De toekomstige geschiedenis van de politieke economie (deel 1)

De toekomstige geschiedenis van de politieke economie (deel 1)

Jan Vanlommel maakte een Nederlandse vertaling van een tekst van Eric Zencey, auteur en spreker aan meerdere universiteiten in de Verenigde Staten, die sinds de economische crisis in 2008 onder de aandacht kwam voor zijn ideeën over een ander soort economie.

De economische wetenschap negeert thermodynamica

Ecologische Economie en haar gevolgtrekking, het ‘Steady state’ economische denken, vertegenwoordigen een stap voorwaarts voor de economische wetenschap maar ook een terugkeer naar hoe ze in het verleden werd bedreven. In de negentiende eeuw was economie een onderdeel van een grotere onderneming: de ‘politieke economie’, een geïntegreerde behandeling van zeden en economie, ultieme doelen en efficiënte middelen. Op het einde van die eeuw scheidde de economie zich af van de politieke economie en liet zo de politieke wetenschap en politieke filosofie achterwege. Dat deed ze ten dienste van het ideaal om strikt wetenschappelijk te worden.

Dan is het vreemd dat zij, als enige onder disciplines met enige pretentie tot analytische strengheid, vastberaden heeft weerstaan aan de thermodynamische revolutie die woedde in de natuur- en levenswetenschappen in de negentiende en vroege twintigste eeuw. Fysica, biologie, chemie, geologie en zelfs geschiedkunde werden getransformeerd, niet de economie.

Ik denk dat we dit kunnen wijten aan slechte timing, moedwillige onwetendheid, en olie.

Slechte timing

In de late negentiende eeuw was de fysica de archetypische wetenschap en fysica was Newtoniaans mechanisme. Onwetend over wat een jonge thermodynamische theoreticus genaamd Albert Einstein weldra zou doen met het Newtoniaaanse paradigma dat zij nastreefden, begonnen Stanley Jevons en andere economische ‘wetenschappers’ de economie wiskundig te modelleren als sets en subsets van op zichzelf staande, gelijke en tegengestelde acties en reacties (3e wet van Newton, red.), vrolijk (en expliciet) aannemend dat alle economische activiteit bestaat uit ahistorische, dat wil zeggen omkeerbare, processen. Niemand die ook maar de minste kennis heeft van de wet van entropie zou dit gesteund kunnen hebben. Entropie is de pijl van de tijd,  de wet van de onomkeerbaarheid; ze beschrijft het eenrichtingsverkeer van energiegebruik. Een puur mechanisch proces kan voor- of achterwaarts lopen, maar we zullen nooit een machine uitvinden die uitlaatgassen, warmte en beweging kan opzuigen en transformeren in benzine. De entropiewet kan je vertellen waarom. Newton kon dit niet.

Net zoals een consument zou kunnen kiezen om een recent gekocht toestel te houden, hoewel een nieuwer en beter model op de markt is gebracht, waren neoklassieke economen niet van plan om hun gloednieuwe denken opnieuw uit te rusten en zo de veranderingen te weerspiegelen van de onderliggende metafysica die ze zo gretig hadden overgenomen. Daar  leek volgens hen geen reden toe te zijn.

‘Leek’ is het operatieve woord hier. Omdat het entropieproces de pijl van de tijd is, en omdat de Ecologische Economie (EE) dat proces in het centrum van haar analyse plaatst, is het volkomen gepast voor EE om haar onderwerp en zichzelf als discipline in historische termen te verstaan. Zoals bij andere paradigmabepalende inzichten lijkt het volgende vanzelfsprekend eens het is gesteld: elementen van het neoklassieke model die voor waar konden doorgaan op een grote en vergevende planeet honderd jaar geleden zijn duidelijk niet waar vandaag, wanneer de bron- en opslagdiensten van de planeet zwaar aangeslagen worden, wanneer natuurlijk kapitaal de limiterende factor is bij productie, wanneer we met zeven miljard zijn en onze economische noden, capaciteiten en verwachtingen versterkt zijn door onze toegang tot de aloude zonneschijn van fossiele brandstoffen.

Moedwillige onwetendheid

Door de economie als een gesloten en circulair systeem te modelleren, hebben neoklassieke economen zichzelf aangemoedigd te opereren in een door de methodologie gedwongen staat van ontkenning over de fysische wortels en ecologische gevolgen van onze welvaartscheppende activiteiten. En toch heeft de economische wetenschap geen crisis ervaren die het paradigma doet wankelen. Noch klimaatverandering noch eender welke andere bron- en opslagcatastrofes die de beschaving het hoofd moeten bieden zijn geweten aan slechte economische theorie. Eén reden: Neoklassieke economen slagen erin milieukosten te behandelen als ‘externaliteiten’. Hoe zou aantasting van het milieu het resultaat kunnen zijn van economische activiteit als het buiten de economie staat?

In haar zelfbevestigende isolatie van de economie van de natuur en theorie van de realiteit komt neoklassieke economie neer op een hoogst principiële praktijk van solipsisme. Wanneer deze pathologie zich manifesteert bij een individu, brengt het onaangename gevolgen met zich mee die uiteindelijk tot enige reflectie en persoonlijke groei zouden kunnen aanmoedigen. Dit lijkt niet zo met de collectieve waan van mainstream economen. Bewijzen van onze aanhoudende ecologische catastrofe vallen ver van hun gezichtsveld – niet alleen disciplinair maar ook geografisch, wanneer de meer welvarende landen (waartoe de overgrote meerderheid van de economen behoren) hun ecologische voetafdruk exporteren naar de verarmde naties van de wereld.  En voor een aantal generaties (minstens sinds Reagan Carter versloeg, Carter’s zonnepanelen van het Witte Huis verwijderde en een tijdperk van groei van het BNP inluidde door deregulering van de sociale en ecologische gevolgen van economische activiteit) is er een sterke zelf-selectie geweest onder economiestudenten. Studenten met enige vorm van diepe persoonlijke connectie met natuurlijke systemen hebben de neiging de studie van de standaard economische wetenschap onaantrekkelijk, onaangenaam en hopeloos deprimerend te vinden. Dit laat het veld over aan diegenen die elke vraag over morele en ethische gevolgen van economische activiteit, elke vraag over de gezondheid en het onderhoud van de natuur, elke vraag over de relatie van de economie met de grotere sociale en natuurlijke systemen waarin het opereert het liefst als irrelevant voor hun professioneel doel beschouwen.

Olie

Je zou verwachten dat een discipline met zulk een aantoonbaar gebrekkige kijk op haar onderwerp in haar opzet zou mislukken – zou mislukkenom wijze raad aan te bieden over het vergroten van het aandeel rijkdom waarvan mensen kunnen genieten. Maar de economische wetenschap heeft klaarblijkelijk veel succes gehad. Ondanks regelmatige dalingen en financiële crisissen is de welvaart gegroeid en gegroeid en gegroeid. Ik denk dat er een verklaring is die zichtbaar wordt door de conceptuele lens van de Ecologische Economie, die ons vertelt dat energie geen waar zoals een ander is maar een fundamentele factor van de productie (onderdeel van een trio: materie, energie en menselijke ontwerp-intelligentie). Wanneer je economie functioneert op basis van een energiebron die welvaartswaarde produceert tegen een ratio van 100 op 1, of beter (de geschatte EROI (energy return on investment, red) die petroleum ons gaf in de vroege 20e eeuw), dan zal de economie een behoorlijke rijkdom genereren onafhankelijk van wat je gelooft over de werking ervan.

Dat wil zeggen, hoge EROI-olie gaf de nieuwe economische wetenschap immuniteit om weerlegd te kunnen worden door gebeurtenissen. Maar falsifieerbaarheid van principes en beweringen is een stevige maatstaf voor een wetenschap. (Niet-falsifieerbare overtuigingen worden ‘geloof’ genoemd.)

In werkelijkheid heeft de discipline een free-riderprobleem – ze kreeg een vrijgeleide om zichzelf en haar onderwerp verkeerd te begrijpen door de enorme kracht van olie. Je zou het ook een Midas-probleem kunnen noemen, naar de legendarische koning die alles wat hij aanraakte in goud veranderde, inclusief zijn maaltijd en zijn dochter. De welvaart die olie heeft gegenereerd, maakte het onmogelijk voor de economische discipline om op enige fundamentele manier aan te sluiten bij andersheid, inclusief de andersheid van de planeet en haar rol in net die processen die de economische wetenschap veronderstelt te modelleren.

De macht om rijkdom te creëren gaf Midas een onhoudbaar leven als een complete solipsist. De macht van olie om rijkdom te creëren heeft een gelijkaardig effect gehad op de Neoklassieke economie. Illustratie: Giovanni Caselli uit ‘The age of fable’.

Jan Vanlommel is actief in de draaischijf van Aardewerk.

Bron: https://steadystate.org/the-future-history-of-political-economy-part-1

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *