Relaas over een doodgewone jongeman met doodgewone dromen

Relaas over een doodgewone jongeman met doodgewone dromen

Twintig jaar, de blik vooruit, vol vertrouwen, een beetje naïef soms. Een trotse jongeman, een beetje ijdel zelfs. De ontluikende baardhaartjes zijn steeds netjes getrimd en er heerst enige ongerust over zijn terugwijkende haarlijn… maar dat is slechts één van de kleinere zorgen die hij aan zijn hoofd heeft…

Familie

In januari 2017 was hij anders. Weerspannig. Vermoeid. Ontheemd. Vooral dat laatste: ontheemd. Communiceren was toen moeilijk. “Dankoewel” en “goeiedag” kreeg hij nog over z’n lippen maar verder was hij te onzeker om z’n pas ingestudeerde Nederlandse woorden te gebruiken. Engels lukte iets beter. In die tijd woonde hij met z’n vrienden-lotgenoten op een oude gevangenisboot in Gent. De Renoboot deed tijdelijk dienst als open centrum voor asielzoekers. Terwijl ik dit schrijf, verneem ik dat ze overwegen om de Reno opnieuw te gebruiken, dit keer om mensen op te sluiten die geen papieren hebben. De geschiedenis herhaalt zich, ook voor gevangenisboten.

Rahmatullah heet hij, maar de “ullah” laat iedereen achterwege dus ik ook. Rahmat heeft nog een oudere zus Mojgan in Afghanistan, en jongere broers, Niamatullah en Assadullah. Het  rijtje wordt afgesloten met de jonge tweeling, Mohmmad en Safa: een jongen en een meisje. In januari vorig jaar werd ik de buddy van Rahmat. Vriend Jan werd bijbuddy, een functie die we zelf uitvonden en die inhield dat hij de buddy van de buddy werd. Met z’n drieën hebben we sedertdien vele watertjes doorzwommen. Vandaag is Jan peter van Rahmat, en ik ben adoptiemoeder-in-spé, of in de woorden van Jan: moeder-in-de-feiten.

Poteshato en andere tegenslagen

Na onze kennismaking stapelde de ene na de andere tegenslag zich op. De Renoboot moest ontruimd worden en Rahmat verhuisde voor de vierde keer naar een ander opvangcentrum: dit keer het door asielzoekers verguisde “Poteshato”, onder ons gekend als Klein Kasteeltje of Petit Chateau. Een aftands gebouw dat de overheid voor niets anders meer kan inzetten wegens hoogdringend aan renovatie toe. Bezoek is er niet toegestaan: ze dulden geen pottenkijkers. Een week voor de verhuis werd Rahmat slachtoffer van verkeersagressie; dezelfde dag toen hij werd opgeroepen voor zijn interview bij het Commissariaat Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS). Met trillende benen heeft hij het spervuur aan vragen ondergaan, maar het mocht niet baten, het verdict was meedogenloos. Rahmats miserie is volgens het CGVS niet groot genoeg om asiel te verkrijgen. Bovendien stelde men: “U toonde zich ook zelfstandig en initiatiefrijk genoeg om alleen naar België te rijzen (sic, nvdr) met het oog u in dit voor u geheel vreemde land te vestigen. Hieruit kan men dus concluderen dat u … over de vaardigheden beschikt om in een stad als Jalalabad aan de slag te gaan en er als zelfstandig jongeman een bestaan uit te bouwen…”

Groeien

We gingen in beroep en zochten een zinvolle job. Zo werd Rahmat via mijn netwerk seizoenarbeider bij bioboerderij De Kollebloem te St. Lievens-Esse. Tijdens de zomer van 2017 bloeide Rahmat open. Er glinsterde een twinkeling in zijn ogen, op z’n lippen rustte een quasi permanente glimlach, Rahmat zong en floot zich doorheen de dag. Zijn Nederlands ging er zienderogen op vooruit. Op het einde van het seizoen vond hij zelf een tweede job in restaurant Foodstorms. “Nog nooit iemand gekend die na amper twee weken een volledige service kan draaien”, aldus de chefkok. Rahmat pendelde van het bioveld te St. Lievens-Esse naar de restaurantkeuken te Gent en tussendoor ging hij naar de Nederlandse les. Er werden pluimen op z’n hoed gezet, en stilaan begon het ook bij hemzelf te dagen dat hij best wel wat in z’n mars heeft. “Jij doet mij groeien”, zei hij.

Een nieuwe thuis

En ik was trots op die jongen, door iedereen graag gezien, een sympathieke kerel met gevoel voor humor, twee rechterhanden en een stel hersens waarmee hij, als hij maar kansen kreeg, het ver zou kunnen schoppen. Ellende creëert een band, zeker als je daar samen probeert uit te komen. Dat was bij ons niet anders. In augustus 2017 besloot ik Rahmat te adopteren. Diezelfde maand verliet hij Poteshato en vond een nieuwe stek in mijn huis. Hij richtte de zolder in en een week later voelde hij zich er thuis.

Uit het dagboek: Rijkdom

“Neem er dan zelf één in huis!”

De finale dooddoener na een reeks verwijten, gaande van naïeveling, kortzichtig… enfin, je kent het, tot uiteraard het obligate “Gutmensch”.

Dan antwoord ik, “Awel, zeer goed idee, ik kan dat alleen maar aanbevelen, echt!”

Want ik vind het evengoed niet nodig en zelfs een beetje lastig om als een halve heilige te worden aangesproken alleen maar omdat ik het opneem voor één mens die zijn land met al z’n ellende heeft ontvlucht en die persoon heb verwelkomd in mijn huis.

Alsof er alleen maar humane overwegingen zouden meespelen. Of medelijden. Een éénzijdig geven en iemand die alleen maar in ontvangst neemt.

Dat is niet zo! Absoluut niet. Er speelt veel meer mee.

Op reis gaan zonder het vliegtuig te moeten nemen. Je horizon verruimen, de kracht van diversiteit ontdekken. Leren relativeren en op een andere manier naar problemen kijken. Het plezier ondervinden om iemand een duwtje in de rug te mogen geven. Te zien wat die persoon met dat duwtje doet. Stilaan de onrust in zijn ogen zien wegsmelten, hem luidkeels “bella ciao” horen kwelen. Die jongen zien openbloeien, hem zien genieten van enkele onbezorgde momenten, de rug recht.

De bevrijding te ondervinden om tegen de angst en de vele “goede raad” in te gaan en uit je comfortzone te treden.

De belofte die door de lucht zindert als je de huissleutel toevertrouwt, ogen die zeggen: “Je zal er geen spijt van krijgen, nooit!”, de glimlach die je krijgt, niet één keer maar opnieuw en opnieuw en opnieuw.

Nee dus, je hoeft er geen held voor te zijn. Echt niet. Ik heb mij nog nooit zo rijk gevoeld!

Ooit vroeg onze advocaat wat ik zou doen indien de rechter de adoptie niet zou toestaan. Om zo’n vraag hoef ik geen doekjes te winden: ik zou in een diepe afgrond gekatapulteerd worden. Ik vertelde onze advocaat dat de angst voor de afgrond een reden zou kunnen zijn om iets niet te doen, om je vooral niet aan iemand te hechten. Maar ook dat er een verschil is tussen ongelukkig zijn en pijn hebben. Pijn kan deel uitmaken van een gelukkig leven. Als ik niet voor Rahmat zou vechten, dan zou ik slechter scoren op de gelukschaal, dan bij een mislukt gevecht. “Hope is not the conviction that something will turn out well, but the certainty that something makes sense, regardless of how it turns out”, zegt Vaclav Havel. Geluk heeft te maken met intensiteit, de mate waarin je wilt kiezen voor het leven, en daarbij dingen doet die misschien niet zo vanzelfsprekend zijn, maar die aansluiten bij datgene waarvan je voelt en weet dat je ze moet doen, omdat ze bij je passen, en omdat ze je tot meer mens maken. Kortom, als de procedure op het einde van de rit tot niets zou leiden, dan zal ik inderdaad zeer veel pijn hebben. Maar ik zal dankzij Rahmat, meer mens geworden zijn. En op de één of andere manier zal ik voor altijd een anker in zijn leven zijn.

Fragiel

In januari 2018 werd het beroep geweigerd. Dat verbaasde ons niet want de meeste beroepen worden geweigerd, ook al verwees het CGVS naar verouderde rapporten, en ook al wordt de situatie in Afghanistan maand na maand slechter en slechter. Je kan je de vraag stellen hoe zo’n jonge rechter erin slaagt om al die Afghaanse jongemannen met lichtbruine huid en zwarte krullen uit elkaar te houden op het moment waarop hij zich beraadt over al die levens. Jan en ik waren aanwezig op de rechtszaak, maar werden omver geblazen van de snelheid waarmee “dossier na dossier”, of liever “leven na leven”, op een luttele tien minuten werd afgehandeld. Een moordenaar krijgt meer tijd om z’n zaak te verdedigen dan een onschuldige jongen die ze naar oorlogsgebied willen terugsturen en bijgevolg in de ellende storten.

Rahmat werd dus een sans-papier: iemand die hier volgens de Belgische overheid niet hoort te zijn, met alle gevolgen van dien. In vaktermen kreeg hij een BGV, dat is een Bevel om het Grondgebied te Verlaten. We wisten dat hij weg moest, maar wij hadden een mooi project en we waren ervan overtuigd dat iedereen wel van mening zou zijn dat ons adoptieplan alle kansen moest krijgen.

Met Rahmat ervaar ik zoiets als “fragiel geluk”, een intens mooi maar uiterst kwetsbaar juweel. De teisterende gedachte dat ze dat juweel elk moment kunnen verbrijzelen geeft een extra dimensie aan elk gebaar, elke blik, elk gesprek. Vol vertrouwen legt hij zijn toekomst in onze handen en ik zou voor hem door het vuur gaan. Ook al weten we alle drie dat door het vuur gaan misschien niet genoeg is.

Kamernummer A4

Op 14 maart drong de politie mijn woning binnen en nam Rahmat mee. Onder het mom van een noodzakelijk verhoor in het kader van de adoptieprocedure hadden twee vrouwelijke agenten zich toegang verschaft tot mijn huis. Tien minuten later liet hij zich als een mak lammetje leiden naar de politiewagen, waar ze hem handboeien omdeden en wegreden naar Brugge naar iets wat officieel het Centrum voor Illegalen van Brugge (CIB) heet maar in werkelijkheid een Gevangenis voor Mensen zonder Papieren (GMP) is, een vergeetput voor de uitgespuwden van onze samenleving. Er volgde een procedureslag over de vraag of het voor de politie wettelijk veroorloofd is om met een smoes de wetgeving inzake huisbetreding te omzeilen.

“Wat is zijn kamernummer?” vraagt de onthaalbediende als je iemand wil bezoeken die de pech heeft om in het GMP van Brugge te zijn beland. Kamernummer is een eufemisme voor het persoonsnummer van de gedetineerde. Het vergt teveel moeite om al die ingewikkelde namen te onthouden. Maar er zijn geen kamers, wel zes betrekkelijk kleine ruimtes waar ze telkens met twintig personen samen hokken. Een A, B, C en D blok voor de mannen en een E en F blok voor de vrouwen. Er geldt een groepsregime voor telkens twee blokken. Ze slapen niet alleen samen, maar ook eten, douchen, ontspannen, luchten, enz. gebeurt samen. Ja, ook luchten. De privacy beperkt zich tot het oppervlak van hun stapelbed. Je kan ook afgezonderd worden in een ziekenkamer, onder de jongens ook “cachot” genoemd. Sjotten tegen een basketbal? Naar ’t cachot! Je stem verheffen? Naar ’t cachot! Tien minuten te lang in bed? Naar ’t cachot!

Uit het dagboek: Moerbei

Sedert ik es vervelend deed over dat “kamer”nummer, vraagt de receptionist van het CIB mij niets meer. Hij weet wie ik ben, schrijft mijn naam op, met daarnaast A4, vervolgens neemt hij mijn identiteitskaart in ontvangst en overhandigt mij het bezoekerspasje en het sleuteltje van de locker om al mijn gerief in weg te stoppen. Alstublieftdankuwel.
“Heeft u al ooit es een moerbei geproefd?” vroeg ik.
“Heu, watte?”
Ik liet hem het doosje zien met de moerbeien die ik ’s ochtends geplukt had.
“Ah, bramen!”
“Nee gij! Moerbeien!!! Da’s duuzend en duuzend keren beter dan bramen!”
“Aaah.”
“Wilt ge proeven?”
“Bah ja!”

“Amai.”
“Nie te doen hé!”
“Amai nie!”
“Nog ééntje?”
“Neenee, dank u.”
Was hij, door het proeven van zo’n onschuldig besje, z’n boekje te buiten gegaan?
“Zeg, mag ik dat please please alsjeblieft mee naar binnen nemen?”
“Ah nee, da zal nie gaan.”
“Allez toe!”
“Sorry, echt!”
“Allez, er komt zelfs wiet binnen, en die beskes, da mag dan nie?”
“Maar ze gaan u tegenhouden!”
“Maar meneer, die van de fouille, die zitten daar achter u, praat efkes met hen, laat ze ’s proeven! Da moet toch kunnen, dat is toch niks, zo’n beskes, en je zal er iemand gelukkig mee maken.”
“Mevrouw, ik wou zo graag dat ik dat voor jou kon doen, maar ik mag niet.”
“Maar meneer, als ge dat zo graag voor mij wilt doen, ’t is toch simpel, waarom doet ge dat dan niet?”
“Heu, ‘k zal eens kijken.”
Enfin, ’t is natuurlijk niet gelukt, ’t mocht niet van den directeur, dat was helemaal voorspelbaar, en dat wist ik wel, maar ’t was wel plezant om het nog ’s te proberen na de eeuwigdurende imam-historie en de taart die nooit gebakken werd.
“Jammer”, besloot ik.
“’t Spijt mij zo.”
“Ja, mij ook. Hier, neem er nog ééntje.”

Bezoekers worden gefouilleerd en moeten dan een half uur wachten om dan maximum een uur de gevangene te zien in de kantine. Dit gebeurt onder het alziend oog van een vijftal stuks van het veiligheidspersoneel. Fototoestellen of smartphones waarmee je kan fotograferen zijn verboden. Je mag ook geen eten meebrengen, laat staan de taart die ik zo graag voor het hele blok had gebakken. Ander gerief wordt zorgvuldig gecontroleerd. Geld moet je afgeven en wordt bezorgd door het veiligheidspersoneel… de eerste 50 euro houden ze eraf als “waarborg”. Drugs mag je uiteraard ook niet binnensmokkelen, hoewel er naar verluidt binnen wel es een stevige joint wordt gerookt. “Dat houdt ze rustig”. Ja, dat zal wel zo zijn…

Officieel hebben de gevangenen van het GMP recht op geestelijke bijstand. Naar aanleiding van de ramadan wou Rahmat daar beroep op doen. Jan en ik hebben hemel en aarde bewogen om de directie te overtuigen om een imam toe te laten. Het ging over een door justitie erkende imam die regelmatig op bezoek ging in de gewone gevangenis van Brugge. Maar de ramadan was alweer wekenlang achter de rug toen er eindelijk enig schot in die zaak kwam. Ik weet niet of de imam er ooit gekomen is…

Epiloog

Vandaag gaat het betrekkelijk goed met Rahmat. Het kostte hem zes weken om de vier maand gevangenschap te boven te komen. In zijn thuisland gaat het minder goed. Vorig weekend waren er verkiezingen die, op z’n zachtst gezegd, zeer chaotisch verlopen zijn. Mensen kwamen om bij stembureaus in Kabul. Stemmen werden verkocht. Rahmats moeder durfde het huis niet uit om te gaan stemmen. De Taliban, IS en andere duistere groeperingen winnen terrein. Onze massamedia hechten er geen belang aan, het CGVS al helemaal niet, en de RvV (Raad voor Vreemdelingenbetwistingen) volgt in de meerderheid van de gevallen. De Afghaanse steden zijn veilig genoeg voor die jongens… ’t zal wel zijn.

Esmeralda Borgo, een zeer bezorgde burger, vertelde Rahmats verhaal tijdens de afgelopen zomerweek (augustus 2018).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *