tevreden, in harmonie met hun natuurlijke omgeving, zonder geld en zucht naar materieel bezit, een menselijke en democratische samenleving. Hij stelde hen als voorbeeld voor een ideale samenleving.

Adivasi verdreven uit hun woud

De Adivasi leefden al eeuwen in hun grondgebied op probleemloze wijze samen met de wilde dieren, ook dus de tijgers. Zoals alle inheemse volkeren overal ter wereld gaan ze zo met hun leefgebied om dat ze het niet verstoren, m.a.w. dat hun ingrepen, voor hun eigen levensonderhoud, hun cultuur en hun ceremonies, zo zijn dat het grondgebied zich steeds kan herstellen. Het ligt niet aan hen dat de tijger met uitsterven bedreigd is.

Toch kunnen ze volgens de visie van WWF niet in hun grondgebied blijven, eens dat tot tijgerreservaat is bestemd. In deze visie is geen co-existentie mens-tijger mogelijk. WWF probeert de verhuizing zo voor te stellen dat ze alleen maar voordelen heeft voor de Adivasi, in de hoop dat deze verhuizing dan op een zachtere manier, minder openlijk gewelddadig kan gebeuren, en geen militair geweld zou nodig zijn. Adivasi zouden jobs en een beter inkomen krijgen, scholen voor hun kinderen, en hun activiteiten zouden ingeschakeld worden in de globale economie.

Inheemsen geen vragende partij voor verhuizing

De Adivasi zelf zijn geen vragende partij voor de verhuizing. Ook de sommen die aangeboden worden als schadeloosstelling kunnen hen niet bekoren. Een vrouwelijk stamhoofd Muthamma: ‘enkel dood kunnen ze ons van ons leefgebied verdrijven’. Het is trouwens niet de eerste keer dat ik zo’n uitdrukking hoor van inheemse stammen die dreigen van hun grondgebied verdreven te worden, ze leven heel verbonden met hun leefgebied, waar hun voorouders begraven zijn, ze zijn er steeds met zorg in aanwezig geweest. Heel hun identiteit, cultuur en samenleving is bepaald door het samenleven in en met de natuurlijke omgeving. Muthamma stelt verder: ‘We hebben eeuwenlang met de tijgers samengeleefd, wij doden hen niet, zij doden ons niet. De tijger is voor ons een godheid. De natuurbeschermers uit de stad begrijpen het woud niet. Zolang wij hier leven zijn ook de dieren veilig. Als wij hier weg zijn hebben de houthakkers en wilddieven vrij spel’. Ze vertelt dat het niet de wilde dieren zijn die geprofiteerd hebben van de uitdrijving van de Adivasi, maar de zakenlui in de stad. Ze heeft het verder over een andere praktijk, die vaak hand in hand gaat met het verdrijven van inheemse volkeren uit natuurgebieden. Het gaat om het openstellen van delen van het woud voor economische activiteit, plantages zoals eucalyptus, houthakbedrijven, zelfs fabrieken ontstaan er. Vaak is het verdrijven van de inheemsen de eerste stap hiertoe. Het land wordt handelswaar.

Het leven in het woud wordt gestoord, het woud wordt handelswaar

De oude Adivasiman Bhaskaran: ‘Om zendertjes aan te brengen bij tijgers moeten ze stilgehouden worden, wat niet gemakkelijk is. Er wordt dus verdoving gegeven, en omdat het een gevaarlijke situatie is wordt nogal gemakkelijk een overdosis gegeven, wat aanleiding kan zijn voor hartfalen en sterven van de dieren. Die zendertjes blijven dan in het woud liggen, de tijger wordt nog steeds meegeteld in de tellingen, ook al is hij dood.’ Hij zou het met eigen ogen gezien hebben. Volgens hem zijn zendertjes e.a. overbodig, de omwonenden kunnen gemakkelijk uitmaken hoeveel tijgers er zijn, maar met het huidige systeem is geld te verdienen. En dat is niet voor de oorspronkelijke bewoners. De voordelen gaan naar een bepaald soort ecotoerisme, ook naar grote farma- en voedingsmiddelenbedrijven. Deze plunderen het genetisch reservoir van het woud voor het te laat is. WWF doet hier aan mee, zorgt er wel voor dat de plaatselijke bevolking kan delen in de winsten, om hen te integreren in de globale economie. Hij betreurt dat er door de ‘omschakeling’ van de inheemsen een einde komt aan de gemeenschappelijk gedeelde gronden.

Wat krijgen de inheemsen in ruil?

Aan de inheemsen worden jobs beloofd in de sector van het zogenaamde ecotoerisme, maar het aantal jobs hierin is heel beperkt. En wat houden ze bijvoorbeeld in? Het oudste Indiase tijgerreservaat, in Raipur, waar Wilfried Hausmann ter plaatse de zaak ging bekijken, wordt opengesteld voor rijke westerlingen om er met jeeps op safari in te gaan, met de belofte dat ze gegarandeerd een levende tijger in zijn natuurlijke omgeving zullen zien. Er wordt hen gezegd dat ze wellicht de laatste generatie zijn die nog levende tijgers zal zien. Het ongerepte park, -niet meer door mensen bezoedeld?- , is wel doorkruist door een groot wegennet voor de jeeps. Als de jeepkaravaan (155 jeeps per dag zijn toegelaten) zich in beweging zet, zijn dat wel andere geluiden dan deze van de ongerepte wildernis. Evenals het gejoel als er bijvoorbeeld een wild dier, en vooral een tijger, in zicht is en gezamenlijk foto’s genomen wordt. De Adivasi mogen hier als job de banen voor de jeeps vegen. Van leefgebied van de oorspronkelijke bewoners wordt het woud een gebied voor consumptie (van belevenissen, kicks) voor rijke blanken.

Een andere bron van inkomsten in de toeristische sector is het geld van toeristen voor wie ze hun traditionele dansen uitvoeren. Een etnische zoo? Het lijkt schrijnend, dat ze uit geldnood, voor hun overleving, verplicht zijn deze elementen die tot het hart van hun cultuur en spiritualiteit behoren, voor geld te kijk zetten voor de toeristen, die vaak niets of weinig weten over de schrijnende situatie waarin de inheemsen terecht kwamen doordat hun leefgebied, zo belangrijk voor hun identiteit, cultuur en spiritualiteit, hen ontnomen is.

In een tijgersafaripark in Nepal gaan de inheemsen rond met toeristen op olifanten en verzamelen hun drek. Daar wordt via een kleinschalig procedé papier van gemaakt voor de toeristen. Blanken bepalen dat het verzamelen van drek een promotie is voor de inheemsen die uit hun leefgebied zijn verdreven.

Maar veel vaker dan in de toeristische sector worden deze inheemsen jobs aangeboden in de plantages, als goedkope werkkrachten, in slavencondities. Hun loon kan tot de helft zijn van wat andere arbeiders er verdienen, en dat is al karig.

Inheemsen kunnen soms in hun woud blijven onder bepaalde voorwaarden. In sommige gevallen betekent dit dat ze een groot aantal activiteiten voor hun levensonderhoud niet meer mogen uitoefenen in het woud. Vanuit de redenering dat ze hierdoor het woud zouden beschadigen. In andere gevallen is de voorwaarde dat ze de producten van het woud vermarkten. Hier wordt hen een vreemd model om in hun levensonderhoud te voorzien van buitenaf opgelegd. Vanuit een evidentie dat dit voor hen beter is dan de levenswijze waarin de Adivasi al eeuwen tevreden en in evenwicht met de natuurlijke omgeving leefden.

En zij die geen job vinden verhuizen naar de slums in de grote steden.

Laat de tijger met rust

Wilfried Huismann sprak ook met tijgeronderzoekers, die zich van het hele onderzoeksproject gedistantieerd hebben, ze vinden ook dat de onderzoeken op tijgers (aanbrengen van zendertjes, fotovallen) de dieren meer storen dan dat ze nieuwe inzichten en informatie brengen, er is volgens hen genoeg geweten over de tijgers, de kennis van de lokale bewoners is immers ook heel betrouwbaar, ze herkennen de territoria van de tijgers, en velen zijn van mening dat het enige wat de tijgers nodig hebben is met rust gelaten te worden. Een van deze onderzoekers, Vasudha Chakravarthi, werkte vroeger in Londen in de HSBC bank, maar voelde de roep van de jungle, nu leeft ze dichtbij de jungle in een eenvoudige hut, gaat ongewapend de jungle in, zonder angst voor wilde dieren: ‘ze weten dat ik hun vriendin ben’. Mens en dier voelen hier elkaar in stilte heel goed aan. Ze beweert verder: ‘Door angst worden de jeeps vergezeld van gewapende rangers, in voertuigen. Dit verstoort nog eens bijkomend de dieren. Reeds vele wilde dieren kwamen om door ongelukken met deze voertuigen. Vroeger waren de olifanten de vreedzaamste dieren, nu zijn ze zo gestrest dat ze steeds vaker mensen aanvallen. Laat de tijger met rust, dan is er tenminste nog een kans voor ze. En waarom laat je het natuurgebied niet aan de mensen die er eeuwenlang woonden?’

Reservatenpolitiek in India en rechten van de inheemse volkeren

Het inrichten van tijgerreservaten waar tijgers ongestoord door de mensen konden leven, begon in 1972, onder impuls van het WWF. Met de uitspraak: ‘mensen hadden al zolang ruimte weggenomen van de dieren, het is nu de bedoeling om die ruimte terug te geven aan de dieren’. Maar hoe? En wie moet er voor opdraaien? Wie profiteert er van?

In India groeide verzet tegen de onteigeningen van de Adivasi, niet alleen van de betrokkenen zelf, maar ook van andere milieugroepen, o.a. Greenpeace. Als reactie werd in 2006 in de grondwet opgenomen dat Adivasi recht hadden op hun grondgebied en dat verhuizing enkel vrijwillig kon gebeuren. Deze wet werd heel vaak met de voeten getreden, met veel illegale verdrijvingen. In september 2007 kwam er de VN-Verklaring over de Inheemse Volkeren, waarin hun recht bevestigd werd op hun leefwijze en grondgebied. WWF bracht toen een eigen principeverklaring uit: ‘Natuurbeschermers en natuurvolkeren zijn natuurlijke bondgenoten in de strijd voor een natuurlijke en gezonde wereld’. Dit oogt mooi op papier, maar het blijft nodig naar de realiteit te kijken. WWF blijft er van overtuigd dat de omschakelingspolitiek (inheemsen motiveren om vrijwillig het reservaat te verlaten, om een ‘betere’ levenssituatie te bekomen, en hen in de globale economie te integreren), een goede zaak is en streeft naar een ‘vrijwillige’ omschakeling. Maar hoe vrijwillig is het? De voorwaarden die gesteld worden aan hen die toch in het reservaat willen blijven houden in dat ze niet meer zoals vroeger in en met het woud leven en in hun levensonderhoud voorzien, op hun traditionele manier. WWF spreekt hier vaak van een win-win situatie voor de bedrijven, het milieu en de inheemsen. De bedoeling kan hier goed zijn, maar een win-win situatie houdt wel in dat alle betrokkenen het ook zo ervaren. Daarom is het zo belangrijk ter plaatse contacten te hebben met de betrokken inheemsen en hen de ruimte te geven om zich uit te drukken over wat deze omschakeling voor hen betekent. En dan hoor je dat er heel veel ellende, diep verdriet en wanhoop is om het verlies van hun leefgebied en cultuur, ze voelen zich helemaal ontworteld.

Yosemite, eerste voorbeeld van natuurbescherming ten koste van de inheemse bewoners

De verdrijving van inheemse volkeren uit natuurgebieden gebeurde de eerste keer in de VS, in Yosemite, in 1851. Er werd een vernederende uitputtingsoorlog gevoerd tegen de indianen. John Muir, stichter van de Sierra Club, de eerste club voor natuurbeschermers ter wereld, droeg de regering in Washington op om het dal te bevrijden van deze minderwaardige wezens en er een natuurpark van te maken. Hij beweerde dat de Indianen er enkel op doortocht waren en er niet hadden geleefd. Nochtans was het dal gedurende 4000 jaar de leefruimte van de Miwok,Yokut, Paiute en Ahwahneechees, met velden, weiden, vruchten en geneeskrachtige planten. In 1964 werd in de VS dan het idee van de wildernis geformuleerd, een plaats waarin de mens enkel een voorbijgaande bezoeker is. Het Nationaal Park Yosemite werd door WWF en andere natuurbeschermingsorganisaties als het model beschouwd voor natuurbescherming wereldwijd. Een park onaangeroerd door mensen. Als gevolg hiervan werden wereldwijd 20 miljoen inheemse mensen uit hun leefgebied verdreven. Zij die gedurende eeuwen hun natuurlijke leefomgeving hadden bewaard, worden er nu uit verdreven door hen wiens verre voorouders omwille van de civilisatie en ‘ontwikkeling’ hun eigen natuurlijke omgeving grotendeels hebben vernietigd.

 Massai en het Serengetipark

In Afrika kreeg reeds in 1940 het Serengetipark (zo groot als Noord Ierland) door Groot-Brittannië de bestemming van nationaal park, men wilde er een toeristische wereldsensatie creëren. De inheemse Massai woonden reeds 4000 jaar in het park. Ze mochten er eerst verblijven maar onder strikte voorwaarden. In die periode werden ze met veel minachting benaderd door westerse natuurbeschermers en blanke parkwachters, en door vele toeristen. Vanaf 1950 probeerde men hen te overhalen hun leefgebied vrijwillig te verlaten. Een overlevende van die periode zegt hoe het gebeurde: er werd een papier onder de neus van de stamhoofden gedrukt dat ze verplicht waren te ondertekenen. Ze konden niet lezen, dus ze wisten niet wat ze ondertekenden. Er werd hen niet gezegd waarover het ging. De verdrijving werd een bloedige operatie, 100.000 Massai verloren hun thuisland.

Na de verdrijving vonden de Massai een nieuw thuisland in de Ngorongorokrater in Tanzania, een paradijs van 205 vierkante kilometer, met duizenden olifanten, buffels, neushoorns, flamingo’s en leeuwen. Twee jaar na de verhuizing van de Massai werd Tanzania onafhankelijk. In de nieuwe staat werd door functionarissen van WWF (dat was ondertussen opgericht, nl in 1961) druk uitgeoefend op de regering om de Massai ook hier te verdrijven. De reden die genoemd werd, was overbegrazing en teveel watergebruik. In 1974 werden de Massai voor de tweede keer verdreven uit hun grondgebied met grof militair geweld. Nadat de Massai, hun hutten en dieren waren verdwenen uit de krater, begon de toeristische industrie een kampeerplek in te richten voor duizenden toeristen. Met douches en onder andere ijsgekoeld bier. Het ijs werd door generatoren geproduceerd, die dag en nacht lawaai maakten in de krater. Er was opeens geen sprake meer van waterschaarste. In 1992 vaardigde de regering een kampeerverbod uit. Een machtige investeerder kreeg de regering mee, om tegen de wil van de beheerders van het natuurpark als uitzonderingsmaatregel een luxehotel te mogen neerpoten. Eens het hotel er stond, in 1996, was er geen grens meer aan het safaritoerisme. Voor 630 dollar per nacht heb je een hotelkamer midden in de wildernis. Dagelijks rijden 150 jeeps per dag het park in voor fotoshooting. En de Massai mogen de toeristen amuseren met hun traditionele dansen. Het hotel en de bijbouw die er later kwam gebruiken enorme hoeveelheden water. Het zoetwater wordt eruit gepompt, het resterende water wordt steeds zouter en brengt mee dat de wouden sterven.

Batwa

Ook het pygmeeënvolk de Batwa in Uganda ondergingen een gelijkaardig lot. In 1991 werden ze uit het nationaal park verdreven, nadat ze er duizenden jaren in geleefd hadden zonder het te verstoren. Het woud kwam in handen van Britse investeerders, o.a. op gebied van toerisme en de jacht. De pygmeeën kunnen niet leven zonder hun woud. Na hun verdrijving zien we diepe depressie, vertwijfeling, verslaving aan drank en drugs. Vrouwen prostitueren zich uit noodzaak om aan voeding te geraken. Om hongerdoden te voorkomen liet de regering de Batwa tot 2 km in het park jagen, de kern van het regenwoud is voor de berggorilla’s en de toeristen. Toen ze met militair geweld werden verdreven, werd hun verzet daartegen gezien als de uiting van het feit dat ze wilden zijn en moeten geciviliseerd worden. Het WWF stelt de operatie als positief voor, ze kunnen immers hun inkomstenbronnen diversifiëren. WWF functionarissen willen hen vooruitgang brengen, kledij, stromend water, huizen, opleiding. De inheemse cultuur en elke herinnering eraan verdwijnt. De inheemsen hebben deze ‘vooruitgang’ niet nodig, ze verlangen geen geld of markttoegang, dit alles verstoort het culturele zelfbewustzijn van de stam. Ze leefden samen met wilde dieren en het bestand ervan bleef bewaard. En ja, na de verdrijving van de inheemsen uit het woud zagen we illegale jacht en vooral toeristische bedrijven toegang krijgen tot het park.

WWF USA biedt reizen aan voor wie flink kan betalen, nl de Grote Afrikaanse Primatenexpeditie, met een gorillatrekking als hoogtepunt. Het wordt voorgesteld als ultieme natuurbeleving, een kick. Consumptie dus.

De Batwa hebben gedurende duizenden jaren het evenwicht in het woud bewaard, dat is echte natuurbeleving, verbondenheid met de natuur en natuurbescherming.

Leven in en met de natuur

De meeste natuurvolkeren hebben in hun taal geen woord voor ‘wildernis’. Ze zijn er gewoon en leven intensief samen met hun natuurlijke omgeving. Hun natuurbeleving is gebaseerd op de diepe verbondenheid mens-natuur. Het komt in hen niet op om hun leefgebied moedwillig te verstoren. Wilfred Huisman vraagt zich af of bij een bepaalde vorm van westerse natuurbescherming het maagdelijke woud geen droom is van het verloren paradijs. De oerbossen in Europa en Noord-Amerika zijn reeds gedurende eeuwen vernietigd. Komt van daaruit de drang om in het zuiden een aantal wouden te beschermen, of de inheemsen die er wonen het willen of niet?

Maar ook wij westerlingen kunnen de banden met onze natuurlijke omgeving verdiepen. Kunnen stilstaan bij het wonder van het eerste groen dat uit de aarde komt bij het begin van de lente, bij de evolutie van alles wat groeit en bloeit, bewuster leven met het ritme van de dagen en seizoenen, onze natuurlijke omgeving en haar wetmatigheden beter leren kennen en aanvoelen, eens stil worden om de schoonheid van een landschap globaal of van één klein bloemetje tot ons te laten doordringen,… Een verdiepte band brengt de behoefte mee om ook te zorgen voor de natuurlijke omgeving, ze te behoeden voor vernietiging en bewust zijn van de impact van het eigen leven erop. Hoe meer diepe tevredenheid we hier in kunnen beleven, hoe meer openheid voor het wonder in het gewone, hoe minder behoefte aan kicks, hoe meer tevreden met een eenvoudig leven, met ruimte voor kwaliteit in de relatie met jezelf, anderen, de nabije omgeving en het grotere geheel.

Win-win situatie bedrijven-milieu-inheemsen?

Dat de vermelde situaties geen winsituatie vormen voor de inheemsen, is dus duidelijk.

En voor het milieu? Zoals reeds gezegd is de onteigening van de wouden, met de verdrijving van de inheemsen, de eerste stap in de overgang van: ‘land dat geëerd wordt en waar aarde, mens, dier, plant, in een dynamisch evenwicht met elkaar heel verbonden leven’, naar ‘land als handelswaar, te benutten voor een bepaalde vorm van ecotoerisme, maar ook voor plantages en andere economische activiteiten’. WWF heeft als norm dat wereldwijd slechts 10% van de wouden als hoogwaardig woud moeten behouden worden. Wat als niet hoogwaardig woud wordt bestempeld, kan kaalgebrand worden, doodgemaakt worden met chemische stoffen die alle leven doden behalve de planten van de plantages, vaak grote monoculturen van soja, suikerriet, eucalyptus, palmolie. Hier horen de genetisch gemanipuleerde sojamonoculturen in Zuid-Amerika toe, waarbij alle ander leven doodgemaakt wordt met Roundup. Nog steeds wordt door sommigen beweerd dat deze stof onschuldig is, er zijn nochtans wetenschappelijke bewijzen van het feit dat het genetische afwijkingen en kanker veroorzaakt, wat we ook zien o.a. in Zuid-Amerika, in gemeenschappen, ook inheemse, wier klein levensgebied door sojamonoculturen omsingeld is en waarbij er wel een en ander overwaait van wat door besproeiingsvliegtuigjes aan chemische middelen op de velden gestrooid wordt.

WWF nam mee het initiatief met sectoren van bedrijven tot een aantal rondetafels over ‘verantwoorde’ productie, van soja, palmolie, suikerriet, hout… Wat moeten we hiervan denken als de voorwaarden voor ‘verantwoorde productie’ geen onderscheid maken tussen al of niet genetisch gemanipuleerde soja? Als verantwoorde palmolie kan komen van plantages op gronden van wouden met een grote soortenrijkdom aan dieren en planten, die als secundair woud bestempeld werden en dus konden worden platgebrand en vervangen wordt door een woestijn waar niets meer groeit behalve oliepalmen voor de industrie?

Het lijkt me helemaal geen winsituatie voor het milieu. Er is er slechts één die wint, de grote bedrijven.

WWF zou deze samenwerkingsverbanden zijn aangegaan vanuit het idee dat, als ze de grootste bedrijven, vaak zij die zowel sociaal als ecologisch heel onduurzaam zijn, ‘omarmen’, ze hen zal kunnen bewegen tot meer duurzame bedrijvigheid, de rest van de bedrijven zal volgen en op deze wijze zal de planeet zal gered worden. Met voldoende voedsel en brandstof voor de huidige en in de toekomst nog toegenomen wereldbevolking. Waarbij volgens de norm van het WWF 10% van de bossen wereldwijd behouden blijft als ‘hoogkwalitatief’ woud, waar dan geen mensen meer welkom in zijn. Met reservaten voor wilde dieren waar de oorspronkelijke bewoners uit verdreven zijn en waar enkel wie het kan betalen, een safaritoer kan komen doen, een luxevakantie in de vorm van een bepaald soort ‘ecotoerisme’. (Ik spreek in dit artikel steeds over ‘zogenaamd’ ecotoerisme, of ‘een bepaald soort ecotoerisme’ omdat ik het wil onderscheiden van de vele mooie kleinschalige sociaal en ecologisch duurzame projecten van toerisme die de naam ecotoerisme wel degelijk verdienen).

Uiteraard is er niets mis met de bezorgdheid om de wereld te voeden. Inheemse volkeren in hun natuurlijk leefmilieu lijden geen honger en houden hun leefmilieu tegelijk in stand. En verder wordt toenemend aangetoond dat de agro-ecologische landbouw de beste bijdrage is aan het verzekeren dat de wereldbevolking nu en later kan gevoed worden. En brandstof? Net door de vele plantages voor agrobrandstof blijft er minder grondoppervlakte over voor voedingsgewassen. En we kunnen onze voedselkilometers verminderen en het kiezen voor een milieuvriendelijke stijl van verplaatsen (te voet, per fiets, openbaar vervoer). Daarnaast kan de evidentie waarmee we ons zo vaak en ver verplaatsen in vraag worden gesteld. Ook hier kunnen we er niet onder de noodzaak uit van de keuze voor een vreugdevol eenvoudiger leven in een menselijk ritme.

 

Lieve De Kinder

 

Bron: Wilfried Huismann, Schwarzbuch WWF, Dunkle Geschäfte im Zeichen des Panda, Gütersloh: Guetersloher Verlagshaus, 2012, 256 p., ISBN 978-3-579-06631-8.

Lieve De Kinder is sedert 1992 vrijwilligster bij Voor Moeder Aarde vzw, nu Friends of the Earth Vlaanderen en Brussel. Ze werkt(e)  in deze vereniging vooral rond inheemse volkeren, duurzame energie, geweldloze conflicthantering en was ook sterk betrokken bij de oprichting eind 1999, van het Gents Ecologisch Centrum. Ze is eindredactrice van het Friends of the Earth Bulletin. Ze is sedert 1993 volgens haar mogelijkheden ook betrokken bij Wervel, en vertegenwoordigde Voor Moeder Aarde en later Friends of the Earth in de landbouwwerkgroep van VODO (Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling). Haar betrokkenheid bij Aardewerk komt voort uit haar eigen zoeken naar de diepere wortels van de ecologische crisis.