EEN GESCHIEDENIS VAN MENSEN, DWARSLIGGERS, TOUWTREKKERS EN /OF SCHADUWLOPERS – Interview met Leen Laenens

EEN GESCHIEDENIS VAN MENSEN, DWARSLIGGERS, TOUWTREKKERS EN /OF SCHADUWLOPERS – Interview met Leen Laenens

“Als je zoekt naar het waarom van een crisis, bots je vaak op dezelfde oorzaak.”

“Aardewerk mag niet bang zijn om zijn naam te gebruiken.”

“Het blijft me verrassen dat een energietransitie gemakkelijker gaat dan een voedseltransitie.”

Aardewerk maakt een tour d’horizon langs het levenspad van Leen Laenens, voorzitster van Velt en voorvechtster van de agro-ecologie. Van Borgerhout naar Rwanda tot in Westmalle. Met een paar tussenstops in onder meer de Wereldwinkel en het federaal parlement en tussendoor een gezin met 3 kinderen. Maar altijd één constante: een nimmer aflatend engagement. Inge Bogaerts vat het samen in een sprekend beeld.

Aardewerk: We nemen een duik in jouw verleden. Waar en wanneer werd jouw interesse gewekt voor het ecologische vraagstuk en kwam jouw passie voor een andere samenleving bovendrijven?

Leen Laenens: Ik ben opgegroeid als een stadsmeisje, als nummer acht in een reeks van negen kinderen, een sober leven was voor mij vanzelfsprekend. Ik kom uit een Vlaams-Katholiek nest. Dankzij de jeugdbeweging kwam ik in contact met de natuur. Daarnaast zat ik op een school die nogal bourgeoisie was. Daar heb ik een klassenraad opgestart, wat toen revolutionair was. Het was al een revolutionaire daad als je als meisje met de fiets naar school kwam.

Het zijn twee dingen die me niet meer hebben losgelaten: de bewuste natuurbeleving en het sociaal engagement. Ik was een puber in de heftige periode van mei ‘68, dat zal ook wel hebben meegespeeld.

Ik ben groot geworden in Borgerhout, niet ver van het Xaveriuscollege. Daar leefde pater Luc Versteylen. Ik las zijn boekjes uit de Voeling-reeks gelezen.

Dat waren dingen die op mij een diepe indruk hebben gemaakt en mee hebben bepaald dat ik tropische landbouw ben gaan studeren. De studie beantwoordde niet aan wat ik zocht. Het sociaal-ecologische kwam nergens aan bod. Het kolonialisme was toen nog heel recent. Eigenlijk leerden we iets dat ik kan omschrijven als koloniale landbouw. Dat heeft mij en sommige medestudenten gevormd tot activist. We wilden weten hoe je mensen kan leren voedsel produceren in tropische landen en niet hoe je mensen opleidt tot arbeiders die rubber, koffie en thee moeten ontginnen.

Het zijn allemaal kleine dingen, maar als ik nu terugkijk, moet ik vaststellen dat ze allemaal wel een betekenis hebben gehad. Iedereen heeft het in zich om activist te worden, maar je hebt een trigger nodig om het op gang te krijgen.

De Oxfam Wereldwinkel speelt een belangrijke rol in jouw leven?

Ik ben daar thuisgekomen. Dat was destijds een zeer maatschappijkritische beweging enveel meer dan nu een intellectuele oefening. Vrij vlug na mijn afstuderen ben ik getrouwd en zijn mijn man en ik naar Rwanda getrokken. Hij kon er gaan werken in de plaats van legerdienst te doen. Ik had nog geen job en het wat naïeve idee dat ik meteen een job zou hebben. Met wat geluk heb ik toch een job gevonden in een FAO-project (Food and Agriculture Organization van de Verenigde Naties, nvdr.) rond erosiebestrijding. Rwanda wordt het land van 1000 heuvels genoemd waar toen meer dan 90% boeren waren. Er stierven gelukkig minder kinderen dan vroeger waardoor er onvoldoende landbouwgrond beschikbaar was in de valleien.

Wij zeiden tegen de boeren: op een helling moet je een terras aanleggen en dat doe je zus en zo. Zij hadden die kennis niet, maar zij hadden wel andere kennis, en dan moest je een manier vinden om vanuit hun kennis te vertrekken. Eigenlijk zou ik beschaamd moeten zijn dat ik als 22-jarige, pas afgestudeerd – dus veel theorie, weinig praktijk gezien – aan de boeren ging zeggen hoe ze aan landbouw moesten doen. Ik denk dat ik er volwassen ben geworden. Ik werd daar geconfronteerd met vraagstukken als ecologie, voedselproductie en de aangroei van de bevolking.

Je bent opgegroeid met een katholieke achtergrond. Heeft je tijd in Afrika je kijk op het katholicisme veranderd?

Ik ben in dat land mijn geloof verloren. Het was de streek van de vulkanen: vruchtbare grond met overbevolking. We spreken over een andere periode dan nu in Rwanda. Een aantal jaren geleden ben ik teruggegaan voor een opdracht van Broederlijk Delen en heb daar een ander Rwanda teruggezien.

Ik werkte in Rwanda tijdens de regeerperiode van President Habyarimana, een fanatieke gelovige die een verbod uitsprak tegen anticonceptiva. Een bevriend arts werd het land uitgezet omdat hij een vrouw bij haar zevende bevalling en met haar akkoord had gesteriliseerd. Dat kwam hard binnen bij mij. Ik heb er ook veel goede dingen gezien. Er zat daar een Vlaamse broeder met een landbouwschool die voor mij een echte inspiratiebron was. Die vertelde me zijn methode: zondags na de mis nam hij de boeren – en de meeste waren boeren, er was bijna geen industrie – mee naar de oever van de rivier en hij stelde hen de vraag of ze wilden dat hun oudste zoon ook boer werd. Zo ja: wat ga je dan je andere kinderen geven? In hoeveel stukken kan je je land verdelen? Hij gaf hen de boodschap mee dat als ze niets zouden veranderen, ze beter hun oudste zoon in het water konden duwen want er was voor hem toch geen toekomst.Hij verstond de kunst om de landbouwschool te koppelen aan de problematiek van de bevolkingsgroei.

Hoe zat het met de vrouwen?

Coopibo, nu Rikolto, had daar specifieke projecten voor. De vrouwen werden niet uitgesloten, maar – dat heb ik daar ook geleerd – je moet een specifieke vrouwenwerking opzetten om met vrouwen emancipatorisch te kunnen werken. Hoewel vrouwen het land bewerkten, was het de traditie hen uit te sluiten als mensen bijeengebracht werden. Dat was de taak van mannen. Ik heb daar toen weinig mee gedaan, misschien was ik nog te jong en had ik nog niet genoeg power. (lacht) Ik heb bij Coopibo gezien dat je veel meer kan bereiken met vrouwengroepen.

Naar het parlement

Jouw activisme heeft een hele geschiedenis. Je bent ook politiek actief geweest, voor Agalev. Wat heeft die keuze bepaald?

Die keuze valt niet te herleiden tot een bepaald moment. Na Rwanda zijn we in Westmalle gaan wonen. Ik had geen betaalde job en zag me niet functioneren in de toenmalige Vlaamse landbouw, maar ik had wel oren en handen naar alles wat met actievoeren te maken had. In Malle zaten we toen bijvoorbeeld met een probleem van bodemvervuiling. De oude kleiputten werden gebruikt als stortplaats. Dat werd niet als een probleem ervaren door de lokale politiek. Actief in meerdere actiegroepen moest ik vaststellen steeds tegen de muur te botsen van de conservatieve baronieën die zonder onderbreking jarenlang de politieke meerderheid bepaalden. Als reactie daarop zijn we gestart met Grim (Groepering Inspraak & Milieu). Vrij vlug is Hugo Van Dienderen – en met hem ook andere mensen van Agalev – met ons komen praten. We hebben hen kunnen overtuigen om hier niet met een Agalev-groep te beginnen. Ik was toen al wel lid van de partij.

Waarom wilden jullie niet onder de vlag van Agalev uitvaren?

Een aantal mensen wilde bewust onafhankelijk blijven in de politiek en om lokaal meer te kunnen bereiken. Niet vergeten: we zijn hier in de kempen, dat is niet zoals in Antwerpen. Agalev riep hier een ander beeld op bij de mensen. Maar we stopten het ook niet weg. In onze folder werd ik voorgesteld als een lid van Agalev, anderen waren lid van de VU, er zat ook een progressieve socialist bij. De focus lag op de inhoud: een sterk programma. En dat werkte: bij de verkiezingen hadden we vier verkozenen. Samen met de Democratische Beweging Malle hebben we een progressief, liberaal, groen en sterk bestuursakkoord onderhandeld. En ik belandde meteen in het schepencollege.

Je leert op die manier in snel tempo de praktijk van de politiek. Het grote voordeel van die coalitie was dat de meesten nieuw waren in de politiek. We hebben veel in gang gezet. We waren toen de eerste gemeente in Vlaanderen die 0,7% van de begroting aan mondiaal beleid spendeerde, en nog steeds doet. We waren ervan overtuigd dat we dingen in gang moesten zetten voor de lange termijn met duidelijke plannen, los van politieke overtuiging. We werkten een natuurontwikkelingsplan en een waterbeheersplan uit.

Dan komen de federale verkiezingen van 1999…

Er was een modellijst, maar de militanten vonden dat die te weinig donkergroen gekleurd was. Agalev had een grote diversiteit van mensen die allemaal hun eigen thema belangrijk vonden. Uiteindelijk kreeg ik, met mijn donkergroen profiel, de eerste opvolgersplaats van een lijst die getrokken werd door Eddy Boutmans.
De toen heersende dioxinecrisis heeft alles in een stroomversnelling gebracht. Agalev kon mee in het beleid stappen. Aangezien Eddy Boutmans staatssecretaris werd, ben ik via de opvolgersplaats in het parlement beland. In het parlement heb ik hard gestreden voor de Commissie Duurzame Ontwikkeling en die is er de volgende legislatuur toch gekomen. Misschien symbolisch, maar voor heel wat juristen is het toch een belangrijke kapstok.

Crisis na de Zomerweek

Wat heeft je engagement nog mee vorm gegeven?

Op een gegeven moment in de jaren ‘80 voelde ik de behoefte om iets meer te doen dan vrijwilligerswerk alleen en ben menselijke ecologie bij Luc Hens aan de VUB gaan studeren. Ik leerde holistisch denken. Ik heb daar Roger Jacobs leren kennen, die me de weg wees naar de Groene Filosofen en ook naar Bookchin. We dachten samen rond Bookchin en landbouw een eindwerk te maken. Marc Pallemaerts – die jammer genoeg veel te vroeg gestorven is – waarschuwde dat dit eerder een doctoraatsstudie aan het worden was. Marc gaf milieurecht, maar betekende als persoon veel meer dan het vak dat hij gaf. Hij leerde me dat mensenrechten en milieu samenhangen.

Ondertussen zaten we met de vrijwilligers van Wereldwinkel en Bond Beter Leefmilieu samen om de grote VN-conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling in 1992 voor te bereiden. De als noodzakelijk ervaren samenwerking tussen de milieubeweging de Noord-Zuidbeweging heeft dan geleid tot het Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling waar ik samen met Erik Paredis voor heb gewerkt. Het doet me plezier om vast te stellen dat het kleine Vodo een broedkamer was voor mensen als Nick Meynen en Leida Reinhoudt. Daar heb ik ook Jeanneke Van de Ven beter leren kennen. Wij wilden én de vrouwenbeweging én de milieubeweging én de vredesbeweging én Noord-Zuid én de boerenbeweging samenbrengen.

Het was ook de periode dat ik het ecofeminisme heb ontdekt, met Vandana Shiva. Landbouw en voeding bleef een belangrijk thema in mijn leven. Ik denk dat we vier jaar met een werkgroep zijn bezig geweest om een goede definitie te vinden van “duurzame landbouw”. Toen waren we ervan overtuigd dat de Boerenbond mee in het bad moest, anders zouden ze hun eigen definitie uitrollen, maar daar zijn we op terug gekomen.

Wat is de juridische betekenis van het concept duurzame ontwikkeling volgens jou?

Onderschat de enorme stap niet die de politiek moet zetten om een maatschappelijke tendens om te zetten in een kader waarmee juristen aan de slag kunnen. Het begrip “duurzame ontwikkeling” had in 1999 wel verschillende interpretatie, het ging voor ons eigenlijk over onontwikkeling. Ecologie of duurzaamheid werden niet gezien als maatschappelijke thema’s. De andere politieke fracties in het federaal parlement vonden dat het geen maatschappelijk probleem was maar eerder een thema van en voor Agalev.

Ik ben vandaag nog altijd enorm teleurgesteld als ik zie dat een klimaatbeleid gereduceerd wordt tot een CO2- beleid. Die bredere, holistische benadering gaat verloren. Ik ben een optimist, maar soms vraag ik me toch af hoe het kan dat we met de ogen dicht de afgrond in duiken. De zomerweek van Aardewerk is voor mij een verademing. Ik kan er gesprekken voeren met mensen die je snel begrijpen. Alles komt daar mooi samen.

Hoe ben je in contact gekomen met Aardewerk?

In de beginperiode, toen het nog werd georganiseerd door de Groene Filosofen, die los van Agalev wilden werken aan diepgang. Ik weet nog dat ik na een Week van de Groene Filosofen over deep ecology – van onder meer Arne Næss – thuiskwam, en bijna in een persoonlijke crisis ben verzeild. Ik ging me net politiek engageren en dat vergde een hoop toegevingen… Tijdens die week heb ik vaak gesproken met mensen als Ullrich Melle, Oswald Noppe en Jef Peeters. Ik heb daar ook geleerd dat het een inspiratiebron kan zijn, die je niet strikt hoeft te interpreteren en toe te passen op je eigen leven.

De zomerweken doen me wat denken aan de volkskampen, zoals ze georganiseerd werden door de volkshogeschool Elcker-ik, in de jaren ‘80 en ‘90. Zij huurden het domein de Hoge Rielen af en daar kon je ook als jong gezin naartoe want ze hadden heel interessante activiteiten voor alle leeftijdsgroepen. ‘s Ochtends kon je een lezing volgen en ‘s avonds zwaar fuiven, een beetje zoals de werking van Aardewerk, maar dan breder, niet uitsluitend gericht op de ecologische problemen en er waren veel meer deelnemers. Dat soort dingen heb ik altijd nodig gehad om me op te laden en me intellectueel te voeden.
In de periode na Rwanda had ik geen betaalde job en ik probeerde toen om zelfredzaam te zijn: groenten kweken, een geit voor de melk, zelf de kleren van de kinderen maken en dat soort dingen – iets dat ik heb gemist toen ik in de politiek ging. Maar dan dacht ik tezelfdertijd: wat zit ik hier thuis te doen als vrouw? Alles veranderde snel toen ik in de politiek verzeilde en plots 80 uur per week aan het werk was. De melkgeit moest vertrekken en de groentetuin werd verwaarloosd.

De boemerang van de kiesdrempel

Politiek en daarnaast nog een huishouden te runnen…

We hebben drie kinderen en een pleegkind dus dat was soms wel pittig. Ik heb me wel al eens afgevraagd of de kinderen niet te veel hebben moeten missen, maar als ik het hen vraag zeggen ze dat het niet het geval was. Ze hebben daardoor ook geleerd – vooral de dochters dan – dat één iemand zich binnen een gezin niet hoeft weg te cijferen om alleen het huishouden draaiende te houden.

Ik zie ook een stuk van mijn engagement terugkomen in de kinderen. Barbara heeft dat al lang in haar. Toen ze acht jaar was, ging ze bijvoorbeeld met mij mee de standjes van de Wereldwinkel opzetten in het dorp, en dan vroeg ze zich af waarom niet iedereen de koffie van de Wereldwinkel kocht, want het kon toch niet zo moeilijk zijn om te begrijpen dat die koffie beter was. Dat zijn dan dingen die je hen meegeeft. Ik was weinig thuis en uiteraard had ik hulp in huis om de zaken niet helemaal in het honderd te laten lopen. Zoals met veel dingen in het leven, denk je achteraf: hoe heb je dat voor elkaar gekregen, maar je deed het gewoon.

Hoe is jouw politieke carrière geëindigd?

Dat is me overkomen. Ik had mijn plek in de politiek gevonden door een heleboel leergeld te betalen. Ik onderhield een goede relatie met de pers – niet op de manier dat ik met mijn gezicht en quotes veel in beeld kwam – maar ze wisten me te vinden als ze informatie nodig hadden over bepaalde dossiers, ik was als parlementslid nogal een dossiervreter.

Ik was ook bezig met dingen die niet zo catchy waren, zo heb ik bijvoorbeeld veel energie gestoken in de onderzoekscommissie naar de moord op Lumumba. Ik was en ben daar best fier op, maar daar heb ik geen stemmen mee gewonnen.

Het was ook de periode dat landbouw als bevoegdheid werd geregionaliseerd en ook van de opkomst van de genetische manipulatie. Allemaal zaken waardoor ik bekend was bij journalisten en NGO’s, maar niks dat me tot een stemmentrekker zou maken. De partij vond me dus ook geen lijsttrekker en dan zeggen ze: sorry, maar je bent van de provincie Antwerpen en daar hebben we veel goede politici. Ik kreeg sowieso geen verkiesbare plaats, maar de verkiezingen van 2003 liepen ook nog eens faliekant af.

Ik heb me heel hard verzet tegen de invoering van de kiesdrempel. Wij hadden nooit in het parlement gezeten met die kiesdrempel. Dat is als een boemerang terug in ons gezicht gevlogen, want we haalden bij de volgende verkiezingen de kiesdrempel niet. Toen hadden we niemand meer in het federaal parlement.

Ik had mijn ontslag gegeven bij Vodo. Als je een politiek mandaat hebt gehad, dan kan je niet teruggaan naar een NGO, want dan word je heel erg gelieerd aan die politieke partij. Na een aantal maanden solliciteren, ben ik bij Bioforum als beleidsmedewerker kunnen beginnen en later als directeur.

Voedsel moet anders

Bioforum bestond toen nog niet lang?

Inderdaad. Het was de beweging van biologische boeren. De ambitie was om een organisatie op te zetten die de bio-voedselketen zou vertegenwoordigen. In de praktijk is de boer ondergeschikt aan de partijen verderop in de keten. Wij wilden vanuit de boer vertrekken. Ik heb daar ook geleerd dat de biologische landbouw op dat moment het beste was op het vlak van ecologische voeding omdat er een lastenboek was, waardoor je dus een gegarandeerde controle had. Een tweesnijdend zwaard omdat een aantal voorwaarden die nodig zijn om van ecologische voeding te kunnen spreken, niet in het lastenboek zitten. Ik denk aan energie- en waterverbruik, dingen die elk jaar belangrijker werden en die je wel terugvindt in een agro-ecologisch landbouwsysteem.

Kan je iets meer vertellen over het ontstaan van Voedsel Anders?

In die periode werd ik ook erg actief in de internationale beweging IFOAM (International Federation of Organic Agriculture Movements; de wereldwijde koepelorganisatie van de biologische landbouw- en voedingssector, nvdr.). Het mag verwonderen dat de waarden van de biologische landbouw pas rond 2004 werden gedefinieerd en die waarden gaan veel verder dan het lastenboek. Zorg is een van de basiswaarden, zorg voor mens en omgeving, en dat mondt uit in een volwaardige prijs voor de producten van de boer.

Uiteindelijk heeft het geleid tot de oprichting van het netwerk van Voedsel Anders, een beweging rond agro-ecologie, wat veel meer is dan een landbouwsysteem. Voedselsoevereiniteit is een essentiële voorwaarde. Velt was naast Bioforum één van de trekkers. Niet toevallig ontstaan in Brazilië waar de wieg stond van Paulo Freire (pedagoog, schrijver van het boek Pedagogiek van de onderdrukten, nvdr.) en van de beweging van mensen zonder grond. Het is ook het land van de bevrijdingstheoloog Marcelo Barros die aangaf dat voedsel produceren vanuit de aarde moet vertrekken. Als je dat op een menswaardige manier doet dan kom je uit bij iets heel anders dan de uitbuiting door grote bedrijven. Ook de wijsheid van de inheemse volkeren… allemaal dingen die veel te lang niet gezien werden.

In die periode had je ook het ontstaan van CSA-boerderijen, waar de boeren eerder op basis van vertrouwen dan van een lastenboek werken met de burgers. In Nederland was er in 2010 een groot congres waarin het gegeven “voedsel moet anders” centraal stond. Daarin was ook de Noord-Zuidbeweging heel actief. Dat heeft ons mee geïnspireerd om een gelijkaardig netwerk op te starten. In Wallonië werken we samen met AiA, Agroecology In Action.

Voedsel Anders bestaat uit organisaties en verenigingen die zich herkennen in het charter. Nu wordt de beweging verder uitgerold richting lokale initiatieven en burgers. We hebben bij Velt een heleboel samentuinen, maar je hebt ook heel wat onafhankelijke transitiegroepen die in de praktijk iets willen doen rond voedselproductie. Hoe sterker we staan, hoe meer we kunnen wegen op het beleid.

Op onze website (www.voedsel-anders.be, nvdr.) kan je portretten terugvinden van al die verschillende organisaties, zo krijg je een divers pallet van 25 organisaties. Voedsel Anders werd door de Vlaamse overheid erkend als milieu- en natuurvereniging. We hopen agro-ecologische landbouw- en voedselsysteem meer ingang te doen vinden. Het blijft me verrassen dat een energietransitie gemakkelijker ingang vindt bij de mensen en het beleid dan een voedseltransitie.

Op zoek naar een nieuw denkkader

In een interview zei je het ooit zo: “Het is niet eenvoudig om agro-ecologie aan de man te brengen het gaat om een nieuwe vorm van denken en het eerste wat we moeten doen is afleren”.

Marjolein Visser, die aan de ULB een leerstoel agro-ecologie heeft opgericht, zegt: je moet het denkkader waarbinnen je je kennis gebruikt, verlaten en inruilen voor een nieuw denkkader. Heel belangrijk voor mij. Vertrekken van de kennis die er bij de boeren is, is iets heel anders dan vertrekken vanuit het handboek bodemkunde. Je hebt dat handboek nodig, maar het is iets heel anders om te vertrekken vanuit de praktijk.

Je moet de vanzelfsprekendheid waarmee je zegt “we gaan het probleem analyseren en we hebben hiervoor de oplossing en we gaan het zo toepassen want dit is de enige manier” achter je laten. Je kan de dingen ook op een andere manier benaderen.

Iets dat ik ook geleerd heb van Joost Dessein (professor aan de vakgroep Landbouweconomie van de UGent, nvdr.) die vanuit het ILVO (Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek, nvdr.) een publicatie maakte over de hele GGO-kwestie. Hij heeft na de patattenkwestie (rond het proefveld in Wetteren in 2011, nvdr.) mensen geïnterviewd. Mensen vertrekken dikwijls vanuit een bepaalde premisse. Dat geldt ook bij een onderzoek: bij de onderzoeksvraag wordt vaak verondersteld dat er daarvoor een basiskennis is waar je niet van kan afwijken. De manier waarop genetische manipulatie wordt onderzocht, vertrekt vanuit een basisprincipe van gelijkwaardigheid, maar dat is niet gelijkwaardig. Als je daarvan vertrekt dan zie je een aantal dingen niet of op een heel andere wijze. Dat bedoel ik met “dingen afleren”. Je moet jezelf leren een ander denkkader te ontwikkelen. Het lijkt soms vanzelfsprekend dat alles met alles samenhangt, het zogenaamde holisme. Maar om dat in de praktijk te brengen, dat is niet zo vanzelfsprekend.

Ben jij gestopt met de partij-politiek?

Dat heb ik afgesloten, ik houd niet van half werk. Grim is geëvolueerd naar een groep van Groen of sp.a/Vooruit en ik voel me daar niet meer in thuis.

Het werd een stuk getriggerd door het feit dat men mij bij Wereldwinkel vroeg om voorzitter te worden en een voorwaarde was dat ik mijn politiek mandaat moest stopzetten. Zij willen een neutrale voorzitter, wat… (lacht) in de praktijk moeilijk is als je zoals ik in het parlement hebt gezeten met een bepaalde politieke kleur. Toen heb ik voor mezelf uitgemaakt dat ik als voorzitter wilde functioneren in combinatie met mijn toenmalige job.

What’s next?

Hoe ben je voorzitter van Velt geworden?

In elke job heb je lusten en lasten, dat moet in evenwicht zijn, en dat was de laatste jaren bij Bioforum niet meer het geval. Ik heb dan besloten te stoppen. Ik was zestig. Ik dacht vanaf dan verder te leven in combinatie met een groot vrijwilligersengagement, zoals ik ooit begonnen ben.

Mensen als Jan Vannoppen zijn aan mijn mouw beginnen te trekken omdat ze op zoek waren naar een nieuwe voorzitter bij Velt. Ik heb even de boot afgehouden. Ze hebben een jaar gewacht om het me nog eens te vragen.

In dat jaar ben ik twee maanden gaan stappen: de noordelijke route naar Santiago de Compostela. Ik vroeg me af: what’s next? Ik stelde bij mezelf vast dat ik veel ervaring heb opgedaan in diverse domeinen. Waarom zou ik dat allemaal achter me laten om iets totaal nieuws te doen?
Ik heb niet de gave van te tekenen of te schilderen, ook muziek is een afgesloten hoofdstuk. Ik voel me goed in een actief engagement. Ik heb me dus kandidaat gesteld bij Velt en werd voorzitter in 2013. Nog twee jaar en dan sluiten we dat af. Ik ben weer begonnen met tuinieren, hier in de buurt; in onze samentuin. Thuiskomen met een tas vol groenten van eigen kweek. Dat geeft voldoening.

Landbouw en voeding blijven voor jou de basis.

Het belang van zelf voedsel te telen, is een vorm van politiek activisme. Men zegt dat Velt geen activistische vereniging is. Dat klopt maar gedeeltelijk. Mensen die zelf hun eigen voedsel kweken, zijn het summum van de korte keten. Bij veel mensen die actief zijn bij Velt – en ik zie dat ook bij Aardewerk – is er een soort van ecologische spiritualiteit aanwezig. Ik heb het over het gegeven van de nederigheid van de mens ten aanzien van de omgeving, en dat men daarom de behoefte voelt maximaal ecologisch bezig te zijn in de tuin; naar een plek waar je kansen geeft aan biodiversiteit. In de beginperiode van Velt was er een onderscheid tussen de siertuin en de moestuin. Nu zegt men: we hebben een ecotuin. Wij zijn een heel dichtbevolkt land, in Vlaanderen bestaat 8% van de open ruimte uit tuinen. Natuurpunt heeft dat ondertussen ook begrepen. Ik geloof sterk in een beweging als Velt omdat zij zeggen: het is ecologisch leven, koken en tuinieren.

Filosoferen in de boomhut

Welke plaats heeft Aardewerk binnen die constellatie van diverse actiegroepen?
Ik denk dat Aardewerk een heel specifieke plaats heeft, maar die is misschien onvoldoende geweten. Als ik terugblik op de opleiding die ik zelf heb gevolgd – ondertussen bijna 20 jaar geleden – dan moet ik vaststellen dat ze ook jonge mensen weet aan te spreken. Er zit meer muziek in Aardewerk. Ik zie dat ook bij Velt: het is niet vanzelfsprekend dat een organisatie of beweging met meer dan 40 jaar op de teller verschillende generaties blijft aanspreken. Vorm is belangrijk: we moeten verder durven denken dan traditionele lokale afdelingen dat is niet wat jonge mensen zoeken. Toch geven ze op een andere manier uiting aan onze missie.

Bij Aardewerk heb ik hetzelfde gevoel. De combinatie die ik tijdens de zomerweken zie, zelfontwikkeling gekoppeld aan maatschappelijke transitie, dieper ingaan op bepaalde thema’s, tijd nemen, een paar dagen van het jaar om dingen on hold te zetten en veel meer focussen op “wat betekent dit voor mij en voor de samenleving”. Het spirituele heeft daarin een belangrijke meerwaarde. Bij Velt vind je het niet direct in de activiteiten terug, het is eerder impliciet aanwezig.

Je zei ooit: “In het kader van hun socialisatie moeten al mijn kleinkinderen minstens 1 zomerweek bijwonen.”

(terwijl de kat van Leen voor de webcam springt om met haar staart te zwaaien, reactie van Leen: “Dat is hopeloos, die poes”.)

Dat klopt, ik heb vier kleinkinderen en ze hebben allemaal een zomerweek meegemaakt. Een grootouder kan kleinkinderen dingen meegeven die soms afwijken van de dingen die ze thuis leren. De maaltijden tijdens de zomerweken waren bijvoorbeeld een aanleiding tot een gesprek over voeding: over wat we daar eten en waarom we het eten.

Zijn er zaken die zijn blijven hangen van de opleiding?
Ik herinner me felle discussies over de vraag of Aardewerk zich meer met activisme moest bezighouden. Pak je je eigen levenswijze op een andere manier aan of ga je meer in de richting van Extinction Rebellion?
Het was de tijd dat 4×4’s in het straatbeeld verschenen – tegenwoordig kijk je om als er een auto met een maatje kleiner passeert. Toen was de teneur: we moeten radicaal zijn anders valt dat niet tegen te houden, we moeten die banden lek steken.

Er was discussie over hoe radicaal Aardewerk zich moest opstellen, en over de plaats van burgerlijke ongehoorzaamheid. Het was de periode van het consuminderen, dat kwam sterk naar voren in de opleiding. Tegelijkertijd was er ook de reflectie naar het eigen leven, iets dat bij andere opleidingen minder aan bod komt.

Deelnemers aan Aardewerk-activiteiten zijn een diverse groep mensen, ze zijn allemaal ergens in actief, het potentieel is aanwezig om er meer mee te doen. Aardewerk mag niet bang zijn om zijn naam te gebruiken. We leven nu eenmaal in een samenleving waar namen een belletje doen rinkelen.

Welke toekomst zie je voor jezelf?

Het is geen vaststaand feit, maar ik begin erover na te denken om terug te plooien wanneer ik zeventig jaar word. Ik wil in mijn boomhut filosoferen (lacht). Maar dan vraag ik me af of dat voor mij voldoende zal zijn. Ik heb ook wel geleerd dat het goed is dat je een bepaald engagement maar voor een bepaalde tijd doet. Bij Velt zit ik in mijn laatste termijn, en zo is het goed anders is het misschien terugvallen op routine.
Ik doe niets liever dan jonge mensen op weg helpen: raad geven, met hen in gesprek gaan, luisteren naar hun ideeën en hen in contact brengen met mensen die hen kunnen verder helpen.

Ecomodernisme en agro-ecologie

Is dat ook waarom je actief bent bij Grootouders voor het Klimaat (GvK)?

GvK is ontstaan uit GroenPlus, maar ze willen breder gaan om mensen aan te spreken op hun rol als grootouder en niet om het feit dat ze een groene senior zijn. Ik vond het een heel zinvolle manier om de jonge klimaatactivisten te ondersteunen. Je kan wel naar een manifestatie gaan, daar staat geen leeftijd op, maar als studenten en scholieren de straat op gaan, dan is dat hun ding.

Ik heb nooit in mijn leven een carrièreplanning gehad. Mooie zaken komen op mijn pad. Zo heeft een goede vriendin van mij, Linda Van Mieghem, een jeugdboek geschreven over klimaat- en milieuproblemen, maar dan verwerkt tot een fantasieverhaal “De dwaalwereld van Saralinde”. De auteursrechten staat ze af aan GvK waarmee ze plaatselijk kleine projecten mee kunnen opstarten om de biodiversiteit op te krikken. Ik steun haar daarin maximaal.

Je hebt dit jaar ook iets geschreven voor de lente-editie van onze nieuwsbrief, iets over barones Geneviève de Crombrugghe die landbouwgrond schonk aan De Landgenoten.

Ik ben bestuurder bij De Landgenoten. Toen ik bij Bioforum werkte, wilde ik meer aandacht voor het probleem van de speculatie op landbouwgrond en dat is uitgemond in De Landgenoten. Geen gemakkelijk engagement. De prijs van landbouwgrond is zodanig gestegen dat het als coöperatie – die werkt met het geld van mensen – niet meer te verantwoorden valt om voor 1 ha grond 100.000 euro te moeten neertellen.

En zo denk ik dat Aardewerk in het brede geheel van de transitiebeweging een duidelijke plek kan… (denkt na) ik zou zeggen: opeisen, maar dat is niet het juiste woord. Aardewerk heeft recht op een plek daarin, en dan denk ik aan eco-spiritualiteit. Een voorbeeld is onze bomenactie die aantoont dat een boom evenwaardig is aan al het andere leven op aarde. Dat wordt niet altijd zo gezien, terwijl bomen voor veel mensen toch een waarde hebben.

Laten we om af te sluiten even filosoferen in de boomhut: als je kijkt naar wat je allemaal zelf hebt gedaan. Hoe zie jij toekomst van het eco-activisme? Je bent optimist…

Wat dat betreft ben ik eigenlijk niet optimistisch. Ik zie dat er een mondiaal probleem is van democratie, van racisme, van gebrek aan respect voor elkaar, biodiversiteit, klimaat,… We kunnen er één verhaal van maken. Maar er ontbreekt een mondiale autoriteit om dat naar beleid te vertalen.
Door de pandemie raadt de overheid aan om voedsel lokaal te kopen.

Er is blijkbaar een crisis nodig om verandering te krijgen. Hoe zorg je ervoor dat die veranderingen van blijvende aard zijn? Voor mezelf heb ik – dankzij de zomerweek – de actieve hoop van Joanna Macy leren kennen: hoe het je leert om er zelf mee om te gaan.
Ik vind het heel erg dat mensen als Maarten Boudry – die het ecomodernisme uitdraagt – zoveel spreektijd krijgen in de media, terwijl zij die de agro-ecologie voorop stellen er moeten voor vechten om gehoord te worden. Ik geloof dat er héél veel potentieel aanwezig is, maar we moeten een manier vinden om dat zichtbaar te maken.

Ik heb de aanslagen van 9/11 meegemaakt in het parlement. Ik werd bijna met boegeroep naar buiten gedragen omdat ik zei dat we ons moesten afvragen hoe zoiets had kunnen gebeuren, ik wilde het waarom weten… Dat vind ik essentieel aan dit soort van crisissen: als je kijkt naar het waarom, bots je vaak bij dezelfde oorzaak…. en ja… (haalt schouders op).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *