‘Uzegt?!’

‘Uzegt?!’

‘Ge moet ni jaloers zen, uwen tijd komt nog wel, zenne’

Trein‘Da’s nu al de tweede keer deze week dat de treindeuren voor m’n neus dichtklappen! De trein vertrok alweer klokslag op tijd!’ G (51) protesteert tegen te stipte treinen. ‘Begin een actiegroep’ stelt H (55) voor.

Droog: ‘Fietspaden maken automobilisten agressief’ stelt G (51) vast. ‘Twee fietsers rijden naast mekaar, één op het fietspad en één ernaast, in het gootje. Het giet. Ze fietsen naast mekaar, anders krijgt de laatste alle opgezwiept vuil van de eerste in zijn gezicht (dat beseffen auto’s niet). Een agressieve bestuurder probeert al rijdend, toeterend en foeterend die ene van uit de goot op het fietspad te duwen. Hij zat droog!’ sakkert G.

Jolig: ‘Alles valt in het niet bij J (13) haar ’S-Week’ waarbij ze nog eens een hele week stilstaan bij de fietsdood van hun verongelukte klasgenootje S (13) vlak voor kerstmis. De moeder van S komt morgen naar hun klas. De kinderen zijn nu al zenuwachtig. Want wat zeg je tegen zo’n mama!?’ relativeert L (40) haar eigen problemen, ‘En voor die moeder dan; zo’n klas jolige bengels, waar haar jongen had kunnen tussen zitten.’

 

Zagen: ‘Er wonen vier mannen en zestig vrouwen bij ons. Die mannen vinden dat helemaal niet plezant van zo in de minderheid te zijn. Bovendien, vinden die mannen dat die vrouwen zagen’.

Laten lopen: ‘Het is vernederend voor de eerste keer een pamper aandoen. En dan zeker als ze zeggen, we helpen je alleen op vaste uren op ‘t toilet. Dat is een trainingsprogramma. Moet je op een ander moment? Dan laat je het maar lopen’.

Heiligen: ‘Verzorg(st)ers laten niet altijd hun koffie koud worden, als er iemand belt. Het zijn ook geen heiligen hé!’

Twee citaten van N (40), stagiaire gezinswetenschappen in een rusthuis, en één keer I (45)

 

Het leven vóór de dood: Eind september 1966 kwam H (45), de zus van M (47), bij hem op bezoek. Dat was een groot evenement, want ze hadden mekaar in 18 jaar niet meer gezien. Zij vertrok in 1948 met haar man, naar Brazilië vanuit Nederland. Daar kenden ze vele jaren van zwarte armoede. De vlucht uit Nederland leek jarenlang vruchteloos. Maar in de jaren zestig kropen ze uit het diepe dal. In uitvoerige gesprekken aan tafel, schatten ze het leven nà de dood in. Niet dat het als een verworven recht werd beschouwd, maar de waarschijnlijkheid was groot genoeg om er allerhande hypotheses over te onderzoeken. Een maand later stierf M totaal onverwacht. H begroef haar broer mee. Twee dagen later vloog ze terug naar Brazilië. Zij speculeerden over de hemel nà de dood. Vandaag gissen we naar de hel kort vóór de dood. Velen beschouwen het rusthuis als een noodzakelijk kwaad, een plek om te mijden.

Vrijgezel: ‘Dat is lang geleden dat ik door een man nog zo ben vastgepakt’ moppert G (94) gecharmeerd als ze in het herstellingsoord op de wc geholpen wordt. G is haar leven lang een verstokte vrijgezel gebleven met een onverwoestbare Britse humor.

Jaloes: ‘Amaai, zo word ik niet verwend, zenne’ lacht H (57) als de verpleegsters G (94) helpen induffelen voor een rolstoelwandeling, ‘Ge moet ni jaloes zen, uwen tijd komt nog wel, zenne’ spot G.

Op de pot: ‘Da’s toch straf hé, dat die van een ander land komen om mij hier op de pot te zetten,’ kwinkt G (95) over de toesnellende verpleegster. G reisde de wereld rond tussen alle kleuren en geaardheden.

Sloef: Ik ben alleen thuis, ik kan dat niet beslissen!, antwoordt R (70) aan de jonge 11.11.11-ers. Wat een sloef spot J (17). Een Geox bedoel je vult M (17) aan een sloef die ademt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *