Doodsbrief

Doodsbrief

Naar aanleiding van het thema dieren en planten op de Zomerweek van 2019, schreef Hans Versteden enkele beschouwingen neer.

 We hebben een afspraak om 19u40 stipt. ‘Stipt, hé!’ Ik gris dus geen leesvoer mee en dan en dan alleen beland ik in de wachtzaal, grom. M’n smart leidt me af. Om 20u10 is het zover. De secretaresse maakt een dossier op en overloopt een lange vragenlijst naar haar leeftijd, geboortedatum, voor- én achternaam en of onze beslissing wel voldoende gemotiveerd is, enz. Na het verhoor verhuizen we na een korte pauze naar het medisch kabinet. Ze legt uitvoerig uit wat er gaat gebeuren.

Ze neemt een injectiespuit en een naald uit de steriele plastic verpakking en zuigt het kalmeermiddel op. Plof, in de bil. Ze gooit spuit en verpakking in de vuilnisbak. We moeten vijf minuten praten eer het middel werkt. Dan neemt ze een nieuwe spuit, een nieuwe naald uit een steriele verpakking en zuigt het verdovingsmiddel op. Ze voelt er niks meer van. Ze gooit de spuit en de verpakking weg.

We doden opnieuw de tijd. Ik voel dat er gehengeld word naar mijn verantwoordelijkheids-zin. Dan neemt ze een derde spuit uit een steriele verpakking, een nieuwe naald en zoekt een ader om het middel intraveneus toe te dienen. Ze prikt, wroet en boort maar vindt geen ader. Ze bereidt mij voor de derde keer voor op wat komen gaat. Ze mikt de naald nu rechtstreeks in haar hart. Ze trekt eerst wat bloed terug om zeker te zijn dat ze raak trof en spuit dan het dodelijke gif in.

Haar adem stokt onmiddellijk. Ze gooit de spuit en de verpakking weg. ‘Kiest u voor begraven of eerder voor cremeren?’. Om het woord ‘dood’ wordt in een regenboog heen gefietst. Ik beland terug bij de secretaresse die wacht op de mail van de in ‘t wit geklede veterinair in de kamer ernaast, voor de rekening: €75.

Terug naar huis met haar in een kartonnen doos. De volgende ochtend leg ik haar neer in het bos, bij haar eeuwige jachtvelden. Ze ligt opgerold tussen de bloeiende grootbloemige muur aan de voet van een jonge opgeschoten es. Ze oogt nog even soepel, al is ze zo stijf als de bovenlip van een 19de-eeuwse Brit.

Ik ben mee met de tijd. Ik stuur met m’n smart een WhatsApp naar m’n gezin met een foto van haar verborgen rustplaats. Dan vervul ik haar laatste wens. Het lijkt nu alsof ze zelf weggekropen is onder het groen, zoals stervende beesten doen. Zij die haar moeten vinden, hebben er een neus voor. Ze zal opgaan in wormen onder de grond en in zangvogels in hoge bomen, waar ze zo begerig naar opkeek.

Ze maakte deel uit van ons huishouden. Omdat ze levenslang bij ons woonde, kom ik ze tegen bij elke deur die ik opendoe. Ze likte gretig de wegwerpvlootjes schoon…

Een dikke week later, tijdens de onthulling van de moord op een jonge vrouw uit het geboortedorp van mijn moeder zaliger, een moord die als een naald mijn hart doorboorde – ik ben vader van twee twintigerdochters – komt er een handgeschreven kaartje toe per post. ‘Beste, Wij wensen jullie veel sterkte met het verlies van jullie Poes. Onze innige deelneming’. Getekend door de jonge secretaresse en de witte veearts. Aan de ommezijde in zwart-wit ruggelings een kat starend in de verte in een steriel aangeplant bos.

Onze kat heette Poes, vandaar hun attente hoofdletter. Ik ging als boer tientallen jaren met varkens, schapen en kippen om en dus ook met hun leven, lijden en dood. Ik diende als boer zelf duizenden injecties toe, meestal kalmeermiddelen. Soms honderd na mekaar met dezelfde spuit die jaren diende. Ik castreerde duizenden biggen en doodde tientallen, misschien wel honderd of meer, dieren om velerlei redenen. Zij stilden uw honger.

Toen ik begon kregen fokzeugen een naam (toen ik stopte had elk dier een oornummer). Toen ik begon werden ze drachtig en wierpen ze (nu zijn ze zwanger en bevallen ze). Sindsdien veranderde de houding tegenover dieren zoals het klimaat bij zes graden opwarming. Het is moeilijk om je in te leven in een eerdere tijdsgeest. Het is lastig om daarover te oordelen. Het is simpeler te veroordelen.

Ik wijs nu vele dingen die ik in de jaren 70 en 80 doodnormaal vond, af. Het is makkelijk, ik heb geen varkens, geen schapen en geen leningen meer. Wij koken al decennia zonder vlees. Mijn laatste (ongecastreerd) varken, een beer dus, schonk ik op 6 december 2001 aan Gaia. Dat oogstte veel weerklank. Hij werd enkele maanden later gecastreerd wegens onhandel-baar. Varkensboeren springen dagelijks om met driftige en geile beren.

Déze wereld voelt mij soms vreemd aan. Niet alleen omdat er drie spuiten en drie naalden met zes steriele verpakking – omwille van het besmettingsgevaar – worden gebruikt om een ongeneeslijke en lijdende kat te doden, maar vooral om het artificiële commerciële petsfeertje errond. Als we nog een kat in huis halen en als ik haar overleef, ga ik er niet meer mee naar de veearts om haar volbracht leven te beëindigen. Wees gerust, ik schenk de uitgespaarde kosten wel aan een goed doel. De vraag die in je opkomt, beant-woord ik niet. En ik blijf het besmette woord ‘dood’ gebruiken voor de dood. Lees het desnoods als een palindroom.

Hans Versteden is actief in de draaischijf van Aardewerk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *