Rechten van de planten, logisch toch !

Rechten van de planten, logisch toch !

Boekbespreking. Stefano Mancuso, De universele rechten van de plant, Amsterdam, Uitgeverij Cossee, 2020, 99p. (Nederlandse vertaling. Oorspronkelijke titel La Nazione delle Piante, 2019),

“Wij zijn als laatsten op de aarde gekomen en gedragen ons als kinderen die overal een puinhoop van maken zonder enig idee te hebben van de waarde en de betekenis van de spullen waarmee ze spelen”, schrijft de Italiaanse bioloog, hoogleraar plantkunde, in zijn inspirerend boekje “De universele rechten van de plant”. Dat somber scenario, met de mens als soort in de hoofdrol, speelt zich af op de enige planeet in de onmetelijke ruimte waar mensen leven hebben gevonden tot nu toe. Een unieke en nietige planeet die vanaf de ruimte verschijnt als een wereld van blauw en groen met een teer weefsel van witte wolken.

Van alle levende wezens zijn de planten het langst aanwezig op aarde en vormen zij de grootste groep. Er zouden alleen al om en bij de 3000 miljard bomen op aarde zijn. Bovendien zouden de dieren, en dus ook mensen, zonder de planten niet kunnen bestaan. Zonder de planten immers geen fotosynthese en dus ook geen zuurstof. Zonder de planten ook geen voedsel voor andere levens. Thans veranderen mensen evenwel de omstandigheden op aarde zodanig dat zij zelfs voor hun eigen overleven een gevaarlijke plek is geworden. Het gecentraliseerde brein van de mensen zet in op hiërarchie en bureaucratie die het pad naar de afgrond effenen. Dat brein van de mensen kan niet zo wijs en intelligent zijn als het gedecentraliseerde, netwerkende brein van de planten. Planten overleven immers al vele miljoenen jaren langer dan de mensen.

De mensen kunnen dus wat leren van de planten, tenminste als zij zich als soort langer zouden willen handhaven. Deze op wetenschappen gebaseerde uitgangspositie bracht de auteur tot een “speelse gedachte-oefening” waarvan dit zeer toegankelijk werkje het resultaat is. Zijn boodschap komt er in feite op neer om de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (cfr. de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1948) als morele en juridische standaard te vervangen door een nieuwe standaard. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is de standaard om nationale grondwetten op te stellen of aan te passen en internationale verdragen te sluiten Die nieuwe standaard is wat Mancuso noemt de grondwet van de Natie van de Planten die hij als hun bemiddelaar heeft verwoord in acht fundamentele rechten.

De antropocentrisch geïnspireerde nationale grondwetten bepalen de rechten van de mensen, die slechts één van de vele miljoenen soorten op aarde zijn. Niet-menselijke levende wezens, andere dieren en planten, worden bij die mensenrechtenbenaderingen meestal zelfs gereduceerd tot ding. Die universele rechten van mensen vormen geen dam tegen de (zelf)destructie van levende wezens op aarde. De antropogene klimaatopwarming en zesde massa-extinctie zijn nu eenmaal van deze wereld.

De grondwet van de Natie der Planten daarentegen erkent de rechten van alle levende wezens die de gemeenschap op aarde vormen. Die grondrechten zijn gericht op het voortbestaan van het, of beter “alle”, leven op aarde. Vanuit de (Westerse) juridische realiteit conform het antropocentrische wereldbeeld klinkt zoiets revolutionair, erkent de auteur. Al was het maar omdat de focus voor de grondrechten van één afzonderlijke soort verlegd wordt naar de gemeenschap van alle levende wezens.

Marcuso tekent acht fundamentele rechten uit de grondwet van de Natie van de Planten op en voegt daar telkens een soort ratio legis (= de bedoeling of de opzet van de grondwetgever) aan toe:

  1. De aarde is het gezamenlijke huis van het leven. Ieder levend wezen bezit soevereiniteit.
    Ratio legis: het doel van het leven is het overleven van de soort. Darwin leert ons dat de evolutie diegene beloont die het meest aangepast is om te overleven. De Natie van de Planten die al veel langer dan welke menselijke natie ook bestaat, waarborgt aan alle levende wezens de soevereiniteit op aarde, voorkomt zo dat zeer aanmatigende afzonderlijke soorten zouden uitsterven en toont hiermee aan dat het brein van die laatste soorten helemaal geen voordeel is, maar een evolutionair nadeel.
  2. De Natie van de Planten erkent en waarborgt de onschendbare rechten van de natuurlijke gemeenschappen als samenlevingen die gebaseerd zijn op de relatie tussen de organismen die er deel van uitmaken.
    Ratio legis: De ecosystemen zijn zo complex dat ze alles met alles in één netwerk van levenden verbinden. De gevolgen van het menselijke ingrijpen op de ecosystemen zijn onvoorspelbaar. Dergelijke ingrepen moeten daarom worden verboden.
  3. De Natie van de Planten erkent geen dierlijke hiërarchieën die gefundeerd zijn op commandocentra en gecentraliseerde functies, en bevordert verspreide en gedecentraliseerde plantendemocratieën.
    Ratio legis: planten hoeven door hun vermogen tot fotosynthese niet te bewegen om voedsel te zoeken. Dieren wel. Planten kunnen niet ontsnappen aan hun predatoren. Dieren wel. Dit verklaart waarom dieren de verschillende functies (zien, horen, ademen, denken enz.) concentreren in gespecialiseerde organen die gestuurd moeten worden door hun brein, evenzeer waarom planten diezelfde functies verdelen over hun hele lichaam. Hiërarchische en bureaucratische organisatievormen zijn kwetsbaar, afstandelijk en inefficiënt in vergelijking tot modulaire, gedecentraliseerde organisatiemodellen.
  4. De Natie van de Planten respecteert universeel de rechten van de op dit moment levenden en van de levenden van volgende generaties.
    Ratio legis: de menselijke soort kijkt naar de aarde, het huis van alle leven, alsof deze onder zijn exclusieve bevoegdheid valt en merkt nauwelijks op welke schade door zijn predatoractiviteiten al is aangericht. Bij de vorige vijf catastrofale massa-extincties zijn nooit zoveel soorten in zo’n uiterst kort tijdsbestek uitgestorven. De consequenties van de huidige massa-extinctie kunnen we niet inschatten.
  5. De Natie van de Planten waarborgt het recht op schoon water, een schone bodem en schone lucht.
    Ratio legis: omzeggens alle energie op aarde is afkomstig van de zon. De enorme hoeveelheid organisch materiaal die planten door fotosynthese regeneren, is de bron van leven op aarde. Sinds de industriële revolutie heeft het menselijk consumptiepatroon de koolstofkringloop ontregeld. Ondanks alle goede bedoelingen heeft de menselijke soort de antropogene CO2-uitstootcurve niet naar beneden omgebogen. Alleen de planten hebben bewezen de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer drastisch omlaag te kunnen brengen. De onaantastbaarheid en instandhouding van de bossen en de verplichting om bodem, lucht en water intact te houden, moeten een plaats krijgen in alle grondwetten van de menselijke naties.
  6. Verbruik van iedere natuurlijke hulpbron die niet hernieuwbaar is voor toekomstige generaties van levenden, is verboden.
    Ratio legis: de aarde heeft beperkte afmetingen en kan niet onbeperkt hulpbronnen leveren. Een beperkte hoeveelheid hulpbronnen kan geen onbeperkte groei van de consumptie ondersteunen. De menselijke soort leefde in 1970 van wat de aarde kon regeneren terwijl diezelfde hoeveelheid in 2018 al op 1 augustus was verbruikt. Uit onderzoek blijkt dat veel van de belangrijkste hulpbronnen die ons economisch model en onze technologie ondersteunen, uitgeput raken (olie, koper, aluminium, steenkool, ijzer, …) en dat de natuurlijke hulpbronnen die voor ons overleven van fundamenteel belang zijn (bossen, bodem, het aantal bestaande levende soorten) een point of no return zullen bereiken. Ondanks de enorme wetenschappelijke en technologische vooruitgang in de afgelopen vijftig jaar of het beleid dat die vooruitgang regelt, leidt een grotere doelmatigheid van het gebruik van een hulpbron (maw. de benodigde hoeveelheid voor een toepassing kan gereduceerd worden) niet tot het afnemen van het verbruik van die hulpbron, integendeel de vraag wordt groter (i.e. “de paradox van Jevons”). Planten kennen deze problemen niet. De plantenwereld volgt, net als ieder ander natuurlijk systeem, de simpele regel van groeien zolang je groeien kunt volgens de beschikbare hulpbronnen. Planten passen hun eigen anatomie structureel aan wanneer omstandigheden, zoals schaarste aan voedingsstoffen of water, veranderen (i.e. “fenotypische plasticiteit”).
  7. De Natie van de Planten heeft geen grenzen. Ieder levend wezen is vrij om zonder enige beperking erdoorheen te trekken, zich er te vestigen en te leven.
    Ratio legis: Niet enkel dieren maar ook planten kunnen voelen en bewegen. Planten kunnen zich enkel gedurende hun leven niet verplaatsen. Ze moeten daarom wel gevoeliger zijn dan dieren, als ze willen overleven. Planten hebben het vermogen om te reizen en hun verspreidingsgebied uit te breiden. Dezelfde krachten die menselijke populaties tot migratie brengen, zoals de klimaatopwarming, werken even hardnekkig in alle levende wezens. Migreren is een natuurlijke overlevingsstrategie en zelfs de essentie van het leven.
  8. De Natie van de Planten erkent en bevordert wederzijdse hulp tussen de natuurlijke gemeenschappen van levende wezens als instrument van samenleven en vooruitgang.
    Ratio legis: de evolutietheorie gaat over het overleven van “de best aangepaste”, niet van de beste, de sterkste, de intelligentste, de grootste of de wreedste. De kenmerken van de best aangepaste zijn nooit dezelfde, maar hangen af van de oneindige veranderlijkheid van de omgeving en de omstandigheden. De relaties tussen de levenden zijn ongelooflijk veel complexer en worden beheerst door krachten die veel diverser zijn dan simpele concurrentiestrijd (“de wet van de jungle”). Samenwerking en dus wederzijdse hulp (“symbiose”) niet concurrentiestrijd is de bepalende factor voor het succes van de soort. Planten vechten dan wel vaak oorlogen met elkaar uit, ze zijn de onbetwiste meesters van de wederzijdse hulp. Zij hebben door middel van allianties en verbonden overal op aarde mutualistische gemeenschappen weten op te bouwen.

De lezer die dit werkje leest met de bril op van zijn of haar wetenschappelijke discipline (rechtswetenschap, …) zal ongetwijfeld in de marge een resem aantekeningen kunnen maken. Dat is op zich al een verdienste van de auteur. Wetenschappen leven van de tegenspraak. Door het essay op te vatten als “speelse” gedachten van de auteur met een boodschap, kan het ook verfrissende, inclusievere gespreksstof bieden in het maatschappelijk debat over de noodzaak en de inhoud van een aangepaste waardenschaal van de antropocentrisch geïnspireerde samenlevingen. Het boekje zou dan “brandstof” kunnen zijn voor dat debat. De auteur draait de suprematie van de mensen op de andere dieren en planten om. De onvolkomenheden van de (Westerse?) mensen ten spijt getuigt de auteur er toch van dat hij durft te hopen dat zij (wij) de wijsheid en de intelligentie bezitten om het onheil van verdere klimaatopwarming, massa-extinctie, … af te wenden. Of, hoe we dwalen in het antropoceen (Ten Bos, R. Dwalen in het antropoceen, Amsterdam, Boom uitgevers, 2017, 191p.).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *