‘Het over de individuele inspanningen van klimaatbetogers hebben is vandaag een schijngevecht’

‘Het over de individuele inspanningen van klimaatbetogers hebben is vandaag een schijngevecht’

Sinds het begin van het nieuwe jaar hebben de Belgische scholieren al meer dan 12 weken gespijbeld voor het klimaat. Onderzoekers verbonden aan het Centre for Research on Environmental and Social Change (CRESC) van de Universiteit Antwerpen kropen begin januari in hun pen om te reageren op een aantal kritieken in de media. 

Wie uit de pas loopt, krijgt heel wat tegenwind te verduren. Dat ondervonden duizenden stakende scholieren die de afgelopen weken op straat kwamen voor een klimaatvriendelijke samenleving, en dus voor hun toekomst. Hun aanstekelijk engagement werd echter niet door iedereen enthousiast onthaald.

In het huidige debat komen twee kritieken steeds terug. De eerste luidt dat je toch evengoed kunt betogen buiten de schooluren. Dat klopt niet. Net door de schoolbanken te verlaten, creëerden de scholieren hun momentum. Het overtreden van die symbolische grens, dat tikje burgerlijke ongehoorzaamheid, toont hun vastberadenheid om het klimaatprobleem aan te pakken. En hoe meer scholieren en betogers op straat komen, hoe minder populair de kritiek op het spijbelen.

Politici en beleidsmakers verstoppen zich ondertussen achter een tweede kritiek: ‘Wat doen jullie zelf voor het klimaat?’ kaatsen ze herhaaldelijk terug. Jongeren antwoorden dan keer op keer dat ze minder vliegen en geen vlees meer eten. Maar is dat nu de kern van de zaak? Is het echt zo interessant om te weten wat Anuna De Wever eet, terwijl ze net 35.000 jongeren heeft bijeengebracht om het beleid van koers te doen veranderen? Geëngageerde jongeren zoals zij leggen de vinger op de wonde, terwijl ze zelf niet aan de oorzaak van het probleem liggen. Juist daarom is het fout om hen op basis van individuele keuzes af te rekenen. Als de jonge generatie niet mee kan beslissen over de oorsprong van onze energie, ons voedsel of de prijs van een treinticket, waarom dan toch die vraag?

De vraag dient als afleidingsmanoeuvre. De vraag is bedoeld om het vooral niet te hebben over de vijfentwintig bedrijven zoals Shell of ExxonMobil die verantwoordelijk zijn voor de helft (!) van de globale uitstoot sinds 1988. Zolang we het hebben over plastic tentjes – in hemelsnaam – wordt er bijvoorbeeld niet gepraat over de uitstoot van de Gentse en Antwerpse haven. En dat komt sommigen goed uit.

Wanneer iemand de vraag stelt, is het niet de bedoeling om daarna positieve voorbeelden van ecologisch gedrag te verspreiden. De vraag dient evenmin om een open discussie te voeren over welke maatschappij we willen. Het tegenovergestelde is waar: onder het mom van ‘vegen voor eigen deur’ wordt een collectieve keuze gereduceerd tot individuele verantwoordelijkheid. Zodra jongeren zich als burgers gedragen, probeert men er terug consumenten van te maken. Terwijl ministers doen alsof ze blij zijn met het jeugdig klimaatengagement, doen ze hun uiterste best de politieke boodschap van tafel te vegen.

Terwijl ministers doen alsof ze blij zijn met het jeugdig klimaatengagement, doen ze hun uiterste best de politieke boodschap van tafel te vegen.

Een aantal prominente beleidsmakers gebruiken de vraag vooral om de eigen incoherenties verdoken te houden. Als de diverse betogers én het overgrote deel van de wetenschappers gelijk hebben – en dat hebben ze ook – dan dringt zich een maatschappelijke omwenteling van jewelste op. Of het nu gaat om landbouw, mobiliteit of energie, voor wie vasthoudt aan de status quo is dit weinig aantrekkelijk. Omdat ze huidige machtsverhoudingen en politieke carrières bedreigen, mogen de scholieren geen gelijk krijgen.

Naomi Oreskes en Erik M. Conway toonden met hun boek en gelijknamige documentaire ‘Merchants of doubt’ al aan hoe de fossiele industrie jarenlang clubjes klimaatontkenners sponsorde. Deze professionele twijfelzaaiers hadden als doel een echt politiek debat en daaropvolgende klimaatactie uit te stellen. Want een effectief klimaatbeleid is slecht nieuws voor de fossiele winst. Deze strategie is echter op zijn retour: de wetenschappelijke consensus is al verpletterend sinds eind de jaren tachtig en slaagt er steeds beter in zichzelf te vestigen. Klimaatontkenners worden daarom gelukkig hoe langer hoe minder serieus genomen. De nieuwe strategie is dan om klimaatactie – en dus maatschappelijke verandering – uit te stellen door te schieten op de boodschappers.

Individuele consumptie is niet irrelevant, maar op dit moment is de discussie erover een schijngevecht dat niet gaat over het merendeel van de uitstoot. Volgens geograaf Michael Hulme draaien we de vraag beter om: ‘Wat doet het klimaat voor ons? Hoe willen we als maatschappij omgaan met klimaatverandering? Willen we via emissiehandel de weg inslaan van verdere vermarkting? Willen we ons terugtrekken en samen met hogere dijken, ook hogere muren bouwen? Willen we deze window of opportunity laten passeren en wachten tot dé grote technische oplossing uitgevonden wordt?

Een andere mogelijkheid sluit beter aan bij sociaal-wetenschappelijke bevindingen en de slogans die nu op straat te horen zijn. Dit is een verhaal van klimaatrechtvaardigheid, waarbij de verandering én sociaal én grondig moet zijn. Deze opkomende globale beweging vertrekt van het feit dat de lagere en middenklassen het meest lijden onder de gevolgen van klimaatverandering, terwijl zij er weinig aan hebben bijgedragen. Zij eisen in de eerste plaats collectieve oplossingen zodat iedereen meekan. De oplossingen zitten niet in Tesla’s, maar in treinen. Niet in nieuwe gasinfrastructuur, maar in warmtenetten en zonnepanelen. In een overgangsregeling voor werknemers uit de fossiele sector. In een rechtvaardige transitie waarbij niet de meest kwetsbaren, maar de sterkste schouders de grootste lasten dragen.

Deze beweging ziet klimaatverandering niet enkel als een dreiging, maar ook als een kans om naar een systeem te gaan dat beter werkt voor het overgrote deel van de mensheid. Ook onder Belgische jongeren én volwassen slaat dit verhaal steeds meer aan. Zij klampen zich niet vast aan de onhoudbare gang van zaken, maar werken met een duurzaam toekomstbeeld. De hoop die ze hebben opgewekt, laat velen voelen dat er een andere wereld mogelijk is. De tegenwind die ze nu krijgen, is er omdat ze zaken in beweging hebben gezet.

Ewoud Vandepitte, Thomas Kuyper, Laure Herweyers, Didier Boost, Sylvie Van Dam, Axelle Meyermans, Dries Coertjens, Clemens de Olde, Frédéric Vandermoere, Ann Crabbé, Arne Saeys. Allen zijn verbonden aan het Centre for Research on Environmental and Social Change (CRESC) van de Universiteit Antwerpen.

Bron: dit stuk verscheen eerder op www.knack.be.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *